ECLI:NL:RBALK:2006:AX4049

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
29 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
195280 CV EXPL 05-4249
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van uitvaartkosten en immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Yarden Uitvaartzorg B.V. een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die de uitvaart van haar vader door Yarden heeft laten verzorgen. De gedaagde heeft een aantal klachten geuit over de dienstverlening van Yarden, wat heeft geleid tot een overeenkomst waarbij Yarden slechts de helft van de vergoeding voor de dienstverlening in rekening zou brengen. De gedaagde is aan deze vaststellingsovereenkomst gebonden, maar stelt dat zij een aparte tegemoetkoming wenst voor de onzorgvuldige wijze waarop haar overleden vader is vervoerd. De kantonrechter oordeelt dat de wet beperkte mogelijkheden biedt voor vergoeding van immateriële schade en dat het geval van de gedaagde daar niet onder valt, zoals vermeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld in een comparitie, waar de gedaagde heeft erkend dat zij akkoord is gegaan met de afspraak om slechts de helft van de kosten te betalen. De vordering van Yarden, die bestaat uit een hoofdsom van € 2.135,72, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, is toewijsbaar. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld. Het vonnis is op 29 maart 2006 uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 195280 CV EXPL 05-4249
Uitspraakdatum: 29 maart 2006
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap Yarden Uitvaartzorg B.V.
gevestigd en kantoorhoudend te Meppel
eisende partij
verder ook te noemen: Yarden
gemachtigden: C.Th. Snijder en P. de Ruijter, gerechtsdeurwaarders te Beverwijk
tegen
[gedaagde]
wonende [adres] te Alkmaar
gedaagde partij
verder ook te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.
Het procesverloop
1. Yarden heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d.
12 september 2005.
[gedaagde] heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 27 januari 2006. Yarden is daar vertegenwoordigd door E. Kaaij en J. de Ruiter. Zij werden bijgestaan door L.M.F. Thomas, werkzaam op het kantoor van de gemachtigden van Yarden. [Gedaagde] is in persoon verschenen.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1. Yarden heeft op of omstreeks 14 oktober 2004 de uitvaart van [naam], de vader van [gedaagde], geregeld en verzorgd. Yarden heeft [gedaagde] hiervoor € 1.672,59 in rekening gebracht. Zij heeft geweigerd dit te betalen.
Het geschil
3. Yarden vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag ad € 2.135,72, vermeerderd met de rente ad 1,% per maand over € 1.672,59 vanaf 1 september 2005 tot de dag van voldoening, kosten rechtens, hoofdsom en rente tezamen een bedrag van € 5.000,-- niet te boven gaand.
Yarden stelt hiertoe, zakelijk samengevat, het volgende.
Het bedrag van € 2.135,72 bestaat uit voornoemde hoofdsom, tot 1 september 2005 verschuldigde contractuele rente (1% per maand) ad € 106,13 en buitengerechtelijke incassokosten van € 357,--.
4. [Gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering van Yarden. Zakelijk samengevat heeft zij het volgende aangevoerd. Yarden heeft haar te laat meegedeeld wat de begrafenis zou kosten en zij heeft hier geen akkoord voor gegeven. Voorts is er heel wat misgegaan aan zowel de begrafenis als de begeleiding. Voor zover voor de beoordeling van belang zal op het verweer hieronder nader worden ingegaan.
De beoordeling
5. Ter comparitie heeft [gedaagde] erkend dat zij met Yarden in verband met haar klachten over de wijze waarop de uitvaart van haar vader is verzorgd een gesprek heeft gehad, waarbij zij akkoord is gegaan met een voorstel van Yarden om aan die klachten tegemoet te komen. Dat voorstel hield in dat haar slechts de helft van de vergoeding voor de dienstverlening in rekening zou worden gebracht en daarnaast - na correctie - de door Yarden gemaakte kosten. Aldus hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waaraan [gedaagde] gebonden is. De factuur waarvan thans betaling wordt gevorderd, is in overeenstemming met deze afspraak en [gedaagde] is dan ook gehouden die te voldoen.
6. Tijdens de comparitie heeft [gedaagde] als reden voor haar niet betaling (nader) aangegeven dat de gehele gang van zaken bij haar veel leed heeft veroorzaakt, en met name de onzorgvuldige wijze waarop haar overleden vader is vervoerd, hetgeen zij los ziet van bovengenoemde afspraak en waarvoor zij een aparte tegemoetkoming wenst. De kantonrechter vat dit op als een beroep op verrekening van het overeengekomen bedrag met door haar geleden immateriële schade, door de kantonrechter te begroten naar billijkheid. De wet kent echter slechts beperkte mogelijkheden voor vergoeding van immateriële schade en een geval als dit (de onzorgvuldige behandeling van een overleden familielid) valt daar niet onder (zie artikel 106 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek).
7. De vordering is dan ook toewijsbaar. De niet betwiste vorderingen ter zake contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn eveneens toewijsbaar.
8. [Gedaagde] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] om aan Yarden tegen kwijting te betalen een bedrag van € 2.135,72, te vermeerderen met de contractuele rente ad 1% per maand over € 1.672,59 vanaf 1 september 2005 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor Yarden worden vastgesteld op een bedrag van € 580,88 [inclusief BTW indien en voorzover door [gedaagde] verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 300,-- voor salaris van de gemachtigde van Yarden [waarover [gedaagde] geen BTW verschuldigd is].
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 29 maart 2005 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter