Parketnummer : 14.705780-06
Datum uitspraak: 23 januari 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Kinderstrafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 november 2006 en 9 januari 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, zakelijk weergegeven, tot:
- bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde;
- veroordeling van verdachte voor het bewezen verklaarde tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest is doorgebracht alsmede tot jeugddetentie voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en mr. E. Boskma, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, onder 1 primair (ZT002) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2005 tot en met 22 maart 2006 in de gemeente Heerhugowaard, in een woning gelegen aan [adres 2], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, onder 1 subsidiair (ZT002) voor het geval het bovenstaande onder 1. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
ten laste gelegd, dat
[A.H.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 februari 2005 tot en met 22 maart 2006 in de gemeente Heerhugowaard, in een woning gelegen [adres 2], met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 februari 2005 tot en met 22 maart 2006 in de gemeente Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door de in die
woning geteelde hennepplanten te (helpen) oogsten en/of te knippen en/of te verwijderen;
Aan de verdachte is onder 2 primair (ZT 003) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof, in een pand gelegen aan [adres 3], één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, voor het geval het bovenstaande onder 2. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
[A.H.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof in een pand gelegen aan [adres 3], met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door dat pand in te richten en/of te verbouwen, althans te helpen inrichten en/of te helpen verbouwen,
opdat dat pand geschikt werd gemaakt om hennepplanten in te telen;
Aan de verdachte is onder 3 primair (ZT 005) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer, in een pand gelegen aan [adres 4] te Den Ilp, één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, voor het geval het bovenstaande onder 3. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
[A.H.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer in een pand gelegen aan [adres 4] te Den Ilp, met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door dat pand in te richten en/of te verbouwen, althans te helpen inrichten en/of te helpen verbouwen, opdat dat pand geschikt werd gemaakt om hennepplanten in te telen en/of potten met aarde te vullen en/of in dat pand te brengen;
Aan de verdachte is onder 4 primair (ZT 006) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer, in een pand gelegen aan [adres 5] te Zwanenburg, één of meerma(a)l(en) (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft bewerkt en/of heeft verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, voor het geval het bovenstaande onder 4. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
[A.H.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer in een pand gelegen aan [adres 5] te Zwanenburg, met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer en/of (elders) in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door dat pand in te richten en/of te verbouwen, althans te helpen inrichten en/of te helpen verbouwen, opdat dat pand geschikt werd gemaakt om hennepplanten in te telen en/of potten met aarde te vullen en/of in dat pand te brengen;
Aan de verdachte is onder 5 (ZT 010) ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2005 tot en met 6 maart 2006 op één of meer verschillende tijdstip(pen) in de gemeente Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam) samenwerkingsverband van personen te weten hij, verdachte, en/of [A.H.] en/of [P.H.] en/of [M.S.] en/of [J.V.] en/of [A.B.] en/of [S.W.] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- de misdrijven als omschreven in artikel 3 onder B en/of C van de Opiumwet, te weten het meerdere keren (in de uitoefening van beroep of bedrijf) opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben, van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
- de misdrijven als omschreven in artikel 311 lid 1 onder 4 en 5 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het meerdere keren ten behoeve van hennepkwekerijen plegen van diefstal(len) van electriciteit
- de misdrijven als omschreven in artikel 285 en/of 282 en/of 282a en/of 300 en/of 302 en/of 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht, te weten het bedreigen van één of meer perso(o)n(en) en/of de gijzeling en/of de wederrechtelijke vrijheidsberoving van één of meer perso(o)n(en) en/of het plegen van geweld tegen één of meer perso(o)n(en) en/of het door middel van geweld of bedreiging van geweld wegnemen van goederen van één of meer perso(o)n(en) en/of de afpersing van één of meer perso(o)n(en) en/of andere
geweldsmisdrijven
- de misdrijven als omschreven in artikel 420 bis en/of artikel 420 ter en/of artikel 420 quater Wetboek van Strafrecht, te weten het witwassen van gelden afkomstig van de verkoop van hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, in elk geval gelden afkomstig uit/van een of meer misdrij(f)v(en)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5. is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende een korte periode enkele werkzaamheden heeft verricht in de hennepkwekerijen waar zijn vader bij betrokken was. Gelet op de incidentele basis waarop verdachte zijn werkzaamheden heeft verricht en gelet op de aard van de werkzaamheden - verdachte verklaart hier zelf over dat hij liever niets doet, 'niks' kan en slechts in staat is om wat 'sjouwwerk' te doen, hetgeen door medeverdachten in grote lijnen wordt bevestigd - is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt ten aanzien van zijn werkzaamheden in de hennepkwekerijen zoals tenlastegelegd onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair.
Gelet op de hiervoor beschreven incidentele betrokkenheid van verdachte bij de genoemde hennepkwekerijen is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook dient te worden vrijgesproken van de onder 5. tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
Onder 1 subsidiair (ZT002)
[A.H.] en andere personen in de periode van 1 februari 2005 tot en met 22 maart 2006 in de gemeente Heerhugowaard, in een woning gelegen aan [adres 2], met elkaar, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, telkens opzettelijk hebben geteeld hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 6 maart 2006 tot en met 22 maart 2006 in de gemeente Heerhugowaard, opzettelijk behulpzaam is geweest, door de in die woning geteelde hennepplanten te oogsten en te verwijderen;
Onder 2. subsidiair (ZT003)
[A.H.] en andere personen in de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof in een pand gelegen aan [adres 3], met elkaar, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, telkens opzettelijk hebben geteeld hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 mei 2005 tot en met 31 december 2005 in de gemeente Wervershoof, opzettelijk behulpzaam is geweest, door dat pand te helpen inrichten, opdat dat pand geschikt werd gemaakt om hennepplanten in te telen;
Onder 3. subsidiair (ZT005)
[A.H.] en andere personen in de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer in een pand gelegen aan [adres 4] te Den Ilp, met elkaar, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, telkens opzettelijk hebben geteeld hoeveelheden van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 november 2005 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Landsmeer, meermalen opzettelijk behulpzaam is geweest, door potten met aarde te vullen en in dat pand te brengen;
Onder 4. subsidiair (ZT006)
[A.H.] en andere personen in de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer in een pand gelegen aan [adres 5] te Zwanenburg, met elkaar, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk hebben geteeld een hoeveelheid van meer dan dertig gram van een materiaal bevattende hennep, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 01 februari 2006 tot en met 06 maart 2006 in de gemeente Haarlemmermeer, meermalen opzettelijk behulpzaam is geweest, door dat pand te helpen inrichten, opdat dat pand geschikt werd gemaakt om hennepplanten in te telen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
voorlopig aanhoudingsverzoek
Gelet op hetgeen de rechtbank reeds onder rubriek 2 omtrent de door verdachte erkende incidentele werkzaamheden in de hennepkwekerijen aan [adres 2] te Heerhugowaard, Wervershoof, Den Ilp en Zwanenburg heeft overwogen, kan verdachte als medeplichtige worden aangemerkt.
De raadsman heeft ter terechtzitting een voorwaardelijk aanhoudingsverzoek geformuleerd, inhoudende dat - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 5. tenlastegelegde mocht komen - hij de rechtbank verzoekt de zaak te heropenen teneinde ter terechtzitting een aantal tapgesprekken uit te luisteren. Nu de rechtbank verdachte vrij spreekt van het onder 5. tenlastelegde is niet aan de voorwaarde van het genoemde voorwaardelijke verzoek voldaan, zodat de rechtbank niet toekomt aan bespreking van dit verzoek.
beroep of bedrijf
De bewezen verklaarde hennepkwekerijen bevatten meer dan 500 planten en waren blijkens de aangetroffen apparatuur professioneel ingericht. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat de wetgever in dat geval de strafverzwarende omstandigheid “opzettelijk handelen in beroep of bedrijf” op het oog heeft gehad. Daarbij komt dat verdachte een financieel belang had bij zijn betrokkenheid in de hennepkwekerijen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair bewezen verklaarde, telkens:
Medeplichtigheid aan het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van het onder 3. subsidiair en 4. subsidiair bewezen verklaarde, telkens:
Medeplichtigheid aan het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
7. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft gedurende een korte periode werkzaamheden in professioneel ingerichte hennepkwekerijen verricht, waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast. De verdachte is volledig aan deze gevolgen van zijn handelen voorbij gegaan en heeft slechts gedacht aan zijn eigen financiële voordeel.
Wat de rechtbank verdachte in het bijzonder aanrekent is dat hij steeds weer opnieuw de keuze heeft gemaakt om mee te helpen in een kwekerij.
Bij het bepalen van de duur van de hierna te noemen straffen heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 8 september 2006 niet eerder terzake van soortgelijke feiten tot straf is veroordeeld. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals gebleken ter terechtzitting en zoals omschreven in de rapportage d.d. 30 mei 2006, opgemaakt door C. Deurloo, als Raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming. Overigens is de Raad voor de Kinderbescherming blijkens een schrijven d.d. 22 november 2006 niet in staat geweest een strafadvies uit te brengen, aangezien verdachte en zijn moeder telkenmale, zonder afbericht, niet op een afspraak met de Raad voor de Kinderbescherming zijn verschenen.
Alles afwegend acht de rechtbank na te noemen straf passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven. Tevens zal een voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd teneinde te bevorderen dat verdachte zich in de toekomst van het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten zal onthouden.
8. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 48, 77a, 77g (oud), 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 3, 11 (oud) en 11 van de Opiumwet.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1. primair, 2. primair, 3. primair, 4. primair en 5. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 80 (TACHTIG) UREN.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende jeugddetentie wordt toegepast, welke vervangende jeugddetentie wordt vastgesteld op 40 (VEERTIG) DAGEN.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 uren voor elke dag.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een jeugddetentie voor de tijd van 1 (ÉÉN) MAAND.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. R. van de Water en mr. F.J. Lourens, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Woudman en mr. A. de Graag, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2007.