ECLI:NL:RBALK:2006:BJ2915

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
15 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
202389 \ CV EXPL 06-119 (H.K.)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht in arbeidsgeschil tussen werkgever en werknemer met betrekking tot onverschuldigde loonbetaling en vakantiedagen

In deze zaak vorderde de werkgever, een besloten vennootschap [B.], terugbetaling van loon dat onverschuldigd was betaald aan de werknemer, [werknemer], over de periode van 1 september 2004 tot 1 oktober 2005. De werkgever stelde dat de werknemer zonder medeweten van de werkgever was verhuisd, waardoor hij niet meer in staat was om zijn werkzaamheden als rouwvervoerder tijdig uit te voeren. De werknemer had echter geen verwijt te maken, aangezien de verhuizing niet expliciet was afgesproken en de werkgever eerder een ontslagvergunning had aangevraagd die niet was gehonoreerd. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever misbruik maakte van haar recht door de werknemer in rechte te betrekken, gezien de voorgeschiedenis van de zaak en de eerdere procedures die waren gevoerd. De kantonrechter verklaarde de werkgever niet-ontvankelijk in haar vordering en oordeelde dat de werknemer recht had op uitbetaling van 42,5 niet-genoten vakantiedagen, vermeerderd met wettelijke rente. De werkgever werd ook veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in arbeidsrelaties en de bescherming van werknemers tegen misbruik van procesrecht door werkgevers.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 202389 \ CV EXPL 06-119 (H.K.)
Uitspraakdatum: 15 november 2006
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap [B.], gevestigd en kantoorhoudende te Krommenie, gemeente Zaanstad
eisende partij in conventie / gedaagde partij in reconventie
verder ook te noemen: [B.]
gemachtigde: aanvankelijk mr. [X], werkzaam bij [B.], nadien mr. G. de Hoogd, destijds advocaat te Purmerend en thans mr. E.H. Copini, advocaat te Heerhugowaard
tegen
[naam], wonende te Schagerbrug, gemeente Zijpe, [adres]
gedaagde partij in conventie / eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. C. Uluman, advocaat te Maarssen.
1. Het procesverloop
in conventie en in reconventie
[B.] heeft bij dagvaarding van 30 december 2005 in conventie een vordering ingesteld.
[werknemer] heeft in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in reconventie een tegenvordering ingesteld.
Vervolgens heeft [B.] van repliek in conventie gediend en in reconventie bij antwoord verweer gevoerd.
Daarna is gediend van dupliek in conventie/repliek in reconventie en van dupliek in reconventie.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
2. De vaststaande feiten
in conventie en in reconventie
2.1 [werknemer] is op 20 november 2000 in dienst getreden van [B.] in de functie van chauffeur rouwvervoer en sedert mei 2001 in functie als regiomanager vestiging Maartensdijk.
2.2 Er is geen schriftelijke arbeidsovereenkomst.
2.3 [B.] heeft via de heer [X], die bij haar in een leidinggevende functie in dienst is en tevens als haar gemachtigde optrad, sedert begin 2005 diverse pogingen gedaan om van [werknemer] af te komen.
2.4 Allereerst is voor [werknemer], zonder dat hij daarvan vooraf in kennis was gesteld, op 1 februari 2005 een ontslagvergunning bij het CWI aangevraagd. Deze is bij beschikking van 14 april 2005 geweigerd.
2.5 Hierop heeft de gemachtigde [X] op of rond 17 juni 2005 stukken voor een formele ontbindingsprocedure aan de kantonrechter te Zaandam gestuurd. [X] heeft voor beide partijen de stukken ondertekend. [werknemer] wist niets af van deze handelwijze en had hiervoor ook geen toestemming gegeven.
2.6 De door de kantonrechter te Zaandam op 28 juni 2005 uitgesproken (formele) ontbinding per 1 juli 2005 is later door de kantonrechter op verzoek van [werknemer] herroepen. De arbeidsovereenkomst is vervolgens bij beschikking van 15 september 2005, wegens veranderingen in de omstandigheden, alsnog ontbonden per 1 oktober 2005 onder toekenning van een vergoeding aan [werknemer] van € 35.000,-- bruto, zijnde factor C=1,5 van de zogenaamde kantonrechtersformule.
3. De geschillen
in conventie
3.1 [B.] vordert wegens onverschuldigde betaling loon terug van [werknemer] tot een bedrag van € 28.421,28 bruto over de periode 1 september 2004 tot 1 oktober 2005, rente en kosten rechtens.
Volgens [B.] is [werknemer] zonder haar medeweten verhuisd van Bilthoven naar Schagerbrug. Door die verhuizing kon hij als rouwvervoerder niet meer op tijd ter plaatse zijn bij meldingen; de aanrijtijd van de rouwvervoerder mag maximaal 1 uur bedragen vanaf het moment van de voormelding en een half uur vanaf het moment van de daadwerkelijke melding. Omdat de afstand Schagerbrug - Maartensdijk 240 km bedraagt, kon [werknemer] niet aan deze eis voldoen.
