Parketnummer : 14.810227-06
Datum uitspraak: 21 november 2006
OP TEGENSPRAAK
VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
gedetineerd in P.I. Midden Holland – HvB Haarlem te Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2006 en 7 november 2006.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank het aan verdachte onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal bewezen verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van driehonderd (300) dagen, waarvan honderd (100) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringscontact.
De officier van justitie vordert bovendien de oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de afspraken met een behandelaar;
- dat verdachte gedurende de proeftijd zijn financiën zal laten beheren;
- dat verdachte gedurende de proeftijd woonbegeleiding accepteert en
- dat verdachte gedurende de proeftijd zorgdraagt voor het hebben van een dagbesteding.
Voorts vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, de gemeente Den Helder, tot een bedrag ter hoogte van € 1.838.--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 36 dagen hechtenis, voor het overige niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en mr. G. Lieffijn, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2005 tot en met 10 april 2006 in de gemeente Den Helder (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een of meer gebouw(en) op het terrein van) [slachtoffer 1] heeft weggenomen een laser (meetinstrument) (merk: Black & Decker) en/of drie, althans een of meer schroefboormachine(s) (merk: Dewalt en/of Prowork) en/of twee, althans een of meer klopboormachine(s) (merk: AEG en/of Hitachi) en/of een (gaten)zaag (type: Sandvick) en/of een cirkelzaagmachine (merk: Festool) en/of een (heren)fiets (merk: Giant) en/of acht, althans een of meer do(o)(s)(z)en met fles(sen)(jes) (sterke) (alcoholhoudende) drank en/of een microfoon (merk: Sennheiser) en/of een lamp (type: Griven Kaleido) en/of een monitorbox (merk: Yorkville) en/of een muziekversterker (kleur zwart), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming en/of een valse sleutel;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2005 tot en met 20 december 2005 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een pand, gelegen aan het [adres slachtoffer 2] twee, althans één, laptop(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 20 april 2006 in de gemeente Den Helder (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit [slachtoffer 3] aan het [adres slachtoffer 3] heeft weggenomen (in totaal) zeven, althans een of meer TFT-scherm(en) (flatscreen(s)) (merk Shi-tec, type LM500 en/of merk Hewlett Packard, type 1702), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele
toebehorende aan de [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 10 april 2006 in de gemeente Den Helder telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit gebouwen op het terrein van [slachtoffer 1] heeft weggenomen een laser meetinstrument en schroefboormachines en twee klopboormachines en een zaag en een cirkelzaagmachine en dozen met flessen drank, toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
hij in de periode van 17 december 2005 tot en met 20 december 2005 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een pand, gelegen aan het [adres slachtoffer 2], twee laptops toebehorende aan [slachtoffer 2].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
? De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 7 november 2006 afgelegd, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik ben in de periode van 1 augustus 2005 tot en met 10 april 2006 bij twee bezoeken aan [slachtoffer 1] mee geweest met [mededader 1] en [mededader 2]. Ik heb mij daarbij schuldig gemaakt aan diefstal. Ik heb gezien dat er het volgende aan spullen is meegegaan: 4 boormachines, 1 klopboormachine, een decoupeerzaag en acht doosjes Flügel.
? Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1000/06-164490 van 4 mei 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar Johannes Beekes.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op genoemde datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 1] (pagina 225):
Ik ben werknemer van [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1]. In de periode van 1 augustus 2005 tot en met 10 april 2006 is er een serie diefstallen gepleegd. Vanaf 1 augustus vorig jaar misten wij met enige regelmaat goederen. Op 19 februari 2006 ontdekten wij dat van alle hokken de deursloten vernield waren en dat er gereedschap ontvreemd was. Het weggenomen goed behoort mij (naar de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) geheel in eigendom toe.
Goederenbijlage d.d. 4 mei 2006:
- 1 Black & Decker laser meetinstrument
- 2 Dewalt schroefboormachines
- 1 Prowork schroefboormachine
- 1 AEG klopboormachine
- 1 Hitachi klopboormachine
- 1 Sandvik gatenzaag
- 1 Festool cirkelzaagmachine
- 8 dozen drank
? Het proces-verbaal van verhoor met nummer PL271B/06-029103 van 1 mei 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren Johannes Beekes en Chantal Bremer (pagina 80).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [mededader 1]:
Ik ben daar twee keer geweest met [mededader 2] en [verdachte]. We hebben daar behoorlijk veel gestolen. Het ging om gereedschap zoals accuboormachines, een soort zaagmachine, een apparaat waar laserstralen uitkwamen en ook nog een gewone boormachine.
? Het proces-verbaal van verhoor met nummer PL1000/06-164490 van 8 mei 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren Johannes Beekes en Chantal Bremer (pagina 51).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [mededader 2]:
Ik ben in totaal vier keer op het terrein van [slachtoffer 1] betrokken geweest bij diefstallen. Bij de eerste diefstal waren betrokken [mededader1] en [verdachte]. De zondag daarna zijn we weer naar [slachtoffer 1] gegaan. Ik denk dat ik toen alleen met [verdachte] was. Later die dag ben ik zelf nog een keer geweest. Weer een week later, ben ik weer naar dezelfde hal/loods gegaan. Ik was toen met [mededader 1] en [verdachte].
? De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 7 november 2006 afgelegd, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Ik heb samen met [mededader 2] en [mededader 1] twee laptops weggenomen uit de [slachtoffer 2]. Dat was vóór de Kerstmarkt. Indien de camerabeelden 18 december 2005 aangeven kan dat kloppen.
? Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1030/06-110760 van 20 januari 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar Maurice Rober Leonard Zwart.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op genoemde datum tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [betrokkene 2] (pagina 246):
Ik doe aangifte en verklaar dat het weggenomen goed toebehoort aan [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2]. Ik ben bedrijfsleider van [slachtoffer 2]. Op 17 december 2005 waren de twee laptops nog aanwezig. Ze stonden in mijn kamer en zaten in een zwarte draagtas. Er zijn beelden vastgelegd met het digitale bewakingssysteem op 18 december 2005 van een drietal mannen die zich verdacht ophouden bij de entree.
? Het proces-verbaal van verhoor met nummer PL1000/06-164490 van 8 mei 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren Johannes Beekes en Chantal Bremer (pagina 51).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [mededader 2]:
Het was Kerst 2005. Ik liep samen met [mededader 1] en [verdachte] de hal van [slachtoffer 2] in. We zijn toen een kantoor ingelopen. Uit die ruimte hebben we twee laptops meegenomen.
? Het proces-verbaal van verhoor met nummer PL271B/06-029103 van 1 mei 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren Johannes Beekes en Chantal Bremer (pagina 80).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op genoemde datum tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [mededader 1]:
Ik herinner me dat er kerstmarkt was in [slachtoffer 2]. Ik ben daar naar toe gegaan met [mededader 2] en [verdachte]. We zijn met z’n drieën ergens boven in een kantoor terecht gekomen en vonden daar twee laptops in een tas. We hebben ze gewoon meegenomen. [mededader 2] had er één en [verdachte] had er één.
Met betrekking tot de vrijspraak van hetgeen verdachte onder 3 is tenlastegelgd heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Uit de aangifte zoals die op 1 mei 2006 namens de [slachtoffer 3] door [betrokkene 3] is gedaan, blijkt dat het gaat om de diefstal van een zevental TFT-schermen die in de periode van 1 maart 2006 tot en met 20 april 2006 uit de computerruimte in de kelder van het gebouw van [slachtoffer 3] zijn weggenomen. Uit deze aangifte blijkt voorts dat het gaat om nieuw aangeschafte TFT-schermen van de merken Shi-tec en Hewlett Packard.
Verdachte heeft, zowel ter zitting als in zijn verklaring die hij op 9 mei 2006 ten overstaan van de verbalisanten J. Beekes en C. Bremer heeft afgelegd, aangegeven dat hij één keer bij [slachtoffer 3] is geweest en wel bij de opening van het nieuwe gebouw. Hij was toen samen met [mededader 2]. Verdachte verklaart dat hij bij die gelegenheid bij binnenkomst in de hal van [slachtoffer 3] een berg met afval zag liggen, waar ook vijf flatscreens tussen lagen met daarop plakkers met de tekst: “valt uit tijdens gebruik”. Ter zitting verklaart verdachte dat hij vier van deze schermen heeft meegenomen, terwijl hij ten overstaan van genoemde verbalisanten heeft gezegd dat hij er drie heeft meegenomen. [mededader 2] heeft in zijn verklaring zoals hij die op 8 mei 2006 ten overstaan van meergenoemde verbalisanten heeft afgelegd, eveneens aangegeven dat zij, bij de gelegenheid dat hij samen met verdachte bij [slachtoffer 3] was, oude flatscreens hebben meegenomen die bij een berg afval stonden. [mededader 2] heeft het over een aantal van vijf.
Wat er verder van het aantal weggenomen flatscreens ook zij, gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet betrokken is geweest bij de diefstal van de in de aangifte vermelde -zeven- door [slachtoffer 3] nieuw aangeschafte TFT-schermen, zodat verdachte van hetgeen als feit 3 aan hem tenlaste is gelegd dient te worden vrijgesproken.
7. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2 telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
8. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
9. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse diefstallen die hij met een ander of anderen gepleegd heeft. Dat zijn ergerlijke feiten die, naast schade, vaak hinder en ergernis veroorzaken bij de gedupeerden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 mei 2006, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van vermogensdelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 7 augustus 2006 van M. Muurling als reclasseringswerkster verbonden aan Brijder Verslavingszorg.
- het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport gedateerd 20 oktober 2006, van psychiater C.J. van Gestel.
Het voorlichtingsrapport gedateerd 10 mei 2006 houdt onder meer het volgende in:
De situatie van [verdachte] verslechtert in een rap tempo. Hij valt steeds terug in middelengebruik: cocaïne en alcochol. Uit de RISc-rapportage blijkt dat er een hoge kans is op recidive. Hulpverleningscontacten bij de GGZ en Brijder zijn mislukt. Er zou psychologisch onderzoek moeten worden gedaan om te kijken of er met [verdachte] meer aan de hand is dan enkel de diagnose ADHD.
