ECLI:NL:RBALK:2006:AV0861

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
2 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
85337/KG ZA 06-8
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.M. Vrakking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van concertvleugel en schadevergoeding in faillissement

In deze zaak heeft de curator van de failliete stichting Welzijnsstichting Texel een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel de afgifte van een concertvleugel te vorderen. De curator stelt dat de vleugel, die aan de stichting was geschonken, tot de faillissementsboedel behoort. De curator vordert primair dat [gedaagde] de vleugel binnen vijf dagen afstaat, op straffe van een dwangsom, en subsidiair een voorschot van €4.500,- op schadevergoeding. De curator stelt dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de verdwijning van de vleugel, die in december 2005 uit Hotel Den Burg is ontvreemd. De curator heeft ook onderhandelingen gevoerd met een derde partij voor de verkoop van de vleugel, maar deze is niet doorgegaan door de verdwijning.

Tijdens de zitting heeft [gedaagde] de beschuldigingen ontkend en betoogd dat hij niet betrokken is geweest bij de verdwijningen. Hij heeft wel erkend zich moreel verantwoordelijk te voelen voor de vleugel, maar stelt dat de stichting niet de eigenaar is, omdat zij zich niet aan de voorwaarden van de schenking heeft gehouden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de curator voldoende bewijs heeft geleverd dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de eerste verdwijning van de vleugel. De rechter heeft de primaire vordering tot afgifte van de vleugel afgewezen, omdat de verblijfplaats van de vleugel onbekend is. De subsidiaire vordering tot betaling van €4.500,- is toegewezen, omdat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die de boedel heeft geleden door de verdwijning van de vleugel.

De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] ook veroordeeld in de proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is uitgesproken op 2 februari 2006.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
KG nummer: 85337/KG ZA 06-8
datum: 2 februari 2006
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
[de curator/eiser], handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de stichting Welzijnsstichting Texel,
kantoor houdende te Den Helder,
EISER IN KORT GEDING,
procureur mr. A.J.J. [de curator/eiser],
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Den Burg, gemeente Texel,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. M.L.M. Frantzen te Ouderkerk aan de Amstel.
Partijen zullen verder ook worden genoemd "de curator" respectievelijk "[gedaagde]".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 23 januari 2006 heeft de curator gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
[gedaagde] heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van de curator de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Bij overeenkomst van 25 februari 2000 heeft [A.] aan de stichting Welzijnsstichting Texel (hierna ook: de stichting) een concertvleugel overgedragen, waarbij de stichting de exploitatie van de concertvleugel (hierna ook: de vleugel) op zich heeft genomen. In die overeenkomst is onder meer opgenomen dat het doel daarbij is de vleugel ten goede te laten komen aan het Texelse sociaal-cultureel (verenigings-)leven.
2.2 Op 14 april 2005 is de stichting in staat van faillissement verklaard, met benoeming van[de curator/eiser] tot curator.
2.3 In december 2005 is de vleugel uit Hotel Den Burg (de standplaats van de vleugel) weggenomen. In de Texelse Courant is daarna een artikel verschenen, waarvan de inhoud, voor zover van belang, als volgt luidt:
"[gedaagde] 'kidnapt' concertvleugel
(...)
De man achter de 'ontvoering' was al snel bekend.[gedaagde] uit Den Burg meldde direct na afloop dat hij de initiatiefnemer was.
(...)
[gedaagde] wilde zichzelf al direct als dader aangeven bij de politie (...)
(...)
Toen genoemde datum naderde besloot [gedaagde] de verkoop van de vleugel onmogelijk te maken door hem te laten verdwijnen.
(...)."
2.4 Op enig moment is de curator over de verkoop van de vleugel in onderhandeling getreden met Stichting Gemeenschapsfonds Texel. Laatstgenoemde was bereid om de vleugel voor een bedrag van Euro 4.500,- te kopen.
