ECLI:NL:RBALK:2006:AZ3762

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
23 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
198829-05-5122 WG
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens valsheid in geschrifte en onterecht ingediende declaraties

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 23 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever. De werknemer, [Eiser], was op staande voet ontslagen door de werkgever, [Gedaagde], vanwege het indienen van onjuiste declaraties voor maaltijden en het vervaardigen van valse bonnen. De werkgever stelde dat de werknemer onterecht declaraties had ingediend voor maaltijden die hij niet had genoten, en dat hij ook extra werkuren had geschreven. De werknemer betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en vorderde onder andere betaling van loon en een verklaring voor recht dat het ontslag nietig was.

De kantonrechter oordeelde dat de handelwijze van de werknemer, die valse bonnen had ingediend en onjuiste gegevens had verstrekt, een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverde. De rechter benadrukte dat het verstrekken van valse gegevens getuigt van oneerlijkheid en dat de werkgever erop mag vertrouwen dat de ingediende declaraties juist zijn. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer af en verklaarde het ontslag rechtsgeldig. In reconventie werd de werknemer veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding aan de werkgever, alsook tot terugbetaling van onterecht ontvangen bedragen.

De uitspraak benadrukt het belang van eerlijkheid en transparantie in de arbeidsrelatie, en dat het indienen van valse declaraties ernstige gevolgen kan hebben voor de werknemer. De kantonrechter besloot dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd dienden te worden, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 198829-05-5122 WG
Uitspraakdatum: 23 augustus 2006
Vonnis in de zaak van:
[Eiser] te Koedijk, gemeente Alkmaar
eisende partij in conventie / gedaagde partij in reconventie
verder ook te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. H.E.M. Molenaar, werkzaam ten kantore van het juridisch advies- en incassobureau XS Justitia v.o.f. te Alkmaar
tegen
de besloten vennnootschap [bedrijfsnaam] B.V. te Heerhugowaard
gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. W. Hovingh, advocaat te Alkmaar.
Het procesverloop
in conventie en in reconventie
[Eiser] heeft bij dagvaarding van 10 november 2005 in conventie een vordering ingesteld.
[Gedaagde] heeft in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in reconventie een tegenvordering ingesteld.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
[Eiser] heeft de kantonrechter verzocht de procedure schriftelijk voort te zetten en [gedaagde] heeft zich gerefereerd.
Vervolgens heeft [eiser] van repliek in conventie gediend en in reconventie bij antwoord verweer gevoerd.
Daarna is gediend van dupliek in conventie/repliek in reconventie en van dupliek in reconventie.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
in conventie en in reconventie
1. [Eiser] is op 1 augustus 1999 bij [gedaagde] in dienst getreden als servicemonteur. Onderdeel van die functie is het verhelpen van storingen in Nederland en België, waarvoor hij reist en soms overuren maakt. Zijn laatst verdiende salaris bedraagt € 2.529,84 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
2. Op 27 mei 2005 heeft [gedaagde] [eiser] op staande voet ontslagen, en zulks bij aangetekend schrijven van dezelfde datum aan hem bevestigd. De inhoud daarvan luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Hierbij bevestig ik dat wij u vandaag op staande voet hebben ontslagen.
Helaas heb ik moeten constateren dat u ten onrechte declaraties hebt ingediend. Het gaat hier om declaraties voor maaltijden, waarvan mij bij navraag bij de betreffende restaurants is gebleken dat de door u ingediende bonnen vals zijn. Daarnaast hebt u ten onrechte extra werkuren geschreven. Ik heb u daar vandaag in aanwezigheid van mevrouw [naam] op aangesproken. Uw verklaring heeft mij niet kunnen overtuigen dat u niet heeft gefraudeerd.
De door mij geconstateerde feiten zijn voor mij niet acceptabel en vormen een dringende reden om het dienstverband met onmiddellijke ingang te beëindigen. Om die reden heb ik u meegedeeld dat ik u op staande voet ontsla, waarna u het pand heeft verlaten.
Door de ernst van de door u gepleegde feiten zie ik mij genoodzaakt aangifte te doen van valsheid in geschrifte."
