KG nummer: 06-75
datum: 23 maart 2006
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES IN KORT GEDING,
procureur mr. A.J.J. van der Heiden,
1. de stichting STICHTING DIERENTEHUIS DEN HELDER EN OMSTREKEN,
gevestigd te Den Helder,
procureur mr. B.J. Mekkelholt,
2. DE GEMEENTE DEN HELDER,
waarvan de zetel is gevestigd te Den Helder,
verschenen bij gemachtigde Y.A.M. Loogman, beleidsmedewerker,
GEDAAGDEN IN KORT GEDING.
Partijen zullen verder worden genoemd “[eiseres]” en “het dierentehuis” respectievelijk “de gemeente”.
HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 13 maart 2006 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Het dierentehuis en de gemeente hebben de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eiseres] de originele dagvaarding en van de zijde van het dierentehuis en de gemeente pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1. In dit geding wordt uitgegaan van de volgende feiten.
a. [eiseres], ruim 80 jaar oud, woont alleen met haar vier katten aan de [adres] te [woonplaats]. In de buurt staat zij bekend als “het kattenvrouwtje”. Vanwege haar voorliefde voor katten zet zij buiten in de omgeving van haar woning eten neer voor de poezen uit de buurt. De overlast die wordt veroorzaakt door een toenemende populatie (zwerf)katten, leidt tot klachten van omwonenden bij de gemeente.
b. De gemeente was niet in staat een oplossing voor de overlast te vinden zolang de katten door [eiseres] werden gevoerd. Mede omdat men zich zorgen maakte over het welzijn van [eiseres] is zij op 29 november 2005 krachtens een BOPZ-verzoek gedwongen opgenomen in de GGZ-instelling [naam instelling]. In de periode dat de katten niet meer werden gevoerd, zou een vangactie door de dierenbescherming worden uitgevoerd.
c. Ten tijde van de opname op voornoemde datum zijn de vier katten van [eiseres] in opdracht van de gemeente uit haar woning gehaald en door de dierenambulance afgevoerd naar het dierentehuis.
d. De door de gemeente geplande actie om de zwerfkatten in de buurt te vangen is afgeblazen toen bleek dat [eiseres] - tegen de verwachting van de gemeente in - twee dagen na de opname reeds onder begeleiding naar haar woning mocht terugkeren om de katten uit de buurt eten te geven.
e. Medio december 2005 heeft het dierentehuis drie van de vier katten bij derden geplaatst. Dit bleek [eiseres] toen zij op 28 december 2005, na haar ontslag uit [naam instelling], haar katten wilde ophalen bij het dierentehuis. Bij brief van 29 december 2005 heeft de raadsman van [eiseres] het dierentehuis gesommeerd tot afgifte van de katten van [eiseres], aan welke sommatie het dierentehuis niet heeft voldaan.
f. Op 3 januari 2006 heeft [eiseres] de nog bij het dierentehuis aanwezige kat doen ophalen tegen betaling van de gemaakte kosten.
DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
2.1 Zakelijk weergegeven vordert [eiseres] primair de veroordeling van het dierentehuis en de gemeente om de drie katten van [eiseres] aan haar af te geven op straffe van een dwangsom en subsidiair de veroordeling van het dierentehuis tot afgifte van de adressen van degenen die de katten thans onder zich houden, eveneens op straffe van een dwangsom, alles met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
2.2 [eiseres] stelt hiertoe dat het dierentehuis onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de katten te herplaatsen, terwijl zij wist althans behoorde te weten dat de katten eigendom waren van [eiseres]. [eiseres] betoogt dat dit al een dag na haar opname door haar advocaat aan het dierentehuis in een telefoongesprek zou zijn medegedeeld.
2.3 Ook de gemeente heeft volgens [eiseres] onrechtmatig jegens haar gehandeld, doordat zij feitelijk de katten bij [eiseres] heeft weggehaald en er niet voor heeft gezorgd dat de katten na de beëindiging van haar opname weer konden worden opgehaald.
2.4 Nu het dierentehuis en de gemeente hun medewerking aan de teruggave van haar katten hebben geweigerd en [eiseres] zeer aan haar katten is gehecht, stelt zij een zwaarwegend en spoedeisend belang te hebben bij de hierboven geformuleerde vorderingen.
3. Het dierentehuis en de gemeente hebben afzonderlijk van elkaar verweer gevoerd op de gronden die - voor zover voor de beoordeling van belang - hieronder nader aan de orde zullen komen.
DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Vast staat dat de gemeente bij de gedwongen opname van [eiseres] ter plaatse was en opdracht heeft gegeven aan de dierenambulance om de in de woning van [eiseres] aanwezige vier katten onder te brengen bij het dierentehuis. Op haar rustte de verplichting - en dit erkent zij in feite ook - ervoor te zorgen dat na het einde van de opname de katten weer bij [eiseres] zouden kunnen terugkeren. De gemeente heeft aangevoerd dat zij voldoende duidelijk met het dierentehuis heeft gecommuniceerd dat het hier niet om zwerfkatten ging maar om de katten van [eiseres] waarvoor, in verband met haar opname, tijdelijke opvang werd gezocht om dierenleed te voorkomen. Het dierentehuis is het daarmee niet eens, doch een en ander laat het feit onverlet dat drie van haar katten niet aan [eiseres] zijn teruggegeven. Daarmee is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat de gemeente haar zorgplicht jegens [eiseres] heeft verzaakt en aldus onrechtmatig heeft gehandeld.
4.2 Het dierentehuis heeft drie katten van [eiseres] die in opdracht van de gemeente bij haar waren aangeboden bij derden geplaatst in de periode dat [eiseres] in het kader van een BOPZ-verzoek gedwongen opgenomen is geweest. Zo het dierentehuis niet reeds door informatie van de gemeente ervan op de hoogte was dat het hier niet ging om zwerfkatten - die ingevolge afspraken met de gemeente na het verstrijken van veertien dagen voor herplaatsing in aanmerking komen - maar om tijdelijke opvang van de katten van [eiseres], had het in verband met de te betrachten zorgvuldigheid op de weg van het dierentehuis gelegen om zich van de herkomst van de haar aangeboden katten te vergewissen, alvorens tot herplaatsing over te gaan. Door dit in een geval als het onderhavige na te laten heeft zij jegens [eiseres] onzorgvuldig en derhalve onrechtmatig heeft gehandeld, wat ook zij van de wijze waarop het dierentehuis afspraken met de gemeente (al dan niet) is nagekomen.
4.3 Vast staat echter dat de drie katten van [eiseres] inmiddels zijn herplaatst bij derden. Aangenomen moet worden dat die derden de bedoelde katten te goeder trouw hebben verkregen en daarom - op de voet van artikel 3:86 BW - tegen de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder worden beschermd. Nu derhalve de vordering tot afgifte van de katten feitelijk onmogelijk is, kan een daartoe strekkende vordering - versterkt met een dwangsom - niet worden toegewezen.
4.4 De bescherming van derden-verkrijgers te goeder trouw, die bovendien buiten onderhavig geschil staan en daarvan klaarblijkelijk onwetend zijn, brengt mee dat een veroordeling van het dierentehuis tot afgifte van hun adressen evenmin kan worden toegewezen, zo het bepaalde in de Wet Bescherming Persoonsgegevens daaraan al niet in de weg staat.
4.5 Het verdriet dat het gevolg is van het onvrijwillig verlies van haar katten, kan op grond van het bovenstaande derhalve niet worden weggenomen door toewijzing van de thans ingestelde vorderingen. In de omstandigheid dat [eiseres] formeel gelijk heeft, maar materieel in het ongelijk moet worden gesteld, wordt aanleiding gevonden de proceskosten als na te melden te compenseren.
- weigert de gevorderde voorziening;
- compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Gewezen door mr. J.M. Vrakking, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 23 maart 2006 in tegenwoordigheid van mr. M. van de Glind, griffier.