ECLI:NL:RBALK:2006:AX8633

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-190
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot instemming met aangeboden akkoord in kort geding

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar op 15 juni 2006, vorderde de besloten vennootschap Bouwbedrijf Anbo B.V. (eiseres) dat de gedaagden, de vennootschap onder firma [gedaagde 1] V.O.F. en de besloten vennootschap Baru Aannemingsbedrijf B.V., zouden instemmen met een door Anbo aangeboden onderhandse akkoord. Anbo verkeerde in financiële moeilijkheden en had een buitengerechtelijk akkoord voorgesteld aan haar schuldeisers, waarbij de gedaagden als enige niet akkoord gingen. De voorzieningenrechter oordeelde dat Anbo voldoende bijzondere omstandigheden had aangevoerd die de toewijzing van de vordering rechtvaardigden. Het aangeboden akkoord werd gezien als de enige mogelijkheid voor de schuldeisers om een bedrag te ontvangen, aangezien bij een faillissement van Anbo geen enkele schuldeiser zou worden voldaan. De rechter oordeelde dat de gedaagden misbruik maakten van hun bevoegdheid door niet in te stemmen met het akkoord, en verleende verstek tegen Baru, die niet was verschenen. De vordering tegen [gedaagde 1] werd toegewezen, en beide gedaagden werden veroordeeld om binnen 48 uur in te stemmen met het akkoord, op straffe van een dwangsom. Tevens werden de kosten van het geding aan de gedaagden opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in de omgang tussen schuldenaren en schuldeisers, vooral in situaties van financiële nood.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
FV
KG nummer: 06-190
datum: 15 juni 2006
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUWBEDRIJF ANBO BV,
gevestigd te Alkmaar,
EISERES IN KORT GEDING bij dagvaarding van 1 juni 2006,
procureur mr. A.J. Vondeling-van der Veen,
tegen:
1. de vennootschap onder firma [gedaagde 1] V.O.F,
alsmede haar vennoten
[vennoot 1] en
[vennoot 2],
allen woonplaats gekozen hebbende te Alkmaar,
2. de besloten vennootschap BARU AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Zuidschermer,
niet verschenen,
GEDAAGDEN IN KORT GEDING.
Partijen zullen verder ook worden genoemd “Anbo”, “[gedaagde 1]” respectievelijk “Baru”.
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 6 juni 2006 heeft Anbo gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
[gedaagde 1] heeft de vordering bestreden. Namens [gedaagde 1] is het woord gevoerd door de heer Van Rossum.
Baru is niet verschenen.
Na verder debat tussen Anbo en [gedaagde 1] hebben zij de stukken, waaronder van de zijde van Anbo de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Anbo verkeert sinds enige tijd in financiële moeilijkheden, als gevolg waarvan zij in 2003 en 2004 omvangrijke verliezen heeft geleden. De cijfers voor 2005 zijn evenmin rooskleurig.
2.2 Tussen Anbo en de gemeente Den Helder is een procedure aanhangig bij de Raad voor Arbitrage voor de bouw, waarin Anbo van de gemeente een bedrag van
€ 752.134,90 vordert. De gemeente heeft een reconventionele vordering tegen Anbo ingesteld.
2.3 Ten einde haar faillissement te voorkomen, heeft Anbo getracht om met alle concurrente schuldeisers tot een buitengerechtelijk akkoord te komen. Het gaat daarbij om 68 schuldeisers en de totale schuldenlast bedraagt € 617.224,24.
2.4 De schuld aan [gedaagde 1] bedraagt € 3.819,34 en vormt 0,62 % van de totale schuldenlast. De schuld aan Baru is € 5.142,50 en vormt 0,83 % van de totale schuldenlast. [gedaagde 1] en Baru samen vormen 2,94 % van het totale aantal schuldeisers.
2.5 Bij brief van 3 april jl. zijn alle schuldeisers namens Anbo aangeschreven door Stam & Stevens Consultancy. In die brief wordt namens Anbo het volgende voorstel gedaan:
“Bouwbedrijf Anbo B.V. richt een stichting Crediteuren Bouwbedrijf Anbo B.V. op. Alle crediteuren van Bouwbedrijf Anbo B.V. van voor 1 november 2005 dienen akkoord te gaan met de overdracht van hun vordering op Bouwbedrijf Anbo B.V. naar voornoemde stichting onder algehele finale kwijting jegens Bouwbedrijf Anbo B.V.. Op haar beurt draagt Bouwbedrijf Anbo B.V. de rechten uit de claim die zij heeft op de gemeente Den Helder terzake gevorderd meerwerk over op de stichting Crediteuren Bouwbedrijf Anbo B.V.. Bovendien verplicht Bouwbedrijf Anbo B.V. zich tegenover de stichting de procedure voor de Raad voor Arbitrage af te ronden totdat vonnis is gewezen en zorg te dragen voor betaling van de bijbehorende juridische kosten. Het resultaat van de procedure voor de Raad voor Arbitrage zal vervolgens naar rato worden verdeeld onder de schuldeisers. Het resultaat uit de procedure bepaalt derhalve het bedrag (…) dat uiteindelijk door de stichting Crediteuren Bouwbedrijf Anbo B.V. zal worden terugbetaald.
Voorwaarde is wel dat de bank bereid is af te zien van haar gevestigde pandrecht op de vermeende vordering (…) op de gemeente Den Helder. (…)”
2.6 De bank heeft zich inmiddels bereid verklaard om onder bepaalde voorwaarden af te zien van voormeld pandrecht.
2.7 [gedaagde 1] en Baru zijn als enige niet akkoord gegaan met het voorstel.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
1.1 Anbo vordert, kort gezegd, veroordeling van [gedaagde 1] en Baru om alsnog in te stemmen met het door Anbo aangeboden onderhandse akkoord door het eerder aan hen toegezonden antwoordformulier gecompleteerd en voor akkoord ondertekend aan Anbo of haar advocaat ter hand te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte daarvan dat zij daar niet aan voldoen, met veroordeling van [gedaagde 1] en Baru in de kosten van het geding.
1.2 Anbo legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagden misbruik maken van hun bevoegdheid door niet in te stemmen met het akkoord, omdat het belang van gedaagden niet opweegt tegen het belang van Anbo. Indien er geen akkoord tot stand komt, zal Anbo in staat van faillissement worden verklaard en in dat geval zal geen enkele schuldeiser worden voldaan omdat de vordering op de gemeente Den Helder in die situatie aan de bank verpand blijft. Bovendien zullen bij een faillissement de werknemers van Anbo moeten worden ontslagen, waarbij de persoonlijke belangen van de werknemers een rol spelen en het maatschappelijke belang van de werkgelegenheid. Het belang van gedaagden om hun vordering volledig betaald te krijgen, weegt daar niet tegenop. Bovendien weegt mee dat Anbo haar voorstel volledig heeft onderbouwd en dat zij volledig inzicht heeft geboden in haar schuld- en vermogenspositie, alles aldus Anbo. Daarnaast stelt Anbo zich op het standpunt dat de weigering in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, alsmede de maatschappelijke zorgvuldigheid, waardoor gedaagden onrechtmatig jegens haar handelen.
1.3 [gedaagde 1] heeft tegen de vordering verweer gevoerd Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Baru is ter zitting van 6 juni 2006 niet verschenen. Derhalve wordt tegen haar verstek verleend en wordt voor het overige één vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak moet worden beschouwd.
4.2 Ten aanzien van de vordering tegen [gedaagde 1] wordt als volgt overwogen. Als uitgangspunt bij de beoordeling van het onderhavige geschil dient het arrest van de Hoge Raad van 12 augustus 2005 (LJN AT7799). In dat arrest heeft de Hoge Raad, kort gezegd, geoordeeld dat schuldeisers slechts onder zeer bijzondere omstandigheden gedwongen kunnen worden om in te stemmen met een door de schuldenaar aangeboden akkoord. Dit arrest kan echter niet onverkort op de onderhavige zaak worden toegepast, omdat er in de onderhavige zaak slechts 2 schuldeisers niet instemmen met het akkoord, waarvan er bovendien één in de onderhavige zaak verstek heeft laten gaan.
4.3 Bovendien zijn in de onderhavige zaak voldoende omstandigheden naar voren gebracht die toewijzing van de vordering rechtvaardigen. Zo verliezen de schuldeisers bij het akkoord niet volledig hun vorderingsrecht, maar worden de vorderingen van de schuldeisers op Anbo vervangen door een vordering op de stichting. Bovendien is niet gebleken dat de vordering van Anbo tegen de gemeente Den Helder bij voorbaat geheel kansloos is. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat het door Anbo aangeboden akkoord de enige manier is waarop aan de schuldeisers nog een bedrag kan worden uitgekeerd. Immers, indien het niet tot een akkoord komt, zal de bank haar pandrechten handhaven, hetgeen er toe leidt dat allereerst de vordering van de bank voldaan zal worden. Dat er daarna nog iets aan de overige schuldeisers kan worden uitgekeerd, is niet waarschijnlijk. Bovendien is van belang dat de vordering van [gedaagde 1] slechts 0,62 % van de totale schuldenlast bedraagt en dat de overige schuldeisers, met uitzondering van Baru wiens vordering slechts 0,83 % van de totale schuldenlast vormt, wel met het akkoord hebben ingestemd. Onder al deze omstandigheden maakt [gedaagde 1] misbruik van haar bevoegdheid door niet in te stemmen met het akkoord. De vordering tegen [gedaagde 1] wordt derhalve toegewezen.
4.4 [gedaagde 1] heeft tegen de vordering aangevoerd dat haar vordering door de kantonrechter is toegewezen en dat het desbetreffende vonnis door gedwongen instemming met het akkoord buiten spel wordt gezet. Dat is op zichzelf juist, maar in een faillissement komt evenmin voorrang toe aan een schuldeiser wiens vordering jegens de schuldenaar bij vonnis is toegewezen.
4.5 Toewijzing van de vordering tegen [gedaagde 1] brengt met zich dat de vordering tegen Baru ook kan worden toegewezen. Daarbij wordt overigens nog overwogen dat de vordering tegen Baru niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.6 De dwangsom wordt zowel ten aanzien van [gedaagde 1] als ten aanzien van Baru gematigd en bovendien wordt er een maximum aan verbonden.
4.7 [gedaagde 1] en Baru worden ieder, als de in het ongelijk gestelde partij, voor de helft veroordeeld in de kosten van het geding.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- verleent verstek tegen Baru;
- veroordeelt [gedaagde 1] en Baru om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis in te stemmen met het door Anbo aangeboden onderhandse akkoord, door het bij brief van Stam & Stevens Consultancy d.d. 3 april 2006 aan hen toegezonden antwoordformulier gecompleteerd en voor akkoord ondertekend aan Anbo althans haar advocaat ter hand te stellen;
- veroordeelt [gedaagde 1] en Baru ieder om aan Anbo een dwangsom te betalen van
€ 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan waarop zij voornoemde (rechts)handelingen niet geheel of niet deugdelijk naleven, met een maximum van € 10.000,-;
- veroordeelt [gedaagde 1] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Anbo begroot op € 159,66 aan verschotten en op € 408,- aan salaris procureur;
- veroordeelt Baru in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Anbo begroot op € 159,66 aan verschotten en op € 408, aan salaris procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. E.J. van der Molen, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2006 in tegenwoordigheid van
mr. F. Vermeij, griffier.