3. [Eiser] heeft bij brief van dezelfde datum aan [gedaagde] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gesteld om de bedongen arbeid te verrichten
1. Bij beschikking van 17 augustus 2005 heeft de ambtsgenoot-kantonrechter te Alkmaar de arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog zou bestaan (en dus: voorwaardelijk) ontbonden per 1 september 2005 onder toekenning van een ontbindingsvergoeding aan [eiser] van € 10.000,00.
De geschillen
In conventie
5. [Eiser] stelt zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet nietig is wegens het ontbreken van een dringende reden en vordert, kort gezegd, een verklaring voor recht dienaangaande alsmede betaling van loon over de maanden juni t/m augustus 2005, vakantietoeslag en een vergoeding wegens niet opgenomen vakantiedagen over 2004 en 2005, een en ander vermeerderd met rente, buitengerechtelijke en proceskosten.
1. [Eiser] geeft toe dat hij wel eens een door een restaurant afgegeven bon heeft ingediend waarop een andere datum stond dan die waarop hij een maaltijd heeft genoten en dat zulks "niet de schoonheidsprijs verdient". Deze zorgeloosheid rechtvaardigt naar zijn mening geen ontslag op staande voet, zeker in aanmerking genomen dat hij gedurende bijna zes jaar altijd uitstekend heeft gefunctioneerd, doch hooguit een minder vergaande maatregel zoals een waarschuwing. Hij heeft immers nimmer te veel of tot een te hoog bedrag maaltijden gedeclareerd, zichzelf niet bevoordeeld en [gedaagde] niet benadeeld. Hij meende recht te hebben op een vaste maaltijdvergoeding van € 15,50 als hij na 19.00 uur werkzaamheden verrichtte, ook als hij niet daadwerkelijk een maaltijd genoot. Aanvankelijk werd deze vergoeding aan hem uitbetaald zonder dat hij daarvoor bonnen hoefde in te dienen. Een duidelijke procedure en controle ontbraken. [Eiser] betwist voorts dat hij ten onrechte extra werkuren zou hebben geschreven.
7. [Gedaagde] volhardt in haar stelling dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Het is haar bij controle in 2005 gebleken dat [eiser] maaltijden bij restaurants had gedeclareerd waar hij in werkelijkheid niet was geweest. De door hem als bewijs ingediende restaurantbonnen waren onjuist dan wel door hem zelf ingevuld. [Eiser] heeft, zo is ook bij controle gebleken, zijn tijddeclaraties "opgeklopt", waardoor hij ten onrechte 80 uur overwerk uitbetaald heeft gekregen (ter waarde van € 1.536,00). [Gedaagde] erkent het door [eiser] gestelde aantal niet genoten vakantiedagen en de daarop gebaseerde vordering, maar beroept zich op verrekening met een door haar in reconventie ingestelde tegenvordering.
In reconventie
1. [Gedaagde] stelt dat [eiser] haar een dringende reden heeft gegeven voor ontslag op staande voet en uit dien hoofde schadeplichtig is. Zij vordert de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in art 7:680 BW, zijnde het loon over de opzegtermijn van een maand (€ 2.732,23). Voorts stelt zij dat zij wegens onverschuldigd betaalde maaltijddeclaraties een bedrag van € 1.224,25 netto heeft voldaan en wegens onverschuldigd betaald loon een bedrag van € 1.535 bruto, welke bedragen zij thans van [eiser] vordert.
9. [Eiser] heeft de vordering betwist en onder meer nog aangevoerd dat (in elk geval) geen sprake is van de in artikel 7:622 lid 3 BW voor schadeplichtigheid vereiste opzet of schuld.
De beoordeling
In conventie
10. In alinea 16 van de conclusie van repliek stelt [eiser] dat hij zich tijdens zijn verhoor als verdachte door de politie (op de aangifte door [gedaagde] van valsheid in geschrifte) waarheidsgetrouw heeft uitgelaten. Voor de beoordeling van de handelwijze van [eiser] kan dus in elk geval worden uitgegaan van hetgeen hij daaromtrent zelf bij die gelegenheid heeft verklaard. De kantonrechter acht in dit verband met name de volgende passages van het desbetreffende proces-verbaal (overgelegd als productie 10 bij dagvaarding en waarbij V staat voor vraag en A voor antwoord) van belang.