2.5 Nadat de curator toestemming van de rechter-commissaris had verkregen tot het aangaan van voormelde overeenkomst, zou de vleugel opgehaald worden vanuit zijn tijdelijke opslagplaats, zijnde een schuur van [B.] aan de [straatnaam] te Texel. Ter plekke bleek echter dat de vleugel wederom was verdwenen.
2.6 Thans is voor de curator onbekend waar de vleugel zich bevindt.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 De curator vordert, samengevat, primair veroordeling van [gedaagde] om binnen vijf dagen de concertvleugel aan hem af te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Euro 500,- per dag. Subsidiair vordert de curator veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van Euro 4.500,-, bij wijze van voorschot op een nader vast te stellen schadevergoeding. Daarnaast vordert de curator dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van het geding.
3.2 De curator legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vleugel tot het actief van de boedel behoort. De vleugel is immers aan de stichting geschonken, waarbij de stichting zich altijd aan de inhoud van de overeenkomst van schenking heeft gehouden. Vast staat in elk geval dat [gedaagde] niet de eigenaar van de vleugel is, alles aldus de curator. De curator stelt verder dat [gedaagde] de vleugel uit Hotel Den Burg heeft ontvreemd of doen ontvreemden. Dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor die verdwijning, blijkt uit de verschillende krantenartikelen waarin [gedaagde] zelf aangeeft de initiatiefnemer te zijn geweest. [gedaagde] heeft met zijn handelwijze inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de stichting. Bovendien is die handelwijze onrechtmatig. [gedaagde] heeft zich verder schuldig gemaakt aan eigenrichting, door de vleugel de eerste keer te laten verdwijnen, wederom alles aldus de curator. Ten aanzien van de tweede verdwijning stelt de curator zich op het standpunt dat, hoewel niet bekend is wie er achter die verdwijning zit, die verdwijning in de risicosfeer van [gedaagde] ligt, omdat hij willens en wetens de kans heeft aanvaard dat onbekenden de vleugel uit de schuur zouden ontvreemden. De curator stelt daarnaast dat de boedel schade leidt als gevolg van het verdwijnen van de vleugel, omdat de overname van vleugel door de Stichting Gemeenschaps-fonds Texel tegen een koopsom van Euro 4.500,- als gevolg daarvan niet is doorgegaan.
3.3 [gedaagde] erkent dat hij zich het lot van de vleugel heeft aangetrokken en dat hij zich moreel verantwoordelijk voelt voor de vleugel, maar betwist dat hij betrokken is geweest bij de ontvreemdingen van de vleugel. [gedaagde] betoogt dan ook dat hem in dat kader geen enkel juridisch verwijt gemaakt kan worden. Omtrent de desbetreffende uitlatingen in de krant, voert [gedaagde] aan dat hij gemeend heeft zich voor te moeten doen als initiatiefnemer, omwille van de gemoedsrust van de eigenaresse van Hotel Den Burg. De curator heeft derhalve geen belang bij het instellen van de vorderingen tegen hem, aldus [gedaagde]. [gedaagde] betwist verder dat de stichting eigenaar is van de vleugel. De stichting heeft zich immers niet gehouden aan de voorwaarden zoals opgenomen in de overeenkomst. Bovendien heeft [A.] destijds gedwaald bij het aangaan van die overeenkomst. De vleugel behoort derhalve niet tot de faillissementsboedel, alles aldus [gedaagde].
3.4 Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet, onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 [gedaagde] heeft als meest verstrekkende verweer tegen de vordering aangevoerd dat hem niets verweten kan worden en dat hij ten onrechte in rechte is betrokken, omdat hij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de herhaalde verdwijningen van de vleugel. Dit betoog kan niet worden gevolgd. Dat [gedaagde] in het geheel niet betrokken is geweest bij de ontvreemding van de vleugel uit Hotel Den Burg en dat hem in dat kader geen enkel verwijt treft, heeft [gedaagde] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Het betoog valt bovendien niet te rijmen met de inhoud van de artikelen die over de kwestie zijn verschenen in de Texelse Courant. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] zich enerzijds naar buiten toe profileert als initiatiefnemer terwijl hij vervolgens in de onderhavige procedure in alle toonaarden ontkent iets met de verdwijning te maken hebben. Dat [gedaagde], zoals hij heeft aangevoerd, zich enkel wegens het gevoel moreel verantwoordelijk te zijn voor de vleugel op dergelijke wijze in de media heeft gepositioneerd, komt ongeloofwaardig voor. Op grond van het voorgaande moet het er voor gehouden worden dat [gedaagde] aansprakelijk is te achten voor de eerste verdwijning van de vleugel en dat de curator wel degelijk belang heeft bij het aanhangig maken van de onderhavige procedure tegen [gedaagde]. De curator heeft daarnaast terecht gesteld dat de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de eerste verdwijning meebrengt dat de tweede verdwijning ook in de risicosfeer van [gedaagde] ligt.
4.2 [gedaagde] heeft verder als verweer gevoerd dat de stichting niet als eigenaar van de vleugel moet worden aangemerkt. Dit verweer kan [gedaagde] echter niet baten. De eigendomskwestie betreft immers een geschil tussen de curator en De Graaf voornoemd, waar [gedaagde] buiten staat. Vooralsnog is niet gebleken dat de stichting niet als eigenaar moet worden aangemerkt. Het doen verdwijnen van de vleugel is daarmee aan te merken als een inbreuk op het eigendomsrecht van de stichting. Bovendien heeft [gedaagde] met de eerste verdwijning het recht in eigen handen genomen, nu als gevolg daarvan de vleugel zonder recht of titel aan de boedel is onttrokken. De handelwijze van [gedaagde] is daarnaast aan te merken als een vorm van eigenrichting, hetgeen niet gehonoreerd kan worden. [gedaagde] heeft derhalve onrechtmatig jegens de curator gehandeld.
4.3 Op grond van al het voorgaande ligt de vordering tegen [gedaagde] in beginsel voor toewijzing gereed. De omstandigheid dat de huidige verblijfplaats van de vleugel niet bekend is, staat echter aan toewijzing van de primaire vordering in de weg. Deze wordt derhalve afgewezen.
4.4 De curator vordert subsidiair veroordeling van [gedaagde] om aan hem een bedrag van Euro 4.500,- te betalen. Deze vordering kan wel worden toegewezen. In dat kader wordt overwogen dat, nu voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de verdwijningen, [gedaagde] degene is die gehouden is de door de boedel geleden schade te vergoeden. De curator heeft gesteld dat hij de mogelijkheid had de vleugel voor een bedrag van Euro 4.500,- aan een derde te verkopen en dat de schade derhalve op dat bedrag moet worden vastgesteld. Dit is door [gedaagde] onvoldoende weersproken. Aan [gedaagde] wordt een termijn van drie weken gegund om aan de veroordeling te voldoen, ten einde hem in de gelegenheid te stellen er alsnog zorg voor te dragen dat de vleugel aan de curator wordt teruggegeven. Daarbij is in aanmerking genomen dat [gedaagde] ter zitting desgevraagd verklaard heeft binnen ongeveer één week de huidige opslagplaats van de vleugel te kunnen achterhalen.
4.5 [gedaagde] wordt, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om binnen drie weken na betekening van dit vonnis aan de curator bij wijze van voorschot op een nader vast te stellen schadevergoeding te betalen de somma van Euro 4.500,- (zegge: vierduizend vijf honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, zijnde
16 januari 2006, tot aan de dag der algehele voldoening, tenzij [gedaagde] ervoor zorg draagt dat de vleugel binnen die termijn aan de curator wordt teruggegeven;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de curator begroot op Euro 328,87 aan verschotten en op Euro 816,- aan salaris procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2006 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.