RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/rolnr.: 192271 CV EXPL 05-3520 (NB)
Uitspraakdatum: 14 december 2005
1. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
De Stichting Aanvullingsfonds WW voor de Bouwnijverheid
2. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
De Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid
3. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
De Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid
4. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
De Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid
5. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
De Stichting Scholingsfonds voor het Bouwbedrijf
6. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
De Stichting Vacantiefonds voor de Bouwnijverheid
7. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
De Stichting Vroegpensioenfonds voor het Bouwbedrijf
8. de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
De Stichting Vroegpensioenfonds voor het UTA-personeel in de bouwbedrijven
allen gevestigd te Amsterdam
eisende partijen in conventie / gedaagde partijen in voorwaardelijke reconventie
verder ook gezamenlijk te noemen: De Stichting
gemachtigde: Vesting Finance Incasso BV h.o.d.n. Vesting Finance te Hilversum
de besloten vennootschap
Bouwbedrijf Warmenhuizen B.V.
gevestigd te Warmenhuizen
gedaagde partij in conventie / eisende partij in voorwaardelijke reconventie
verder ook te noemen: Warmenhuizen
gemachtigde: mr. J. Tophoff, advocaat te Alkmaar.
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
De Stichting heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 25 juli 2005.
Warmenhuizen heeft in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in voorwaardelijke reconventie een tegenvordering ingesteld.
Na beraad is gediend van repliek in conventie / antwoord in voorwaardelijke reconventie en dupliek in conventie / repliek in voorwaardelijke reconventie.
Vervolgens is gediend van dupliek in voorwaardelijke reconventie.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De Stichting vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Warmenhuizen tot betaling van een bedrag ad € 1.747,67, rente en kosten rechtens.
De Stichting stelt hiertoe, zakelijk samengevat, dat Warmenhuizen een bedrag van € 24.765,00 ter zake van achterstallige verzekeringspremies aan haar verschuldigd was. Ondanks aanmaningen bleef Warmenhuizen in gebreke met betaling hiervan, zodat De Stichting genoodzaakt was haar vordering uit handen te geven aan haar gemachtigde. Ingevolge de op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke voorwaarden, die onderdeel uitmaken van de toepasselijke CAO, maakt De Stichting tevens aanspraak op wettelijke rente ad € 557,67 alsmede buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.190,00. Na aanmaning van de incassogemachtigde heeft Warmenhuizen een bedrag van € 24.765,00 betaald, zodat de vordering nog een bedrag van € 1.747,67 beloopt.
Op het verweer van Warmenhuizen zal bij de beoordeling, voor zover van belang, worden ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
In het geval dat Warmenhuizen in conventie wordt veroordeeld tot enige betaling aan De Stichting vordert Warmenhuizen in reconventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van De Stichting tot betaling van een bedrag van € 330,22, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van betaling.
Warmenhuizen stelt hiertoe, zakelijk samengevat, dat zij door onjuiste voorlichting van De Stichting kosten heeft moeten maken voor juridische bijstand tot een bedrag van € 330,22.
Op het verweer van De Stichting zal bij de beoordeling, voor zover van belang, worden ingegaan.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Buitengerechtelijke (incasso) kosten zijn verschuldigd indien en nadat de schuldenaar in verzuim is geraakt en als de buitengerechtelijke bemoeiingen redelijk zijn. Rente is verschuldigd indien en nadat de schuldenaar in verzuim is geraakt of na ommekomst van de in art. 6:119a BW genoemde termijnen.
Van De Stichting mag worden verlangd dat zij, zeker nu ter zake expliciet verweer is gevoerd, de nodige feiten en omstandigheden stelt, op grond waarvan het voorgaande kan worden beoordeeld. Dat heeft zij niet gedaan.
Immers, als de vordering is gebaseerd op de stelling dat Warmenhuizen in verzuim is geraakt op grond van tussen partijen geldende contractuele bepalingen (algemene voorwaarden, reglementen e/o CAO) kan De Stichting niet volstaan met de mededeling dat deze bepalingen aan Warmenhuizen bekend zijn en met het overleggen van een enkele regeling van een derde (een Stichting, die zelf geen partij is in deze procedure).
Zij had daarentegen moeten aangeven krachtens welke bepaling(en) Warmenhuizen jegens ieder van eiseressen op welk moment in verzuim is geraakt (onder overlegging van de betreffende regelingen – conform het bepaalde in art. 85 Rv) en, of en zo ja hoe zij vanaf dat moment wettelijke of contractuele vertragingrente heeft berekend. Bovendien had zij moeten aangeven welke buitengerechtelijke werkzaamheden zij vanaf dat moment heeft gedaan ter incasso van de hoofdsom en nadien van de resterende kosten.
Indien daarentegen Warmenhuizen volgens De Stichting in verzuim is geraakt en rente verschuldigd geworden ingevolge de wettelijke regeling van art. 6:82 en 6:119a BW had zij moeten aangeven op welke momenten de termijnen zijn verstreken waarbinnen Warmenhuizen vergeefs in gebreke is gesteld en wanneer de diverse facturen door haar zijn ontvangen.
Bedoelde informatie valt niet of in onvoldoende mate uit de processtukken en producties te putten. De omstandigheid dat de betreffende facturen te laat zijn betaald, rechtvaardigt op zich nog niet de thans gevorderde bedragen. De verschuldigdheid en juistheid kan uiteraard niet enkel op gezag van De Stichting en haar gemachtigde worden aangenomen. Om deze beoordelen is meer informatie nodig. De Stichting heeft voldoende gelegenheid gehad deze in te brengen. De conclusie moet dan ook thans zijn dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, zodat ze voor afwijzing gereed ligt.
De Stichting dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
in voorwaardelijke reconventie
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen en beslist, kan de vordering in reconventie buiten bespreking gelaten worden.
Veroordeelt De Stichting in de proceskosten, die tot heden voor Warmenhuizen worden vastgesteld op een bedrag van € 300,00 voor salaris van de gemachtigde van Warmenhuizen, waarover De Stichting geen BTW verschuldigd is.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 14 december 2005Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.in het openbaar uitgesproken.