ECLI:NL:RBALK:2006:AY8678

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
6.299
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H. Warnink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot plaatsing in TBS-kliniek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Alkmaar op 21 september 2006 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, verblijvende in het Huis van Bewaring PI Noord-Holland Noord, vorderde om geplaatst te worden in een TBS-kliniek of psychiatrisch ziekenhuis. Eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en terbeschikkingstelling (TBS) door het Gerechtshof te Amsterdam. Eiser stelde dat zijn verblijf in het huis van bewaring onrechtmatig was en in strijd met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Gedaagde, de Staat der Nederlanden, bestreed de vordering en voerde aan dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere behandeling rechtvaardigden.

De voorzieningenrechter overwoog dat het verblijf van eiser in het huis van bewaring na het verstrijken van de formele straftijd ongewenst was, maar dat een veroordeling tot plaatsing in een TBS-kliniek zou betekenen dat andere terbeschikkinggestelden op de wachtlijst langer moesten wachten. De rechter concludeerde dat er geen grond was voor de gevorderde voorzieningen, omdat eiser niet detentieongeschikt was en er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Bovendien werd gesteld dat eiser hoogstwaarschijnlijk dit jaar nog geplaatst zou kunnen worden in een kliniek, waardoor de situatie niet permanent zou zijn.

De voorzieningenrechter heeft de vordering tot plaatsing in een TBS-kliniek afgewezen en bepaald dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van de situatie van terbeschikkinggestelden en de impact van wachtlijsten op hun rechtspositie.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
JJ
KG nummer: 06.299
datum: 21 september 2006
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak van:
[eiser],
verblijvende te Hoorn in het Huis van Bewaring PI Noord-Holland Noord, Locatie Zwaag,
EISER IN KORT GEDING,
procureur mr. E. Boskma,
advocaat mr. G.P. Hamer te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (ministerie van Justitie),
zetelende te ’s-Gravenhage,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
procureur mr. C. Boll,
advocaat mr. W.B. Gaasbeek te ‘s-Gravenhage.
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 12 september 2006 heeft eiser gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
Gedaagde heeft de vordering bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van eiser de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. DE UITGANGSPUNTEN
2.1 Bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam is eiser terzake poging tot moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarbij tevens de Terbeschikkingstelling (TBS) is opgelegd.
2.2 Gelet op het voorarrest zou eiser, rekening houdend met vervroegde invrijheidstelling, op of omstreeks 10 november 2005 in vrijheid worden gesteld.
2.3 Eiser verblijft sedert die tijd als TBS-passant in een huis van bewaring, hetgeen gebaseerd is op art. 9 lid 2 en sub f van de Penitentiaire Beginselenwet.
2.4 De passantentermijn heeft op 10 mei 2006 een termijn van zes maanden overschreden. Vanaf die datum komt eiser in aanmerking voor een passantenvergoeding van € 350,- per maand, welke vergoeding driemaandelijks wordt vermeerderd met € 125,00.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Eiser vordert, primair, plaatsing in een TBS-kliniek of psychiatrisch ziekenhuis en, subsidiair, invrijheidstelling.
3.2 Volgens eiser is zijn verblijf in het huis van bewaring niet alleen onrechtmatig te achten doch bovendien in strijd met artikel 5 EVRM.
3.3 Gedaagde heeft de vorderingen bestreden op gronden als hierna gemeld.
3.4 Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader toegelicht onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover nodig voor de beslissing wordt daarop hierna uitdrukkelijk ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Voorop dient te staan dat een verblijf in een huis van bewaring nadat de formele straftijd is verstreken en dat uitsluitend moet worden gewacht op plaatsing in een TBS-kliniek een bijzonder ongewenste situatie oplevert, zeker wanneer dat een tijdsduur betreft zoals in de onderhavige zaak.
4.2 Het feit dat de passantentermijn thans als onrechtmatig moet worden aangemerkt is niet in geschil.
4.3 Aan de andere kant zal een veroordeling tot plaatsing meebrengen dat een terbeschikkinggestelde die hoger op de wachtlijst voor de plaatsing in een kliniek staat worden gepasseerd. Waar het verblijf van eiser als ongewenst moet worden aangemerkt, geldt een zelfde kwalificatie voor personen die vóór hem op de lijst staan en die door plaatsing van eiser nog langer moeten wachten tot met hun behandeling kan worden begonnen.
4.4 Ten aanzien van de persoon van eiser heeft gedaagde onbestreden gesteld dat hij niet detentieongeschikt is of dat er andere bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan hij niet in het huis van bewaring zou kunnen verblijven.
4.5 Eiser verwijt gedaagde het bestaan van wachtlijsten terzake plaatsing. Gedaagde op haar beurt heeft gewezen op haar inspanningen om het aantal plaatsen te vergroten als ook op het feit dat er in de afgelopen jaren een (zeer) grote toename is geweest van het aantal terbeschikkinggestelden, hetgeen overigens inmiddels als algemeen bekend mag worden verondersteld.
4.6 Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is geen optie. Dat zou immers alleen kunnen aldaar waar TBS-plaatsen zijn ingeruimd en plaatsing stuit dan af op hetgeen hiervoor al is overwogen.
4.7 Invrijheidstelling is eveneens geen alternatief. In het veroordelende arrest is uitdrukkelijk overwogen dat ten aanzien van eiser een groot gevaar voor herhaling bestaat van het op zichzelf ernstige delict waarvoor hij onder meer is veroordeeld tot terbeschikkingstelling. Bovendien zou zulks een doorkruising van de veroordeling tot terbeschikkingstelling opleveren.
4.8 Tot slot wordt nog overwogen dat gedaagde heeft verklaard dat eiser hoogstwaarschijnlijk, behoudens bijzondere omstandigheden, dit jaar nog zal kunnen worden geplaatst in een kliniek, zodat het einde van het passantenverblijf in zicht is. Een expliciete veroordeling daartoe zal gelet op het vorenstaande echter niet worden uitgesproken.
4.9 De gevorderde voorzieningen zullen daarom worden afgewezen. Echter, gelet op de aard van de kwestie, zal geen kostenveroordeling worden uitgesproken.
5. DE BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- weigert de gevorderde voorzieningen;
- compenseert de kosten van geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Gewezen door mr. H. Warnink, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2006 in tegenwoordigheid van J.J.M. Jeurissen, griffier.