ECLI:NL:RBALK:2006:AZ2839

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810198-06 + 14.033006-06 (tul)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging en diefstal met gebruik van geweld

Op 21 november 2006 heeft de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 23 april 2006 te Enkhuizen het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling en hem heeft beroofd van zijn vrijheid. De verdachte, getooid met een bivakmuts, drong de woning van het slachtoffer binnen en dwong hem op de grond te gaan liggen, waarna hij het slachtoffer boeide. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door deze handelingen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de psychologische rapportage die concludeerde dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was. Daarnaast heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft ook enkele voorwerpen, waaronder handboeien en een zaklantaarn, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan na een zitting op 7 november 2006, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie heeft behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummers : 14.810198-06 en 14.033006-03 (tul)
Datum uitspraak: 21 november 2006
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde zal bewezen verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 14 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de algemene voorwaarde en een tweetal bijzondere voorwaarden;
- de tenuitvoerlegging zal gelasten van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, bij vonnis van 25 juni 2004 van de politierechter te Alkmaar;
-hetgeen door de verdachte en mr. J.S. Dallinga, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 23 april 2006 te Enkhuizen opzettelijk [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet (met een honkbalknuppel en/of een zaklantaarn [type Mag-lite] en/of getooid met een bivakmuts) naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is toegegaan (gelegen op/aan de [adres 1]) en/of heeft hij, verdachte, aangebeld bij die woning en/of (toen die deur werd opengedaan door die [slachtoffer 1]) heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] besprongen en/of die [slachtoffer 1] gedwongen de woonkamer van die woning in te gaan en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij, die [slachtoffer 1], op de grond moest gaan liggen en/of die [slachtoffer 1] handboeien omgedaan, althans die [slachtoffer 1] geboeid;
2.
hij op of omstreeks 23 april 2006 te Enkhuizen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (getooid met een bivakmuts) een honkbalknuppel en/of een zaklantaarn (type Mag-lite) getoond en/of getoond gehouden en/of gericht en/of gericht gehouden op en/of aan die [slachtoffer 1] en/of heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] gedwongen op de grond te gaan liggen en/of die [slachtoffer 1] geboeid en/of die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Ga liggen" en/of (in de Engelse taal) "Ik ben van de politie" en/of "Deze klootzak lag op mijn vrouw", althans woorden van dergelijke aard en/of strekking;
3 primair.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 januari 2006 tot en met 15 februari 2006 te Enkhuizen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie, althans een of meer portofoon(s) (merk Kenwood), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3 subsidiair.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 januari 2006 tot en met 15 februari 2006 te Enkhuizen, opzettelijk drie, althans een of meer portofoon(s), toebehorend aan [betrokkene], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke goederen hij, verdachte uit hoofde van persoonlijk dienstbetrekking onder zich had en welke hij, verdachte, anders dan door misdrijf onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeeigend;
3 meer subsidiair.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 januari 2006 tot en met 15 februari 2006 te Enkhuizen, in elk geval in Nederland, drie, althans een of meer portofoon(s) (merk Kenwood) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die portofoon(s) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte is, gewapend met een zaklantaarn, type mag-lite, en getooid met een bivakmuts naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan. Nadat op zijn aanbellen de deur werd open gedaan door [slachtoffer 1], is deze bij het zien van verdachte achteruit de kamer ingelopen. Verdachte is hem met de zaklantaarn dreigend, in slaghouding opgeheven, tot in de kamer gevolgd. Verdachte heeft de voordeur en kamerdeur niet achter zich gesloten. In de kamer heeft verdachte [slachtoffer 1] toegeschreeuwd te gaan liggen, waarna deze is gaan liggen en door verdachte werd geboeid met de armen op de rug. Vervolgens is verdachte richting de slaapkamer gelopen. [slachtoffer 1] is overeind gekomen en op verdachte afgelopen. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] verdachte geduwd en bij de arm vast gegrepen, waarna er een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer 1] ontstond. Al worstelend heeft [slachtoffer 1] verdachte uit huis weten te werken. Volgens de verklaring van verdachte ter zitting stond [slachtoffer 1] reeds na enkele seconden, nadat hij geboeid was, op en duurde de gehele actie, vanaf binnenkomst totdat hij uit huis was gezet, slechts enkele minuten.
Van vrijheidsbeneming in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht is sprake wanneer het slachtoffer zich van de plaats waar hij zich bevindt niet kan verwijderen, bijvoorbeeld doordat hij of opgesloten is of zodanig gekneveld dat hij zich niet kan voortbewegen. Ook kan van vrijheidsberoving sprake zijn, wanneer het slachtoffer zich vanwege de van verdachte uitgaande bedreiging niet van de plaats durft te verwijderen. In casu is [slachtoffer 1] niet opgesloten geweest; de voordeur en kamerdeur zijn open blijven staan. Hij is ook niet in zijn bewegingsvrijheid belemmerd. Het geboeid zijn aan zijn armen verhinderde [slachtoffer 1] immers niet om op te staan en op verdachte toe te lopen. Ook de dreiging van verdachte jegens [slachtoffer 1] of de zich eveneens in (de slaapkamer van) de woning bevindende [slachtoffer 2], was fysiek noch verbaal van dusdanige aard dat het [slachtoffer 1] belet heeft in zijn bewegingsvrijheid, integendeel; [slachtoffer 1] heeft verdachte via de nog openstaande voordeur het huis uitgewerkt. Verdachte zijnerzijds heeft, toen eenmaal de worsteling ontstond, geen enkele poging gedaan [slachtoffer 1] tegen te houden.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in casu niet van (een voltooide) vrijheidsberoving kan worden gesproken.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
2
hij op 23 april 2006 te Enkhuizen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (getooid met een bivakmuts) een zaklantaarn (type Mag-lite) getoond en gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 1] gedwongen op de grond te gaan liggen en die [slachtoffer 1] geboeid en die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Ga liggen";
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
2 : bedreiging met zware mishandeling;
3 primair: diefstal.
