ECLI:NL:RBALK:2007:AZ5574

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
3 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810291-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot doodslag en openlijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 3 januari 2007 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en openlijk geweld. De verdachte was ervan beschuldigd op 25 juni 2006 in Alkmaar, samen met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te willen beroven. De tenlastelegging omvatte ook het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] en openlijk geweld tegen zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. Tijdens de rechtszittingen op 4 oktober en 20 december 2006 zijn getuigen gehoord, waaronder de aangever en een verbalisant. De aangever verklaarde dat hij een drietal personen had gezien die hem aanvielen, maar kon niet bevestigen dat de verdachte daarbij betrokken was. De verbalisant kon eveneens niet bevestigen dat de verdachte geweld had gepleegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld vast te stellen. De rechtbank heeft de zaak op basis van de beschikbare bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.810291-06
Datum uitspraak: 3 januari 2007
OP TEGENSPRAAK
VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres en woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van de politierechter in deze rechtbank op 4 oktober 2006 en van deze kamer op 20 december 2006.
De politierechter heeft de zaak naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank:
- verdachte vrij zal spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde,
- het meer subsidiair tenlastegelegde zal bewezen verklaren,
- de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis voor het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren zal uitvoeren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de verdachte en mr. B. Roodveldt, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht.
1.TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te
beroven, met dat opzet die [slachtoffer1] ten val heeft gebracht en/of
(vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, hem een of meer
ke(e)r(en) (met kracht) met geschoeide voet op/tegen het gezicht en/of het
hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op
de grond lag, hem een of meer ke(e)r(en) (met kracht) met geschoeide voet
op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, De Mient, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] welk geweld bestond uit het schoppen en/of trappen
op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1]
en/of het slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2].
2.VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.NADERE MOTIVERING
Aangever [slachtoffer 1] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, alsmede ter terechtzitting van 20 december 2006 gesteld dat een drietal personen bij hem stond, waarvan hij een tweetal personen heeft zien schoppen. Voorts heeft hij hierbij verklaard dat hij één van de personen, de kleinere, niet heeft zien schoppen. Voorts heeft verbalisant Zwaga ter terechtzitting aangegeven dat hij een drietal personen rondom aangever [slachtoffer 1] heeft gezien. Tevens heeft hij verklaard dat hij niet kan bevestigen dat alle drie personen schoppende bewegingen hebben gemaakt. Getuige [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij één jongen hoorde zeggen: “Hij legt op de grond, stoppen”. Voorts heeft hij bij de politie verklaard dat hij de jongen die dat zei niet heeft zien schoppen.
Gelet op het geringe tijdsbeslag dat met alle handelingen gemoeid was - verbalisant Zwaga heeft ter terechtzitting verklaard dat de handelingen maximaal 20 seconden duurden - en de verklaring van onder meer getuige [slachtoffer 2] dat verdachte een aanzet heeft geleverd om de gewelddadige handelingen te beëindigen, acht de rechtbank in deze situatie niet aannemelijk dat de vocale bijdrage van verdachte heeft bijgedragen tot het gepleegde openlijk geweld.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van verdachte geen wettig bewijs voor handen is van door hem gepleegde strafbare handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], op de wijze als ten laste gelegd.
4.BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Westdorp, voorzitter,
mr. E.J.M. Tuijp en mr. O.M. Harms, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S van Lingen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2007.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.