Sector Kanton
Locatie Hoorn
Zaaknr/rolnr.: 197257 CV EXPL 05-3435
Uitspraakdatum: 6 maart 2006
[Eiser] wonende te Winkel
eisende partij
verder ook te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. R.P. Zijp, advocaat te Alkmaar
toen.nr. 4FE1828
de besloten vennootschap Fatrans B.V., statutair gevestigd te Beverwijk en kantoorhoudende te Zwaagdijk-Oost, gemeente Wervershoof, aan het adres Marktweg 8
gedaagde partij
verder ook te noemen: Fatrans
gemachtigde: mr. P.M.M. Massuger, werkzaam ten kantore van Transport en Logistiek Nederland te Zoetermeer.
[Eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding met producties d.d. 11 oktober 2005.
Fatrans heeft bij antwoord verweer gevoerd onder overlegging van producties.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie na antwoord gelast welke is gehouden op 2 februari 2006. De gemachtigde van [eiser] heeft ter comparitie een pleitnota overgelegd. Heden is vonnis bepaald.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
[Eiser] is op 1 april 1995 als chauffeur op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in dienst getreden van Fatrans. Het laatstelijk geldende basisloon bedraagt € 1.756,80 bruto per 4 weken. Daarnaast heeft [eiser] recht op een vergoeding van overwerk. Op het dienstverband is de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna te noemen: de CAO) van toepassing, geldig van 1 april 2003 tot 1 april 2004.
[Eiser] is op 22 maart 2004 wegens ziekte uitgevallen. Deze arbeidsongeschiktheid duurt tot op heden voort.
Fatrans heeft [eiser] tijdens het eerste ziektejaar conform het bepaalde in artikel 16 CAO het volledige basisloon vermeerderd met een overwerkvergoeding van € 642,33 bruto (45 uur á 130% per 4 weken) doorbetaald.
Bij brief van 2 mei 2005 heeft Fatrans aan [eiser] medegedeeld dat hij met ingang van het tweede ziektejaar overeenkomstig artikel 7:629 lid 1 BW nog slechts recht heeft op 70% van het bruto basissalaris exclusief overuren, hetgeen neerkomt op een bedrag van €1.229,76 bruto per periode van 4 weken. Fatrans heeft aan [eiser] dit bedrag met ingang van het tweede ziektejaar betaald.
[Eiser] vordert dat de kantonrechter Fatrans bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot
- betaling van een bedrag van € 4.796,00 bruto wegens achterstallig loon over de periode vanaf 4/2005 tot en met 11/2005;
- doorbetaling van een bedrag gelijk aan 70% van het loon inclusief de gemiddelde overwerkvergoeding vanaf periode 12/2005 zolang [eiser] wegens ziekte arbeidsongeschikt zal zijn en het dienstverband niet op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, tot het tweede ziektejaar op 22 maart 2006 zal zijn verstreken;
- betaling van de wettelijke rente over een bedrag van € 4.796,00 bruto te rekenen vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; te vermeerderen met de wettelijke verhoging over dit bedrag en met veroordeling van Fatrans in de kosten van deze procedure.
[Eiser] heeft zijn vordering kort samengevat — gegrond op het volgende. [Eiser] is van oordeel dat Fatrans in zijn tweede ziektejaar hem ten onrechte ziekengeld betaalt gebaseerd op uitsluitend 70% van het basisloon. Naar zijn mening dienen zijn overuren ook in het tweede ziektejaar in aanmerking te worden genomen. Het loon zoals bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW ziet immers niet alleen op het basisloon, maar ook op structureel gemaakte overwerkuren.
Fatrans heeft gemotiveerd verweer gevoerd, stellende dat zij over het tweede ziektejaar van [eiser] slechts verplicht is om 70% van het basisloon door te betalen. Hierna zal bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan op hetgeen namens Fatrans daartoe is aangevoerd.
De beoordeling van het geschil
Tussen partijen is uitsluitend in geschil de omvang van de op Fatrans ingevolge artikel 7:629 lid 1 BW rustende loondoorbetalingsverplichting jegens [eiser]. Kern van het geschil betreft het antwoord op de vraag of— gelijk door [eiser] wordt betoogd - in het tweede ziektejaar ook 70% van het gemiddelde overwerkloon dient te worden doorbetaald, Met [eiser] beantwoordt de kantonrechter deze vraag bevestigend en daartoe wordt het volgende overwogen.
Gelet op het bepaalde in artikel 7:629 lid 1 BW heeft [eiser] recht op doorbetaling van zijn loon. In artikel 7:629 lid 8 BW is verder artikel 7:628 lid 3 van overeenkomstige toepassing verklaard ingevolge waarvan onder het door te betalen loon ook het niet naar tijdruimte vastgestelde loon moet worden gerekend zodat ook recht bestaat op doorbetaling van overwerkuren. Fatrans kan dan ook naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gevolgd, daar waar zij heeft betoogd dat onder loon in artikel 7:629 BW slechts het naar tijdruimte vastgestelde basisloon moet worden verstaan.
De CAO is in zoverre ook in overeenstemming met dit wettelijk systeem. Artikel 16 lid 1 onder a CAO bepaalt immers — voor zover van belang — dat in geval van arbeidsongeschiktheid onder loon in de zin van dit artikel wordt verstaan het loon, verhoogd met het bedrag dat de betrokken werknemer gemiddeld gedurende de periode van 52 weken voorafgaande aan de eerste dag van arbeidsongeschiktheid heeft genoten aan overuren (met een maximum van 15 overuren per week).