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank zal bij de op te leggen straf rekening houden met de rapportage van S.A. Höhner van 3 juli 2006, psycholoog te Bloemendaal waarin wordt geconcludeerd dat verdachte althans met betrekking tot feit 1 en feit 2, als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen is. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE HOOFDSTRAF
De rechtbank heeft de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is getooid met een bivakmuts, in de nachtelijke uren de woning van het slachtoffer binnengedrongen. In de woonkamer heeft verdachte het slachtoffer gedwongen op de grond te gaan liggen en heeft hij het slachtoffer vervolgens geboeid.
De rechtbank vindt dit een ernstig feit aangezien verdachte door deze handelwijze een aanzienlijke inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.
Tevens heeft verdachte terwijl hij een verzorgingstehuis van [betrokkene] werkzaam was, een drietal portofoons gestolen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 27 april 2006.
Uit dit uittreksel blijkt onder meer dat verdachte reeds eerder ter zake van een geweldsdelict alsmede ter zake van vermogensdelicten tot taakstraffen en een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
-het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 20 juni 2006 van G. Muntinga als reclasseringswerkster verbonden aan de Reclassering Nederland.
- het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport gedateerd 16 oktober 2006 van G. Muntinga als reclasseringswerkster verbonden aan de Reclassering Nederland.
- Het onder 6 genoemde rapport van de psycholoog S.A. Höhner van 3 juli 2006.
Daarin staat – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – het volgende.
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische trekken en zwakbegaafdheid.
Door een instabiel zelfgevoel, impulsief gedrag, slechte agressieregulering en hoog opgelopen interne druk – met een impulsdoorbraak tot gevolg – heeft hij zich laten leiden tot de ten laste gelegde feiten. Hij werd door een lacunaire gewetensfunctie, gebrekkige empathie en beperkte cognitieve vermogens niet geremd in zijn handelen.
Derhalve was hij bij de ten laste gelegde feiten – in zekere mate - minder dan de gemiddelde mens in staat zijn gedrag conform het besef van het wederrechtelijke van zijn handelen te bepalen. Hij kan hierdoor beschouwd worden als zijnde geweest enigszins verminderd toerekeningsvatbaar.
Door betrokkenes instabiele zelfgevoel, impulsiviteit en slechte agressie- en gevoelsregulatie, opportunisme, gebrekkige empathie en lacunaire gewetensfunctie, is de kans op recidive hoog, als de psychische gesteldheid van betrokkene onveranderd blijft.
Geadviseerd wordt bij een geheel of gedeeltelijke voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde te stellen dat betrokkene zich gedurende de proeftijd richt naar de aanwijzingen van de reclassering en zich onder behandeling laat stellen bij de Waag.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, passend en geboden is.
De rechtbank zal daarbij, nu zij anders dan door de officier van justitie, verdachte van het onder 1 ten laste gelegde zal vrijspreken, de duur van de vrijheidsbenemende straf, bepalen zoals in de rubriek BESLISSING is aangegeven.
8. MOTIVERING VAN DE BIJKOMENDE STRAF
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslaggenomen (hand)boeisleutels, handschoenen, lantaarn en handboeien dienen te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is het volgende gebleken.
Het bewezenverklaarde is begaan met behulp van bovengenoemde voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren
9. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE STRAF
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de politierechter te Alkmaar van 25 juni 2004 in de zaak met parketnummer 14.033006-03 aan de verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 29 juli 2004 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 10 juli 2004 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
10. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14a (oud), 14b, 14b (oud), 14c, 14d, 14g, 33, 33a, 57, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
11. BESLISSING
De rechtbank:
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 en 3 primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
-de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
-de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt.
-dat de veroordeelde behandeling zal volgen en voltooien bij De Waag te Amsterdam en deze behandeling zal volgen gedurende de tijd dat zijn behandelaar(s) dit nodig vindt (vinden), doch maximaal gedurende de proeftijd.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
? Verklaart verbeurd:
1. (handboei)sleutel, kleur zilver, met hanger;
2. (handboei)sleutel, kleur zilver;
3. 2stuks handschoenen, leder, kleur zwart;
4. lantaarn, kleur zwart, MAG LITE;
5. handboei(en), metaal lips.
? Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand, opgelegd bij voormeld vonnis van 25 juni 2004 in de zaak met parketnummer 14.033006-03 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd.
? Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.J. van Lieshout-Segers, voorzitter,
mr. H. de Klerk en mr. O.M. Harms, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van der Vecht, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2006.