ECLI:NL:RBALK:2006:AX4057

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
5 april 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
196767-05-4546 WG
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van fysiotherapeutische kosten door directeur van B.V. tegen cliënt

In deze zaak vordert de eiser, een fysiotherapeut en directeur van een B.V., betaling van fysiotherapeutische kosten door de gedaagde, een cliënt. De eiser stelt dat hij in opdracht en voor rekening van de gedaagde heeft gezorgd voor een fysiotherapeutische behandeling, terwijl de gedaagde aanvoert dat hij niet met de eiser, maar met de B.V. heeft gecontracteerd. De kantonrechter verwerpt het verweer van de gedaagde en oordeelt dat de gedaagde niet in zijn belangen wordt geschaad, aangezien betaling aan de eiser ook betekent dat hij zijn verplichtingen jegens de B.V. nakomt. De eiser heeft steeds uit eigen naam met de gedaagde gecommuniceerd over de non-betaling, wat de kantonrechter als voldoende bewijs beschouwt dat de eiser gerechtigd is om de vordering in te stellen.

De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde moet betalen aan de eiser een bedrag van € 1.361,40, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 15 november 2003. De gedaagde wordt in de proceskosten veroordeeld, die voor de eiser zijn vastgesteld op € 570,93. In reconventie verklaart de kantonrechter de gedaagde niet-ontvankelijk in zijn tegenvordering, omdat deze niet binnen de contractuele verhouding tussen de partijen valt. De kantonrechter wijst het meer of anders gevorderde af en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is op 5 april 2006 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 196767-05-4546 WG
Uitspraakdatum: 5 april 2006
Vonnis in de zaak van:
[fysiotherapeut] te Heemskerk
eisende partij in conventie / gedaagde partij in reconventie
verder ook te noemen: [fysiotherapeut]
gemachtigde: C.H. Boeder, gerechtsdeurwaarder te Haarlem
tegen
[cliënt] te Castricum
gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [cliënt]
gemachtigde: mr.drs. M.L. Molenaar, advocaat te Alkmaar.
Het procesverloop
In conventie en in reconventie
[Fysiotherapeut] heeft bij dagvaarding van 5 oktober 2005 in conventie een vordering ingesteld.
[Cliënt] heeft in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in reconventie een tegenvordering ingesteld.
Vervolgens heeft [fysiotherapeut] van repliek in conventie gediend en in reconventie bij antwoord verweer gevoerd.
Daarna is gediend van dupliek in conventie/repliek in reconventie en van dupliek in reconventie.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De geschillen
In conventie
1. [Fysiotherapeut] vordert dat de kantonrechter [cliënt] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.528,92 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.182,90 vanaf 15 november 2003 en met veroordeling van [cliënt] in de kosten van deze procedure.
2. [Fysiotherapeut] heeft zijn vordering daarop gebaseerd dat hij in opdracht en voor rekening van [cliënt] heeft zorggedragen voor een fysiotherapeutische behandeling ter zake waarvan [cliënt] de hem toegestuurde facturen ook na aanmaning en sommatie onbetaald heeft gelaten.
3. [Cliënt] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Primair heeft [cliënt] zich op het standpunt gesteld dat hij niet door [fysiotherapeut], doch door Rehab Centre B.V. (hierna te noemen: Rehab) had moeten worden gedagvaard. [Fysiotherapeut] is directeur/enig aandeelhouder van voornoemde vennootschap. [Cliënt] heeft naar zijn zeggen niet met [fysiotherapeut], doch met Rehab gecontracteerd. Daarnaast is [cliënt] van mening dat hij [fysiotherapeut] niets is verschuldigd aangezien zijn zorgverzekeraar zorg heeft gedragen voor betaling van de overeengekomen behandelingen.
In voorwaardelijke reconventie
4. Voor zover [fysiotherapeut] wel als procespartij kan worden aangemerkt heeft [cliënt] in reconventie primair een verklaring voor recht gevorderd dat de onderhavige overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk is ontbonden op grond van een toerekenbare tekortkoming van [fysiotherapeut] in de nakoming van deze overeenkomst, en subsidiair op dezelfde grond ontbinding van deze overeenkomst.
1. Voorts heeft [cliënt] primair gevorderd dat de kantonrechter [fysiotherapeut] (althans Rehab) zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [cliënt] te voldoen het reeds door [cliënt] betaalde bedrag ad € 7.897,81 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling tot aan de dag algehele voldoening, en subsidiair [fysiotherapeut] (althans Rehab) te veroordelen tot vergoeding van de schade die [cliënt] heeft geleden ten gevolge van de wanprestatie van Rehab, nader op te maken bij staat.
6. Tenslotte heeft [cliënt] gevorderd dat [fysiotherapeut] (althans Rehab) in de proceskosten zal worden veroordeeld.
7. [Fysiotherapeut] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal hierna bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van de geschillen
In conventie
8. [Cliënt] heeft primair gesteld dat hij door de verkeerde partij is gedagvaard. Daartoe heeft hij gesteld dat Rehab als eisende partij had moeten optreden en niet [fysiotherapeut]. [Cliënt] staat op het standpunt dat hij zich tot Rehab heeft gewend voor een fysiotherapeutische behandeling en niet tot [fysiotherapeut] als privé-persoon. Een deel van de behandelingen zijn immers ook uitgevoerd door een collega van [fysiotherapeut]. De door hem ontvangen facturen zijn ook steeds op naam gesteld van Rehab. Van [fysiotherapeut] heeft hij geen facturen ontvangen.