[werknemer] is na 1 september 2004 niet meer in Maartensdijk geweest, maar hij heeft wel salaris ontvangen, te weten een bedrag van € 26.316,-- exclusief 8% vakantiegeld, zijnde een bedrag van € 28.421,28 inclusief 8% vakantiegeld. Dit salaris is volgens [B.] ten onrechte en daarom onverschuldigd aan [werknemer] uitbetaald, zodat dit dient te worden terugbetaald.
in reconventie
3.2 [werknemer] vordert uitbetaling van 42,5 niet genoten vakantiedagen, alsmede betaling van een bedrag van € 7.234,06 netto inzake door [werknemer] gemaakte kosten en een bedrag van € 450,-- bruto betreffende achterstallige reiskostenvergoeding, een en ander te vermeerderen met rente en kosten.
De vakantiedagen worden gevorderd, omdat [B.] na ontbinding van de arbeidsover-eenkomst weigerachtig is gebleven om in de eindafrekening deze niet-opgenomen vakantiedagen mee te nemen. Het gaat om vakantiedagen over de periode van 2001-2005. [werknemer] verwijst hiervoor naar productie 10 bij dagvaarding.
Nu [werknemer] zich door de handelwijze van [B.] geconfronteerd heeft gezien met tot op heden drie procedures en een beslaglegging, maakt [werknemer] aanspraak op de kosten die hiermee gepaard zijn gegaan. Het betreft kosten van rechtsbijstand, deurwaarderskosten en griffierecht, hetgeen in totaal € 7.234,06 netto beloopt, zoals blijkt uit productie 11 bij dagvaarding. [B.] heeft de reiskostenvergoeding van maandelijks € 50,-- bruto ten onrechte stopgezet. Over de maanden januari tot oktober 2005 wordt daarom in totaal € 450,-- gevorderd.
in conventie en in reconventie
3.3 [werknemer] en [B.] hebben op elkaars vordering gemotiveerd verweer gevoerd op welke verweren - voor zover van belang - bij de beoordeling van de geschillen zal worden ingegaan.
4. De beoordeling van de geschillen
in conventie
4.1 [werknemer] voert primair aan dat de vordering van [B.] moet worden afgewezen wegens misbruik van recht, als bedoeld in art. 3:13 BW.
Hieraan legt [werknemer] de voorgeschiedenis, zoals onder de feiten weergegeven, ten grondslag, alsmede het feit dat [werknemer] door de handelwijze van [B.] sedert lange tijd wordt geconfronteerd met verscheidene procedures en hoge kosten.
Zelfs de door de kantonrechter toegekende ontslagvergoeding weigerde [B.] te betalen en deze is uiteindelijk via beslag geïnd.
4.2 De grondslag van de vordering van [B.] is dat aan [werknemer] onverschuldigd salaris is uitbetaald. Vanwege een aan de werkgever niet bekend gemaakte verhuizing naar Schagerbrug was [werknemer] van 1 september 2004 tot 1 oktober 2005 niet langer in de gelegenheid zijn werkzaamheden te verrichten, in ieder geval heeft hij ze niet verricht.
4.3 Blijkens de overgelegde stukken is het verwijt dat aan [werknemer] wordt gemaakt - dat hij zonder medeweten van [B.] zou zijn verhuisd en zodoende zijn werkzaamheden niet naar behoren kon verrichten - aan de orde geweest in de CWI-procedure bij de aanvraag voor een ontslagvergunning begin 2005. Die aanvraag is niet gehonoreerd.
4.4 Ook bij de kantonrechter te Zaandam - tijdens de tweede ontbindingsprocedure - heeft [B.] zich beroepen op de kwestie met betrekking tot de verhuizing. De kantonrechter heeft het standpunt van [B.] in haar ontbindingsbeschikking van 15 september 2005 meegenomen, waartoe de kantonrechter onder meer het volgende heeft overwogen.
"… Nu niet is gesteld (en in ieder geval niet is gebleken) dat partijen expliciet zijn overeengekomen dat [werknemer] in de onmiddellijke omgeving van Maartensdijk diende te wonen, kan het feit dat [werknemer] zonder toestemming van [B.] naar Schagerbrug - in deze procedure - geen verwijt opleveren aan het adres van [werknemer]. Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat dit feitencomplex een verwijt aan het adres van [werknemer] oplevert. (….)"
4.5 [B.] heeft in alle voorgaande door haar gevoerde procedures echter nimmer betoogd dat [werknemer] niet zou hebben gewerkt voor zijn salaris, terwijl dat met name in de ontbindingsprocedure bij uitstek het moment was geweest. [B.] beroept zich voorts niet op nieuwe feiten of omstandigheden.