Artikel 16 van de CAO bepaalt verder — voor zover van belang het volgende:
“b. Voor de berekening van het aantal overuren als bedoeld in lid 1 .a, wordt het gemiddeld aantal gewerkte overuren gedurende de periode van 52 weken voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid van de werknemer vastgesteld met een maximum van 15 overuren per week en vervolgens verminderd met een vierde.
c. In aanvulling op de wettelijke loondoorbetalingsverplichting krachtens artikel 7:629 BW is de werkgever verplicht over de dagen waarop de werknemer ten gevolge van arbeidsongeschiktheid (waaronder te verstaan ziekte en ongeval) verhinderd is zijn arbeid te verrichten het nettoloon te betalen.
Deze aanvulling op de wettelijke loondoorbetalingsplicht vangt aan op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid en eindigt, indien het dienstverband op de eerste dag van ziekte langer dan 1 jaar heeft geduurd, na 52 weken.”
Fatrans is van mening dat ingevolge artikel 16 lid 1 onder d CAO met het verstrijken van het 10 ziektejaar de verplichting om ook het overwerk door te betalen is komen te vervallen. Anders dan Fatrans kennelijk heeft willen betogen ziet artikel 16 lid 1 onder d CAO evenwel uitsluitend op de onder c vervatte verplichting van de werkgever om het loon over het eerste ziektejaar tot het nettoloon uit te betalen. Het bepaalde onder d heeft naar het oordeel van de kantonrechter geen betrekking op de vraag wat dienaangaande onder het in aanmerking te nemen loon dient te worden gerekend.
Hetzelfde geldt voor hetgeen namens Fatrans is opgemerkt ten aanzien van de Wet verlenging doorbetalingsverplichting bij ziekte. De kern van deze wet is dat het risico van loonderving als gevolg van ziekte gedurende 104 weken voor rekening komt van de werkgever, doch deze wet heeft geen wijziging gebracht in het hiervoor onder rechtsoverweging 9 vermelde dwingend wettelijk loonbegrip.
Het vorenstaande wettigt dan ook de juistheid van de stelling van [eiser] dat hij ook in het 2e ziektejaar naar de norm van artikel 7:629 lid 1 BW aanspraak kan maken op doorbetaling van zijn overwerkuren.
De kantonrechter ziet anders dan Fatrans geen reden voor het oordeel dat deze op een dwingendrechtelijke wettelijke bepaling gebaseerde aanspraak in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar geacht zou moeten worden.
Ter gelegenheid van de tussen partijen gehouden comparitie heeft Fatrans ten slotte gesteld dat — indien en voor zover zij wel gehouden is tot doorbetaling van de overwerkuren — het gemiddeld aantal uren overeenkomstig artikel 16 lid b onder b CAO met 1/4 dient te worden verminderd.
De kantonrechter zal laatstgenoemd artikelonderdeel van de CAO evenwel buiten toepassing laten. Het betreft hier immers een afwijking van het bepaalde in artikel 7:628 BW als bedoeld in het zevende lid van dat artikel. Dit artikelonderdeel is evenwel voor artikel 7:629 BW — anders dan uitdrukkelijk liet derde lid - niet van toepassing verklaard. Geoordeeld moet dan ook worden dat de wet voor de in artikel 16 lid 1 onder b CAO vervatte maximering van het gemiddeld in aanmerking te nemen aantal overuren geen grondslag biedt.
[Eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij gemiddeld 60 uur per periode van vier weken heeft overgewerkt. Het gemiddelde overwerkloon bedroeg in de 52 weken voorafgaande aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag derhalve 60 â 130% x € 10,98 = € 856,44, zodat [eiser] gedurende zijn tweede ziektejaar per periode aanspraak kan maken op betaling van (70% x € 856,44 ) € 599,50.
Het vorenstaande betekent dan ook dat de vordering van [eiser] tot betaling van het achterstallige salaris voor toewijzing in aanmerking komt, evenals de meegevorderde wettelijke rente en de wettelijke verhoging welke zal worden gematigd tot 10%.
Fatrans wordt in deze procedure in liet ongelijk gesteld en zal mitsdien met de proceskosten worden belast.
Veroordeelt Fatrans aan [eiser] tegen kwijting te betalen:
een bedrag van €4.796,00 bruto wegens achterstallig loon over de periode vanaf 4/2005 tot en met 11/2005, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ter hoogte van 10% over dit bedrag;
tot doorbetaling van een bedrag gelijk aan 70% van het loon inclusief de gemiddelde overwerkvergoeding vanaf periode 12/2005 zolang [eiser] wegens ziekte arbeidsongeschikt zal zijn en het dienstverband niet op rechtsgeldige wijze zal zijn geëindigd, tot het 20 ziektejaar op 22 maart 2006 zal zijn verstreken;
tot betaling van de wettelijke rente over een bedrag van €4.796,00 bruto te rekenen vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt Fatrans in de proceskosten, die tot heden voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 118,60 aan verschotten [inclusief BTW indien en voor zover door Fatrans verschuldigd], en een bedrag van € 400,00 voor salaris van de gemachtigde van [eiser] [waarvoor Fatrans geen BTW verschuldigd is] en veroordeelt Fatrans om daarvan te voldoen:
€ 8,25 van deze verschotten aan [eiser] en
€ 510,35 aan de griffier op de voet van artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor salaris en overige verschotten nu toezending van de daarvoor bestemde acceptgiro.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 6 maart 2006 in het openbaar uitgesproken.