[verdachte] is een intelligente man die structuur in zijn leven nodig heeft. Hij is impulsief, heeft regelmatig een terugval van gebruik van alcohol en drugs en komt hierdoor in de problemen. [verdachte] is verbaal sterk, waardoor het zich voordoet alsof hij weet wat zijn problemen zijn en hoe hij deze moet oplossen. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat dit niet het geval is. Uiteindelijk lijkt [verdachte] gemotiveerd voor verandering, echter hiervoor moet nog een concreet plan van aanpak worden opgesteld na onderzoek bij de FPD.
Het psychiatrisch rapport gedateerd 20 oktober 2006 houdt onder meer het volgende in:
In dit onderzoek is geen psychiatrisch toestandsbeeld geconstateerd bij betrokkene. Wel zijn er opnieuw duidelijke aanwijzingen gevonden voor ADHD, meest waarschijnlijk van het gecombineerde type. Deze stoornis is als primair te beschouwen. Daarbij toont onderzochte kenmerken van comorbide stoornissen, die vaak tot zeer vaak gepaard gaan met ADHD. Het gaat dan met name om verslavingsproblematiek, alsook om de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ook de bij onderzochte geclassificeerde angststoornis ‘niet anderszins omschreven’, wordt vaker gezien in combinatie met ADHD. Alle beschreven stoornissen bestonden ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Hoewel onderzochtes verslavingsproblematiek hem vaak parten speelden, zijn er geen aanwijzingen voor een acute ernstige intoxicatie bij onderzochte ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Onderzochtes gedragskeuzen ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen, zijn zeker mede bepaald door zijn ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling. Onderzochte is immers vaak impulsief en heeft onvoldoende eigen structuur om aan zijn impulsen altijd weerstand te bieden. Onderzochtes verslavingsproblematiek zal hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de tenlastegelegde feiten, indien bewezen.
Tenslotte was onderzochte ten tijde van de tenlastegelegde feiten goed op de hoogte van het onwettige karakter van zijn gedrag, maar zijn gewetensfunctie bleek opnieuw onvoldoende om hem hiervan te weerhouden. Op grond van het in enige mate bestaande causale verband tussen onderzochtes stoornis en gebrekkige ontwikkeling en de hem tenlastegelegde feiten, kan geadviseerd worden onderzochte al met al (licht) verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Op grond van het chronische karakter van onderzochtes problematiek en het vooralsnog ontbreken van een goede externe structuur is de inschatting van het recidiverisico op klinische gronden helaas ongunstig, al is het onwaarschijnlijk dat dit risico zich onmiddellijk zal openbaren. Als het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, ligt het het meest voor de hand om aan onderzochte een verplicht reclasseringscontact op te leggen met een aantal voorwaarden. Omdat onderzochte nog wel enigszins gevoelig is voor een ‘stok achter de deur’, kan dit verplichte contact best geborgd worden door een voorwaardelijke celstraf. Voorwaarden die aan onderzochte opgelegd zouden kunnen worden het zich houden aan afspraken met een behandelaar, het laten beheren van zijn financiën, het accepteren van woonbegeleiding en het hebben van een dagbesteding. Om de haalbaarheid van deze voorwaarden te vergroten, heeft mw. Muurling inmiddels een zorgmentor voor onderzochte gevraagd bij de Brijder in Den Helder, die een coördinerende rol zou moeten spelen in het te construeren netwerk om onderzochte. Van dat netwerk zou een behandelaar binnen de Brij-der, die zich gespecialiseerd heeft in de behandeling van patiënten met ADHD, deel moeten gaan uitmaken. Als onderzochtes schuldsanering blijft doorlopen, zijn zijn financiën geregeld. Als de schuldsanering stopt, zou voor onderzochte bewindvoering kunnen worden aange-vraagd door zijn zorgmentor. Zolang onderzochte niet werkt, zou hij een dagbesteding kun-nen hebben bij de Brijder. Tenslotte is door ondergetekende inmiddels het voorwerk gedaan ter verkrijging van een indicatie voor begeleid of beschermd wonen voor onderzochte, het-geen hem op termijn geboden zou kunnen worden door de GGZ Noordduyne.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
De benadeelde partij, de Gemeente Den Helder, heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 3.003,56, naar de rechtbank begrijpt kennelijk namens [slachtoffer 2], wegens schade die de verdachte met zijn mededaders aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij niet ontvankelijk nu niet gebleken is dat genoemde vordering door de bevoegde wettelijk vertegenwoordiger van de gemeente Den Helder, dan wel [slachtoffer 2], is ingediend. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 270 (tweehonderd en zeventig) dagen.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Brijder Verslavingszorg, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal houden aan de afspraken met een behandelaar,
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zijn financiën zal laten beheren,
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd woonbegeleiding accepteert en
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zorgdraagt voor het hebben van een dagbesteding.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. H. de Klerk en mr. O.M. Harms, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van der Vecht, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 november 2006.