4.6 Uit deze omstandigheid en de manier waarop [B.] vanaf begin 2005 diverse procedures heeft gevoerd, waaronder met name ook het misleiden van de kantonrechter te Zaandam in de formele ontbindingprocedure, concludeert de kantonrechter dat [B.] thans zijn bevoegdheid om [werknemer] in rechte te betrekken in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid uitoefent. Het voorgaande levert misbruik van bevoegdheid op aan de zijde van [B.], hetgeen tot gevolg heeft dat zij zich thans niet meer kan beroepen op haar vorderingsrecht. Zij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering in conventie.
4.7 [B.] dient als de in het ongelijk te stellen partij in conventie in de proceskosten te worden veroordeeld.
In reconventie
4.8 De door [werknemer] gevorderde uitbetaling van 42,5 niet-genoten vakantiedagen is naar het oordeel van de kantonrechter toewijsbaar, inclusief de daarover gevorderde rente. Immers, gelet op het bepaalde in art. 7:641 lid 2 BW is een werkgever verplicht de administratie van de genoten en nog openstaande vakantiedagen bij te houden. Dit artikellid impliceert dat de werkgever desverlangd inzage in haar administratie aan de werknemer dient te verschaffen en zo nodig bewijs hiervan.
Nu [B.] dit alles heeft nagelaten, dient haar verweer te worden gepasseerd. De opmerking van [B.] dat de vordering van [werknemer] op fantasie berust, is als verweer volstrekt onvoldoende. Het argument van [B.] dat niet waarschijnlijk is dat [werknemer] in twee jaar tijd slechts 5 vrije dagen heeft opgenomen, maakt dit oordeel niet anders.
Het verweer dat deze vordering verjaard zou zijn, wordt eveneens verworpen nu de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar, na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak bestaat, nog niet is verlopen.
4.9 Nu in conventie is vastgesteld dat sprake is van misbruik van (proces)recht, is aan de orde de vraag of dit tevens met zich meebrengt dat [B.] schadeplichtig is jegens [werknemer]. Hiervoor is toerekenbaarheid vereist. Dat is het geval als welbewust misbruik is gemaakt. Het is daarom van belang dat komt vast te staan of [B.], als degene die de (procesrechtelijke) handelingen verrichtte, wist of behoorde te weten dat hij de grenzen van zijn bevoegdheid overschreed.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit thans, na diverse eerdere procedures en een beslaglegging, het geval. De kantonrechter te Zaandam heeft in haar - tweede - ontbindingsbeschikking reeds overwogen, dat van de verhuizing naar Schagerbrug [werknemer] geen verwijt kan worden gemaakt. Het CWI was reeds eerder tot dit oordeel gekomen. De schadeplichtigheid van [B.] jegens [werknemer] kan daarom ook alleen betrekking op de onderhavige procedure en niet op eerdere procedures of de beslaglegging.
Nu [werknemer] niet heeft aangegeven, en zulks ook niet blijkt uit de overgelegde producties, hoe het gevorderde bedrag van € 7.234,06 netto is opgebouwd, zal hij hiertoe bij akte alsnog in de gelegenheid worden gesteld. Hierbij dient met name gemotiveerd en met cijfers onderbouwd te worden aangegeven, gelet op het hiervoor overwogene, welke gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten door en namens [werknemer] zijn gemaakt in de onderhavige civiele procedure. Nadien kan [B.] hier bij antwoordakte op reageren.
4.10 De door [werknemer] gevorderde reiskosten zijn naar het oordeel van de kantonrechter, tegenover de gemotiveerde betwisting hiervan door [B.] niet voldoende onderbouwd, zodat deze post dient te worden afgewezen. Met name is door [werknemer] niet betwist de stelling
van [B.] dat er voor deze reiskosten geen grondslag bestaat, nu na 1 september 2004 door [werknemer] geen werkzaamheden meer zijn verricht te Maartensdijk.
5. De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
5.1 Verklaart [B.] niet-ontvankelijk in haar vordering.
5.2 Veroordeelt [B.] in de proceskosten, die tot heden voor [werknemer] worden vastgesteld op een bedrag van € 800,-- voor salaris van de gemachtigde van [werknemer] [waarover [B.] geen BTW verschuldigd is].
in reconventie
5.3 Veroordeelt [B.] om aan [werknemer] uit te betalen 42,5 niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 1 oktober 2005 tot de dag der voldoening.
5.4 [werknemer] dient uiterlijk op de terechtzitting van woensdag 13 december 2006 bij akte zijn vordering met betrekking tot de schadevergoeding nader toe te lichten en te onderbouwen, als hiervoor onder § 4.9 overwogen.
5.5 Uitstel voor het indienen van voormelde akte wordt [werknemer] in beginsel niet verleend.
in conventie en in reconventie
5.6 Verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van der Heijden, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 15 november 2006 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter