Parketnummer : 14.620305-06
Datum uitspraak: 24 januari 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- het primair tenlastegelegde zal bewezen verklaren
- de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de ontzegging van de rijbevoegdheid ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
- hetgeen door de verdachte en mr. R. Polderman, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, onder primair ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 06 augustus 2006 te Wijdenes, gemeente Drechterland en/of
in de gemeente Venhuizen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van
een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen Golf, kenteken [KENTEKEN]), daarmede
rijdende over de weg, de Provincialeweg N506, zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend
toen en daar met een (veel) hogere snelheid te rijden, dan ter plaatse (gelet
op de toen geldende omstandigheden) toegestaan en/of verantwoord was
en/of
toen en daar met een zodanig hoge snelheid te rijden, dat hij niet in staat
was zijn voertuig onder controle te houden,
immers reed verdachte aldaar als bestuurder van een personenauto met een
snelheid varierend van ongeveer 140 kilometer per uur tot ongeveer 120
kilometer per uur, in elk geval met een (fors) hogere snelheid dan de 80
kilometer per uur die ter plaatse toegestaan was
en/of stak verdachte tijdens het rijden een sigaret op, waardoor hij niet
oplette
en/of nam hij met die (te) hoge snelheid een flauwe bocht naar links, waarna
verdachte met zijn voertuig in de (gezien zijn rijrichting) rechterberm van
die weg terecht kwam, waarna verdachte (te) fors bijstuurde
en/of kwam hij, na voormelde stuurcorrectie, (bijna) terecht op de weghelft voor het
tegemoetkomende verkeer, waarna verdachte (wederom) een (te forse)
stuurcorrectie maakte en op de rem trapte
en/of raakte hij (vervolgens) met zijn voertuig in een slip, waarna hij met de
linkerzijde van zijn voertuig een in de rechterberm staande boom raakte en
(daardoor) met dat voertuig over de kop is geslagen, waarna het voertuig (op
de kop) in een rechts naast die weg gelegen sloot is beland,
ten gevolge waarvan een inzittende van zijn voertuig (genaamd [slachtoffer]) werd
gedood;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 augustus 2006 te Wijdenes, gemeente Drechterland en/of
te gemeente Venhuizen, als bestuurder van een voertuig (personenauto,
Volkswagen Golf,kenteken [KENTEKEN]), daarmee rijdende over de weg, de
Provincialeweg N506,
toen en daar met een (veel) hogere snelheid heeft gereden, dan ter plaatse
(gelet op de toen geldende omstandigheden) toegestaan en/of verantwoord was
en/of
toen en daar met een zodanig hoge snelheid heeft gereden, dat hij niet in
staat was zijn voertuig onder controle te houden,
immers reed verdachte aldaar als bestuurder van een personenauto met een
snelheid varierend van ongeveer 140 kilometer per uur tot ongeveer 120
kilometer per uur, in elk geval met een (fors) hogere snelheid dan de 80
kilometer die ter plaatse toegestaan was
en/of stak verdachte tijdens het rijden een sigaret op, waardoor hij niet
oplette
en/of nam hij met die (te) hoge snelheid een flauwe bocht naar links, waarna
verdachte met zijn voertuig in de (gezien zijn rijrichting) rechterberm van
die weg terecht kwam, waarna verdachte fors bijstuurde
en/of kwam hij, na voormeld stuurcorrectie, (bijna) terecht op de weghelft voor het
hem tegemoetkomend verkeer, waarna verdachte (wederom) een (te) forse
stuurcorrectie maakte en op de rem trapte
en/of raakte hij (vervolgens) met zijn voertuig in een slip, waarna hij met de
linkerzijde van zijn voertuig een in de rechterberm staande boom raakte en
daardoor met dat voertuig over de kop is geslagen, waarna het voertuig in een
rechts naast die weg gelegen sloot is beland
ten gevolge waarvan gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 6 augustus 2006 te Wijdenes, gemeente Venhuizen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen Golf, kenteken [KENTEKEN]), daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N506, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos,
toen en daar met een veel hogere snelheid te rijden, dan ter plaatse gelet
op de toen geldende omstandigheden toegestaan en verantwoord was
en
toen en daar met een zodanig hoge snelheid te rijden, dat hij niet in staat
was zijn voertuig onder controle te houden,
immers reed verdachte aldaar als bestuurder van een personenauto met een
snelheid variërend van ongeveer 140 kilometer per uur tot ongeveer 120
kilometer per uur,
en stak verdachte tijdens het rijden een sigaret op, waardoor hij niet
oplette
en nam hij met die te hoge snelheid een flauwe bocht naar links, waarna
verdachte met zijn voertuig in de (gezien zijn rijrichting) rechterberm van
die weg terecht kwam, waarna verdachte te fors bijstuurde
en kwam hij, na voormelde stuurcorrectie, terecht op de weghelft voor het
tegemoetkomende verkeer, waarna verdachte wederom een te forse
stuurcorrectie maakte en op de rem trapte
en raakte hij vervolgens met zijn voertuig in een slip, waarna hij met de
linkerzijde van zijn voertuig een in de rechterberm staande boom raakte en
(daardoor) met dat voertuig over de kop is geslagen, waarna het voertuig op
de kop in een rechts naast die weg gelegen sloot is beland,
ten gevolge waarvan een inzittende van zijn voertuig (genaamd [slachtoffer]) werd
gedood.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
6. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte is als bestuurder van een auto, met daarin twee andere inzittenden, betrokken geweest bij een ongeval. Uit de onderscheiden verklaringen is af te leiden dat voorafgaand aan het ongeval twee auto’s al geruime tijd met hoge snelheid, terwijl het donker was, vlak achter elkaar hebben gereden. De voorste auto werd bestuurd door verdachte, de achterste auto door een vriend van verdachte, die eerder zonder benzine langs de kant van de weg was komen te staan. Deze vriend had daarop verdachte gebeld en verdachte was hem komen helpen. In de auto van verdachte zaten nog twee andere vrienden. Vanaf het moment dat de bestuurder van de andere auto weer benzine in de tank had, zijn beide auto’s met hoge snelheid gaan rijden. Een motorrijder, die vlak voor het ongeval door beide auto’s werd ingehaald heeft verklaard dat naar zijn idee de auto’s aan het racen waren, met als gevolg dit ongeval. Een inzittende van de auto die door verdachte werd bestuurd, heeft verklaard dat er plankgas werd gereden en de bestuurder van de achterste auto probeerde de voorste auto bij te blijven dan wel in te halen. Ook heeft hij verklaard dat het een spelletje was. Uit het proces-verbaal verkeersanalyse komt, indien sprake was van een driftspoor, een berekende snelheid van 120 km naar voren, terwijl de toegestane snelheid 80 km is. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij een moment niet oplette. Hij stak een sigaret op. Uit de afgelegde verklaringen en het proces-verbaal verkeersanalyse blijkt dat geen van de inzittenden een gordel droeg.
Uiteindelijk zijn beide auto’s verongelukt. De achterste auto heeft een boom geraakt en is hierna tot stilstand gekomen. De bestuurder van deze auto is korte tijd later aan zijn verwondingen overleden. De voorste auto, die door verdachte werd bestuurd, is, nadat verdachte de macht over het stuur is kwijtgeraakt, meermalen over de kop geslagen en tenslotte op zijn kop in een sloot beland. De inzittende [slachtoffer] is hierbij zo zwaar gewond geraakt, dat hij op 21 augustus 2006 als gevolg van dit ongeval is overleden.
De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit. Door het roekeloos rijgedrag van verdachte is zijn passagier [slachtoffer] overleden. Hierdoor is de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed aangedaan, waarvan de vader van [slachtoffer] ter terechtzitting blijk heeft gegeven.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 6 december 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 2 januari 2007 van R. Blokzijl als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, inhoudende –voor zover van belang- onder meer: De kans dat betrokkene recidiveert ten aanzien van het ten laste gelegde is klein. Wel is onzes inziens te overwegen hem een werkstraf op te leggen hetgeen betekenisvol kan zijn voor het verwerkingsproces van zowel de nabestaanden als betrokkene.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf op haar plaats is. De rechtbank zal deze vrijheidsstraf deels in voorwaardelijke vorm opleggen, met hieraan verbonden voorwaarden, gericht op het tegengaan van recidive.
De rechtbank is van oordeel dat tevens een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de straffen het volgende.
Verdachte, een beginnend bestuurder, heeft willens en wetens zijn auto bij duisternis met veel te hoge snelheid bestuurd, uitmondend in een ongeval, tengevolge waarvan zijn passagier [slachtoffer] is overleden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zodanig roekeloos gereden dat gesproken kan worden van wegpiraterij.
De rechtbank acht het handelen van verdachte zo ernstig, dat zij verdachte tot een vrijheidsstraf zal veroordelen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij, ondanks de invordering van zijn rijbewijs, op een scooter heeft gereden en ook wel weer in een auto zou willen rijden. De rechtbank acht, gezien het voorgaande, de kans op recidive aanwezig. De rechtbank zal daarom een substantieel deel van de vrijheidsstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, met hieraan verbonden voorwaarden, gericht op het voorkomen van recidive. Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf opleggen.
7. MOTIVERING VAN DE BIJKOMENDE STRAF
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde is de rechtbank is van oordeel dat als bijkomende straf een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te worden opgelegd.
8. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 9 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uur.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 100 dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Ontzegt de verdachte wegens het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder primair bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaar.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de ontzegging van de rijbevoegdheid ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere ontzegging van de rijbevoegdheid in mindering is ge-bracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Vos, voorzitter,
mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S van Lingen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2007.