(...)
Er is een regeling dat als de werknemers na 19.00 uur nog werken recht hebben op een maaltijd vergoeding van 15,50 euro. Voor de maaltijd moet men dan een bonnetje inleveren. Soms at ik wel eens een hapje thuis. Dan had ik wel recht op een maaltijd vergoeding. Omdat de werkgever een bonnetje eisde regelde ik dan later bij een restaurant een bon van 15,50 euro. Er zijn 6 jaar lang geen opmerkingen geweest.
(...)
V: U heeft ook bonnen ingediend van een restaurant in Bergen NH. Klopt dit?
A: ja dat klopt.
V: Waarneer is dat geweest?
A: Nee. Privé at ik weleens ergens anders. Ik vroeg dan of zij een bonnetje wilde maken van 15,50 euro. Iemand van het restaurant had geen zin om die bonnen uit te schrijven. Die persoon heeft mij toen een stapel bonnen gegeven. Ik heb toen zelf de bonnen ingevuld.
V: Deze bonnen zijn niet meer in gebruik bij het restaurant. Er is vorig jaar wel een computerstoring geweest en hebben ze toen mogelijk oude bonnen ingevuld. Ze werken nu met een geautomatiseerd systeem.
A: Dat is mij onbekend. Ik kreeg een stapel en vulde ze zelf in. Ik zette er dan een datum op van een dag dat ik na 19:00 uur nog aan het werk had. De boekhoudster controleerd dit allemaal. Ik heb weleens een bon ingevuld met een datum erop van een dag dat ik recht had op een maaltijd vergoedin, maar welke ik niet heb genoten op die dag. Ik heb dan een andere dag ergens gegeten en die bon ingeleverd.
(...)
11. Dit betekent dat [eiser] niet alleen meer dan eens onjuiste gegevens omtrent genoten maaltijden heeft verstrekt, maar ook nog eens valse (niet in overeenstemming met de werkelijkheid zijnde) bonnen heeft vervaardigd of laten vervaardigen, met de bedoeling om deze voor echt te laten doorgaan. Deze handelwijze is kwalijk en levert naar het oordeel van de kantonrechter een dringende reden voor ontslag op. De ernst ervan wordt in onvoldoende mate weggenomen door de duur van het dienstverband en [eiser]'s overige staat van dienst.
12. De kantonrechter overweegt hierover nog het volgende. Het gaat er niet zozeer om of [gedaagde] door die handelwijze per saldo benadeeld is - hoewel zulks allerminst onaannemelijk is, nu die onjuiste bonnen deel uitmaakten van haar (fiscale) administratie - en ook is niet van overwegend belang dat [eiser], zoals hij heeft gesteld, van zijn declaratiegedrag niet beter is geworden omdat hij op de betreffende bedragen uiteindelijk toch recht had. Het gaat erom dat het verstrekken van valse of gemanipuleerde gegevens van oneerlijkheid getuigt en er ook toe kan leiden dat de werkgever niet (goed) meer kan vaststellen of, wanneer, hoe vaak en in welke mate onjuist is gedeclareerd. Dat [gedaagde] geen vaste procedure heeft voor het indienen of declareren van maaltijdvergoedingen maakt een en ander niet anders. Duidelijk was in elk geval wel dat zij ter staving van een maaltijddeclaratie een bon, oftewel een bewijsstuk wenste. Ook zonder duidelijke voorschriften of regels daaromtrent spreekt het vanzelf dat dat een "echte" moet zijn, van het betreffende restaurant afkomstig en voorzien van de juiste gegevens. Voor zover [eiser] zich beroept op aan (de directie van) [gedaagde] toe te rekenen wetenschap van of instemming met de gang van zaken, gaat dat niet op omdat de boekhouder bij wie hij zijn declaraties indiende en op wier verklaring hij zich beroept, slechts tot 1 december 2003 in dienst is geweest, terwijl de verweten gedragingen zich daarna, met name in 2005 hebben afgespeeld. Bovendien heeft die instemming - die door [gedaagde] overigens is betwist - dan alleen betrekking op het vermelden van een onjuiste datum van restaurantbezoek, maar niet op de gevallen dat [eiser] in het geheel geen restaurant heeft bezocht, maar wel zelf een bon vervaardigde of liet maken en inleverde. De kantonrechter deelt evenmin zijn zienswijze dat [gedaagde] maar beter of eerder had moeten controleren. Het gaat te ver om van een werkgever te verlangen dat hij niet alleen de door hem ingediende declaraties, maar ook nog de daarbij gevoegde bewijsstukken op juistheid toetst, hetgeen er op neer zou komen dat hij op voorhand de eerlijkheid van zijn werknemers in twijfel trekt. De werkgever mag uitgaan van de juistheid van de door hem verstrekte declaratiegegevens.
13. Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen als geformuleerd onder 1, 2 en 3 van het petitum zullen worden afgewezen. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig, zodat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 27 mei 2006 is geëindigd.
14. De vordering terzake de niet genoten vakantiedagen is door [gedaagde] niet betwist en komt voor toewijzing in aanmerking. Nu over de gegrondheid van de tegenvordering in reconventie afzonderlijk wordt beslist, is voor verrekening in conventie geen plaats.
15. De kantonrechter acht gelet op alle omstandigheden van het geval termen aanwezig om de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
16. De buitengerechtelijke incassokosten zullen echter worden afgewezen, daar gesteld noch gebleken is dat de door de gemachtigde van eiser verrichte incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan een (eventuele herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een -niet aanvaard- schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Deze werkzaamheden dienen dan ook te worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak, waarvoor de vergoeding ligt besloten in de geliquideerde kosten. Voor toewijzing van buitengerechtelijke kosten is daarnaast geen plaats.
In reconventie
17. Anders dan [eiser] heeft betoogd, impliceert zijn handelwijze op zijn minst schuld aan de onverwijlde opzegging door [gedaagde] van het dienstverband, zodat hij schadeplichtig is en [gedaagde] aanspraak kan maken op de gefixeerde schadevergoeding, waarvan de hoogte door [eiser] op zichzelf niet is bestreden. De omstandigheid dat de kantonrechter in de ontbindingsprocedure in een voorwaardelijke oordeel een vergoeding ten laste van [gedaagde] heeft vastgesteld is in dit verband niet relevant. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
18. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] ten onrechte een bedrag van totaal € 1.224,25 wegens genoten maaltijden gedeclareerd. De specificatie van dat bedrag is te vinden in productie 2 bij eis in reconventie, maar de kantonrechter acht dit onvoldoende onderbouwing. Zo heeft [gedaagde] kennelijk alle door [eiser] in de jaren 2003 t/m 2005 ingediende declaraties in aanmerking genomen, terwijl gesteld noch gebleken is dat in al die gevallen (of: in welke specifieke gevallen) sprake is geweest van onjuist declareren. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
19. De stelling van [gedaagde] dat [eiser] te veel arbeidstijd heeft gedeclareerd is feitelijk niet meer dan een vermoeden, kennelijk gebaseerd op enerzijds de veronderstelling dat hij daardoor (immers door arbeid na 19.00 uur) ten onrechte aanspraak kon maken op een maaltijdvergoeding en anderzijds door vergelijking met - korter durende - ritten van collega's. [Eiser] heeft uitgebreid en gemotiveerd aangegeven dat en waarom een dergelijke vergelijking niet opgaat, zodat van de juistheid van het door [gedaagde] geuite vermoeden (zelf spreekt ze over twijfel over de juistheid) niet kan worden uitgegaan. Nu ze overigens geen (concreet) bewijs heeft geleverd of aangeboden van haar stelling dat [eiser] ten onrechte 80 uur arbeid heeft gedeclareerd, zal dit deel van de vordering eveneens worden afgewezen.
In conventie en in reconventie ten aanzien van de kosten
20. Er zijn termen aanwezig de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 4.654,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 10% tot de dag der voldoening.
in reconventie
Veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] tegen kwijting te betalen € 2.732,23 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2006 tot de dag der voldoening.
in conventie en in reconventie
Compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Schlingemann, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 23 augustus 2006 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter