ECLI:NL:RBALK:2007:AZ6436

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
90067/HA ZA 06-790
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering ter zake van persoonsgebonden budget (PGB) en de gevolgen van wetgeving op uitvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 januari 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Onderlinge Verzekering Maatschappij Univé Zorgverzekeraar U.A. (hierna: Univé) en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van Univé tot terugbetaling van een bedrag van Euro 2.594,84, dat [gedaagde] zou hebben ontvangen in het kader van een persoonsgebonden budget (PGB). Univé stelt dat [gedaagde] in 2003 en 2004 voorschotten heeft ontvangen die niet zijn verantwoord, en dat er abusievelijk een bedrag van Euro 4.809,- tweemaal aan [gedaagde] is uitbetaald.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar verantwoordingsplicht met betrekking tot de ontvangen PGB-bedragen. Ondanks dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij de bedragen niet meer kan traceren, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit verweer niet kan slagen. De rechtbank heeft de vordering van Univé voor een deel toegewezen, waarbij het bedrag van Euro 2.594,84 aan [gedaagde] is opgelegd, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de wetgever problemen creëert in de uitvoering van de regelgeving, wat vaak leidt tot nadelige gevolgen voor particulieren, in dit geval [gedaagde], die afhankelijk zijn van PGB's. De rechtbank heeft de administratieve lasten en de moeilijkheden die PGB-houders ondervinden bij het verantwoorden van hun uitgaven erkend, maar heeft benadrukt dat de verplichting tot verantwoording onontkoombaar is. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zowel zorgkantoren als PGB-houders om zich aan de wettelijke vereisten te houden, ondanks de praktische complicaties die zich kunnen voordoen.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
zaak- en rolnummer: 90067 / HA ZA 06-790
datum: 17 januari 2007
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
de onderlinge waarborgmaatschappij
Onderlinge Verzekering Maatschappij Univé Zorgverzekeraar U.A.,
statutair gevestigd te Zwolle en mede kantoor houdende te Alkmaar,
eiseres bij dagvaarding van 10 augustus 2006,
procureur mr. A.J. Vondeling-van der Veen,
advocaat mr. B.C. Doolaard te Barendrecht,
tegen:
[gedaagde]
wonende te Wognum,
gedaagde,
procureur mr. N. Hendriksen.
Partijen zullen verder worden genoemd "Univé" respectievelijk "[gedaagde]".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
1.1 Univé heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding, waarbij producties zijn overgelegd.
1.2 [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord genomen, waarbij eveneens producties zijn overgelegd.
1.3 Op 1 november 2006 heeft de rechtbank een in deze zaak tussen partijen gewezen vonnis uitgesproken. Ter uitvoering van dat vonnis heeft op 7 december 2006 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.4 Ten slotte is vonnis gevraagd. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast.
2. DE FEITEN
Tussen partijen staat het volgende vast:
a. Univé is op grond van geldende regelgeving aangewezen als zorgkantoor. In die hoedanigheid neemt Univé de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten voor haar rekening. Zij voert in dat kader administratieve werkzaamheden uit voor de inwoners van Noord-Holland Noord, onder de naam "Zorgkantoor Noord-Holland Noord". Univé ziet daarbij onder andere toe op een juiste besteding van AWBZ-gelden en het uitvoeren van subsidiegelden, zoals het "Persoonsgebonden Budget" (hierna: PGB).
b. Vanaf in ieder geval 2002 komt [gedaagde] in aanmerking voor een PGB.
. Bij brief d.d. 22 juli 2003 heeft Univé aan [gedaagde] het volgende meegedeeld:
"U heeft van ons een bevoorschotting ontvangen van Euro 1.607,25 voor de periode 1 augustus 2003 tot en met 31 december 2003. In verband met administratieve redenen zijn wij niet in staat om de bevoorschottingen met elkaar te verrekenen. Wij willen u daarom verzoeken het bedrag van Euro 1.607,25 aan ons terug te storten door middel van bijgesloten acceptgirokaart. In uw nieuwe toekenningsbeschikking kunt u lezen wanneer de eerste nieuwe bevoorschotting naar u zal worden overgemaakt."
. Bij beschikking d.d. 22 juli 2003 wordt door Univé aan [gedaagde] meegedeeld dat de bevoorschotting als volgt plaatsvindt:
- 22 juli 2003 Euro 896,32
- 4 oktober 2003 Euro 1.351,83.
e. Bij de toekenning van het PGB zijn door Univé telkens onder meer de volgende voorwaarden aan [gedaagde] meegedeeld:
- U moet kwalitatief verantwoorde zorg inkopen
- U moet zorgdragen voor een schriftelijke overeenkomst met de zorgverlener
- U moet met de zorgverlener overeenkomen dat op de door of namens de
zorgverlener ondertekende declaratie het aantal betaalde uren, de tijden
waarop is gewerkt, het uurtarief, het sofi-nummer en de naam en het adres van de zorgverlener staan vermeld
- U moet de overeenkomsten en de declaraties gedurende vijf jaar bewaren en,
als daarom wordt gevraagd, opsturen naar het zorgkantoor
- U moet binnen 8 weken na het einde van een voorschotperiode aan het
zorgkantoor verantwoording afleggen over de verrichte betalingen
- U moet bij de verantwoording over de laatste voorschotperiode een overzicht bij het zorgkantoor indienen met de vermelding van de namen, adressen en de sofi-nummers van de zorgverleners.
3. HET GESCHIL
3.1 Univé heeft gevorderd dat het de rechtbank behage bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan Univé tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
1. hoofdsom Euro 9.002,31
2. wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de beschikkingsdata
van de PGB-bedragen tot de algehele voldoening Euro p.m.
3. buitengerechtelijke kosten op grond van art. 6: 96 B.W. Euro 768,-
4. wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten
vanaf de dagvaarding tot de algehele voldoening Euro p.m.
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2 Univé heeft daaraan - verkort en zakelijk weergegeven - het navolgende ten grondslag gelegd.
Met betrekking tot het jaar 2003 heeft [gedaagde] voorschotten ontvangen van Univé. In juli 2003 is het definitieve PGB berekend. Op grond daarvan had [gedaagde] een bedrag van Euro 1.607,25 teveel ontvangen, welk bedrag [gedaagde] niet heeft terugbetaald.
Door [gedaagde] is ten aanzien van het jaar 2003 ter zake van het PGB een bedrag van Euro 2.143,36 niet verantwoord. Na verrekening met voorschotten voor het jaar 2004 resteert een bedrag van Euro 512,48 als nog te voldoen aan Univé.
Door [gedaagde] is ten aanzien van het jaar 2004 ter zake van het PGB een bedrag van Euro 5.101,89 niet verantwoord. Na verrekening met voorschotten voor het jaar 2005 en na aftrek van een overhevelingsdeel van Euro 535,19 resteert een bedrag van Euro 2.073,58 als nog te voldoen aan Univé.
Univé heeft op 15 oktober 2004 abusievelijk een bedrag van Euro 4.809,- aan [gedaagde] overgemaakt (tweede maal betaling van het toegekende PGB). Dit bedrag is ondanks aanmaning niet door [gedaagde] aan Univé terugbetaald.
Univé heeft zelf buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht en heeft ook een incassobureau en een advocaat ingeschakeld. Ter zake van buitengerechtelijke kosten vordert Univé een bedrag van Euro 768,-.
3.3 [gedaagde] heeft de vordering en de gronden daarvan voor een deel erkend en voor een deel gemotiveerd weersproken op gronden die hierna, voor zover van belang, aan de orde zullen komen.
4. DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL
4.1 Definitief bedrag PGB 2003
Bij beschikking van 22 juli 2003 (prod. 1 achter de dagvaarding) is aan [gedaagde] voor het kalenderjaar 2003 een PGB toegekend van Euro 2.733,38. Na aftrek van een eigen bijdrage van [gedaagde] van Euro 485,23, resteerde een definitief bedrag van Euro 2.248,15.
In haar brief van 22 juli 2003 (zie hierboven bij de vaststaande feiten onder 2.c) heeft Univé aan [gedaagde] aangegeven dat het reeds uitgekeerde bedrag van Euro 1.607,25 niet kon worden verrekend met nog uit te keren bedragen voor 2003. Op de comparitie van partijen heeft Univé uitgelegd dat dat te maken had met de overgang naar een ander computersysteem. Zij heeft daarbij erkend dat het niet kunnen verrekenen wel wat vreemd overkomt, maar dat een en ander in het nieuwe computersysteem geen prioriteit had bij de ICT-afdeling van Univé. Later is dit wel mogelijk geworden. De rechtbank constateert dat het zo dus kon gebeuren dat Univé op 22 juli 2003 een bedrag van Euro 1.607,25 terugvordert en op dezelfde dag een bedrag van Euro 896,32 aan [gedaagde] overmaakt (zie hiervoor onder vaststaande feiten punt d.). Dat door deze handelwijze onduidelijkheid bij [gedaagde] is ontstaan, mag dan ook geen bevreemding wekken.
In haar verweer stelt [gedaagde] dat zij niet meer kan nagaan in hoeverre het bedrag van Euro 1.607,25 ook daadwerkelijk aan haar is uitbetaald door Univé. Dat verweer wordt gepasseerd. Allereerst omdat dit niet een betwisting is van de stelling dat Univé bedoeld bedrag heeft uitgekeerd en daarnaast omdat dit verweer pas in 2006 wordt gevoerd.
[gedaagde] had bij conclusie van antwoord nog aangevoerd dat zij gemeld bedrag van Euro 1.607,25 heeft teruggestort en dat nog te kunnen bewijzen. Voorafgaand aan de comparitie van partijen heeft Univé een overzicht verstrekt van de data, waarop alle in geding zijnde bedragen zijn overgemaakt aan [gedaagde].
Bij gelegenheid van de comparitie heeft [gedaagde] - eerlijkheidshalve - aangegeven dat zij bedoeld bedrag wel had ontvangen, maar al lang had uitgegeven. Ook aan dit verweer wordt daarom voorbijgegaan.
Tegen deze achtergrond en gelet op de inhoud van de brief van 22 juli 2003 is dit onderdeel van de vordering van Euro 1.607,25 toewijsbaar.
4.2 Niet-verantwoorde PGB 2003
[gedaagde] heeft onvoldoende duidelijk kunnen maken dat zij de gegevens, die zij in deze procedure bij conclusie van antwoord in het geding heeft gebracht, reeds eerder op de juiste wijze bij Univé heeft ingediend. Daarmee staat vast dat zij niet heeft voldaan aan haar verantwoordingsplicht, zoals hiervoor bij de vaststaande feiten weergegeven.
Het ter zake gevorderde bedrag van Euro 512,48 is daarom toewijsbaar.
4.3 Tweemaal betaald voorschot 2004
In de conclusie van antwoord heeft [gedaagde] niet betwist dat zij een bedrag van Euro 4.809,- per abuis tweemaal van Univé heeft ontvangen en op de comparitie van partijen heeft zij erkend dit bedrag te hebben ontvangen en uitgegeven.
Ook dit deel van de vordering is daarom toewijsbaar.
4.4 Niet verantwoorde PGB 2004
Ook ten aanzien van het jaar 2004 geldt dat [gedaagde] onvoldoende duidelijk heeft kunnen maken dat zij de gegevens, die zij in deze procedure bij conclusie van antwoord in het geding heeft gebracht, reeds eerder op de juiste wijze en volledig bij Univé heeft ingediend. Anders dan ten aanzien van 2003 heeft [gedaagde] voor het jaar 2004 wel schriftelijk gegevens ingediend. Dat blijkt uit de brief van Univé d.d. 18 oktober 2005 (prod. 10 achter de dagvaarding).
Aan [gedaagde] moet worden toegegeven dat de toekenning van een PGB voor een particulier een enorme administratieve belasting meebrengt. [gedaagde] heeft aangegeven dat zij als gehandicapte, zittend in een rolstoel, maar nauwelijks aan deze verplichting kan voldoen. Feit is echter dat de wetgever dit zo heeft bedacht, ondanks het feit dat het in de praktijk gaat om mensen met een handicap en mensen die lang niet altijd administratief geschoold zijn. Daar komt in het geval van [gedaagde] bij dat zij met betrekking tot de te verantwoorden bedragen niet alleen met het zorgkantoor te maken heeft, maar ook met de zorgverlener (aan wie moet worden betaald), met de Sociale Verzekeringsbank (die de betalingen administreert) en met de Belastingdienst.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet altijd aan mensen met een PGB te verwijten is, als zij niet tijdig verantwoording afleggen over de besteding van het PGB. Het is de vraag of de wetgever zich heeft gerealiseerd hoeveel problemen de uitvoering van de regelgeving in de maatschappelijke werkelijkheid oplevert.
Anderzijds heeft ook Univé te maken met de door diezelfde wetgever opgelegde regels; Univé moet aan haar kant uiteraard zelf eveneens verantwoording afleggen, in dit geval aan het College van Zorgverzekeraars. Het is echter niet aan de rechtbank om de inhoud van de wet ter discussie te stellen. Dat er verantwoording moet worden afgelegd door de houder van een PGB is daarom onontkoombaar.
De rechtbank wel wil aannemen dat Univé aan [gedaagde] telefonisch verschillende instructies heeft gegeven. Bovendien heeft Univé bij gelegenheid van de comparitie van partijen aangegeven dat in de dagelijkse praktijk vaker problemen bestaan met de verantwoording door PGB-houders. Tevens heeft Univé opgemerkt dat zij ook nog wel na de verantwoordingstermijn de eindafrekeningen corrigeert, als mensen later de benodigde gegevens verstrekken. Ten slotte is door Univé verklaard dat de gegevens, die [gedaagde] in dit geding heeft verstrekt, voldoende zijn als verantwoording voor de verstrekte PGB voor het jaar 2004.
Het een en ander in aanmerking genomen leidt dit de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde] op deze wijze alsnog voldoende verantwoording heeft afgelegd voor het voor het jaar 2004 vastgestelde PGB van Euro 5.101,89.
Dat betekent dat dit onderdeel van de vordering dient worden afgewezen.
Het betekent echter ook dat [gedaagde] alsnog recht heeft op dit bedrag en dat de verrekening in 2005 ten onrechte is geschied.
Hoewel er formeel geen tegenvordering is ingediend, acht de rechtbank het in dit geval het meest recht doen aan de zaak, indien de toe te wijzen vordering met het aan [gedaagde] toekomende bedrag wordt verminderd. Partijen hebben dan tot en met het jaar 2004 niets meer van elkaar te vorderen, naast wat hieronder in de beslissing zal worden toegewezen.
4.5 Rente en buitengerechtelijke kosten
Deze onderdelen van de vordering zullen als onweersproken worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat slechts het hierna als tweede vermelde bedrag in een beschikking is vastgesteld. Gelet op de door Univé ingestelde vordering kan alleen over dat bedrag de ingangsdatum eerder dan de dagvaardingsdatum worden bepaald.
4.6
Resumerend zal de vordering als volgt worden toegewezen
- uitgekeerd voorschot 2003 volgens oud systeem Euro 1.607,25
- gevorderd ter zake niet verantwoord PGB 2003 Euro 512,48
- abusievelijk dubbel betaald PGB 2004 Euro 4.809,-
- alsnog verantwoord PGB 2004 Euro 5.101,89 -/-
- buitengerechtelijke kosten Euro 768,00
Euro 2.594,84.
4.7 Ten aanzien van de verantwoording 2004 heeft [gedaagde] nodeloos proceskosten veroorzaakt door pas in deze procedure alle verlangde gegevens te verstrekken. Voor het overige is zij grotendeels in het ongelijk gesteld. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
5. DE BESLISSING
De rechtbank:
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé te betalen een bedrag van Euro 2.594,84 (zegge: twee duizend vijf honderd vier en negentig euro en vier en tachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente:
- over Euro 512,48 vanaf 6 oktober 2004 tot 10 augustus 2006 en
- over Euro 2.594,84 vanaf 10 augustus 2006,
tot aan de voldoening;
verwijst [gedaagde] in de kosten van het geding, tot heden aan de zijde van Univé begroot op Euro 390,62 aan verschotten (Euro 296,- vast recht en Euro 94,62 dagvaardingskosten) en op Euro 768,- aan salaris van de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.