9. [Fysiotherapeut] heeft betwist dat hij niet gerechtigd is om als eisende partij op te treden. Daartoe heeft hij gesteld dat hij de werkzaamheden in zijn hoedanigheid van zelfstandig beroepsbeoefenaar heeft verricht en dat de vennootschap uitsluitend als zijn betaaladres geldt.
10. De kantonrechter zal het in deze procedure voor juist houden dat de vordering door [fysiotherapeut] in persoon en in zijn hoedanigheid van behandelaar is ingesteld. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat niet aannemelijk is dat [cliënt] daardoor in zijn belangen wordt geschaad aangezien hij - zo hij in het ongelijk wordt gesteld - met betaling aan [fysiotherapeut] tevens materieel zal zijn gekweten jegens Rehab. Voorts heeft [fysiotherapeut] blijkens de bij de inleidende dagvaarding overgelegde producties steeds ook zelf met [cliënt] over de onderhavige non-betaling gecorrespondeerd, en niet uit naam van Rehab. Een eventuele niet-ontvankelijkverklaring zal tenslotte uitsluitend leiden tot een nieuw bodemgeschil, maar dan tussen Rehab en [cliënt]. Daarmee is geen belang gediend. Dat een gedeelte van de behandelingen niet door [fysiotherapeut] zelf is gedaan, maar door een collega leidt de kantonrechter niet tot een ander oordeel.
11. De kantonrechter neemt als vaststaand aan dat [cliënt] - gelijk hij ook heeft erkend - vanaf september 2002 tot en met oktober 2003 behandelingen in de vorm van fysiotherapie en manuele therapie heeft ondergaan, alsmede dat hij gebruik heeft gemaakt van de fitnessapparatuur. [Cliënt] heeft gesteld dat deze behandelingen onderdeel uitmaakten van een revalidatietraject wat als doel had [cliënt] te begeleiden naar volledige werkhervatting en waarvoor zijn zorgverzekeraar de facturen inmiddels volledig heeft voldaan. Met [fysiotherapeut] was immers, aldus [cliënt], overeengekomen dat de desbetreffende behandelingen bij AMEV zouden worden gedeclareerd in het kader van de revalidatieovereenkomst.
12. Tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [fysiotherapeut] is het aan [cliënt] om van deze afspraak bewijs bij te brengen. [Cliënt] heeft evenwel op dit punt geen bewijsaanbod gedaan. Voor een ambtshalve bewijsopdracht aan [cliënt] ter zake ziet de kantonrechter geen aanleiding. Dit verweer zal dan ook als onbewezen worden gepasseerd.
13. [Cliënt] heeft tenslotte gesteld dat de vordering in conventie niet inzichtelijk is gemaakt. De totaliteit van de bedragen van de door [fysiotherapeut] overgelegde facturen strookt, aldus [cliënt], niet met het bedrag dat in de inleidende dagvaarding is genoemd. Ook dit verweer zal worden gepasseerd. Het bedrag dat voortvloeit uit de overgelegde facturen is aanzienlijk hoger dan het in de dagvaarding als hoofdsom genoemde bedrag. Tegen de hoogte van laatstgenoemd bedrag is op zichzelf - los van het vorenstaande - geen zelfstandig inhoudelijk verweer gevoerd zodat de kantonrechter het als hoofdsom gevorderde bedrag als niet althans onvoldoende weersproken zal toewijzen.
1. Ook de meegevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten komen voor toewijzing in aanmerking. Dit laatste conform het rapport Voorwerk II, zijnde een bedrag ad € 178,50. De meegevorderde administratiekosten zullen worden afgewezen nu deze kosten geacht worden te zijn begrepen in de vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten.
15. [Cliënt] wordt in conventie grotendeels in het ongelijk gesteld zodat hij zal worden belast met de proceskosten.
In reconventie
16. De vordering in reconventie zal worden afgewezen. Deze procedure heeft betrekking op een tussen Rehab en Amev, de zorgverzekeraar van [cliënt], gesloten revalidatie-overeenkomst. De hieruit voortvloeiende facturen zijn ook door AMEV voldaan. Los van de vraag of [cliënt] voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan geoordeeld zou kunnen worden dat Rehab in de nakoming van haar verplichtingen uit deze overeenkomst is tekortgeschoten dient te worden geoordeeld dat deze kwestie niet valt binnen de contractuele verhouding van [cliënt] met [fysiotherapeut] althans Rehab. Dit is een kwestie die Rehab in haar relatie met AMEV regardeert en waar [cliënt] verder buiten staat.
17. [Cliënt] dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn reconventionele vordering.
18. Ook in de reconventionele vordering wordt [cliënt] in het ongelijk gesteld zodat hij ook met de proceskosten van deze procedure zal worden belast. Gelet op de samenhang met de vordering in conventie worden deze proceskosten evenwel op nihil gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
Veroordeelt [cliënt] om aan [fysiotherapeut] tegen kwijting te betalen € 1.361,40, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.182,90 vanaf 15 november 2003 tot de dag van betaling.
in reconventie
Verklaart [cliënt] niet-ontvankelijk.
in conventie en in reconventie
Veroordeelt [cliënt] in de proceskosten, die tot heden voor [fysiotherapeut] worden vastgesteld op een bedrag van € 570,93 [inclusief BTW indien en voorzover door [cliënt] verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 300,00 voor salaris van de gemachtigde van [fysiotherapeut] [waarover [cliënt] geen BTW verschuldigd is].
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 5 april 2006 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter