ECLI:NL:RBALK:2006:AY0963
Rechtbank Alkmaar
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verbod tot het bouwen van een containeropslagplaats nabij een supermarkt
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar op 6 juli 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Deen Vastgoed Winkels B.V. en de besloten vennootschappen Schrama B.V. en Grand Cafe Gusto B.V. De eiseres, Deen, vorderde een verbod op de bouw van een containeropslagplaats door Gusto onder de luifel van haar supermarkt, die zij huurt van Schrama. Deen stelde dat de grond onder de luifel deel uitmaakt van het gehuurde en dat de bouw van de opslagplaats haar huurrechten zou schenden. De voorzieningenrechter oordeelde dat niet met voldoende mate van waarschijnlijkheid kon worden vastgesteld dat de door Deen bedoelde grond tot het gehuurde behoort. Bovendien was er onzekerheid over de gevolgen van de bouw voor de supermarkt. De rechter weigerde daarom de gevorderde voorziening en oordeelde dat Deen in de kosten van het geding moest worden veroordeeld.
De zaak begon met een zitting op 26 juni 2006, waar Deen haar vordering uiteenzette. Schrama en Gusto bestreden de vordering. Deen had bezwaar gemaakt tegen de bouw van de opslagplaats, die door Gusto was aangevraagd en waarvoor een bouwvergunning was verleend. De rechter onderzocht of de grond onder de luifel deel uitmaakte van het gehuurde en of de aanwezigheid van de containeropslagplaats het normale gebruik van de supermarkt zou belemmeren. De rechter concludeerde dat de huurovereenkomst geen duidelijkheid bood over de status van de grond onder de luifel en dat Deen niet mocht verwachten dat zij gebruik mocht maken van beide stroken grond.
De rechter oordeelde verder dat Deen onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de containeropslagplaats haar zou hinderen in haar bedrijfsvoering. De vorderingen tegen zowel Schrama als Gusto werden afgewezen, en Deen werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechter op een totaal van € 1.312,- werden begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in huurovereenkomsten en de noodzaak om aannemelijk te maken dat een voorgenomen bouw daadwerkelijk schadelijk is voor de huurder.