ECLI:NL:RBALK:2007:AZ7309

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.732038-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.732038-06
Datum uitspraak: 24 januari 2007
OP TEGENSPRAAK
VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal bewezen verklaren
- de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met hieraan verbonden een proeftijd van 2 jaar. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gerekwireerd tot toewijzing van deze vordering en veroordeling van verdachte en zijn mededaders tot betaling van deze vordering (hoofdelijk), met hieraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel;
-hetgeen door de verdachte en mr. R. Oude Breuil, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2005 tot en met 11 september 2005
in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk
een minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaar oud, te weten [slachtoffer]
(geboren op [geb datum slachtoffer] 2003), (met (gebruik van) list
en/of geweld en/of bedreiging met geweld) heeft onttrokken en/of heeft
onttrokken gehouden aan de moeder van [slachtoffer],[betrokkene], die het wettig over
die minderjarige gestelde gezag uitoefende en/of die het opzicht over die
minderjarige desbevoegd uitoefende,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- de moeder van die [slachtoffer],[betrokkene], (van wie [mededader1] (duurzaam)
gescheiden leefde en) bij wie die [slachtoffer](feitelijk) verbleef en/of die
(feitelijk) zorg droeg voor de verzorging en/of opvoeding van die [slachtoffer]onder
valse voorwendselen overgehaald om met medebrenging van genoemde [slachtoffer]naar
zijn, verdachtes, woning te komen, namelijk om op de afgesproken datum en/of
tijd haar (persoonlijke) goederen uit de (voormalige) echtelijke woning op te
halen, en/of
- (vervolgens), toen die [betrokkene] zich (op of omstreeks 28 juli 2005) met die
[slachtoffer]in de woning van verdachte bevond, voornoemde [slachtoffer]vastgepakt en/of
overgenomen en/of opzettelijk (zonder toestemming van die [betrokkene]) uit die woning
meegenomen en/of opzettelijk (zonder toestemming van die [betrokkene]) naar (een) voor
haar onbekende plaats(en) weggevoerd en/of
- die [betrokkene] in verdachtes woning (met kracht) bij de arm(en) en/of pols(en)
en/of enkel(s) en/of elders op/aan/bij het lichaam vastgepakt en/of
vastgehouden en/of die [betrokkene] (dreigend) de woorden toegevoegd: "Ga/blijf
zitten" en/of "Leg je (mobiele) telefoon op tafel", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (in of omstreeks de periode van 28 juli 2005 tot en met 11 september 2005)
die [slachtoffer]op (een) voor die [betrokkene] onbekende plaats(en) gehouden en aldus die
[slachtoffer]aan het gezag en/of het opzicht van zijn moeder onttrokken gehouden;
en/of
hij op of omstreeks 28 juli 2005 in de gemeente Alkmaar tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [betrokkene]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) die
[betrokkene] (korte tijd) in verdachtes woning bij de arm(en) en/of de enkel(s) en/of
de pols(en) vastgepakt en/of vastgehouden en/of verhinderd die woning te
verlaten;
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2005 in de gemeente Alkmaar en/of in de gemeente
Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen,
opzettelijk de minderjarige [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]
2003), die onttrokken was en/of zich onttrokken had aan het wettig over hem
gestelde gezag en/of het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem
uitoefende, te weten zijn moeder [betrokkene],
heeft verborgen en/of aan de nasporing van de ambtenaren van justitie en
politie onttrokken, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
opzettelijk genoemde [slachtoffer]naar een voor justitie en politie onbekende plaats
gebracht en/of opzettelijk deze plaats niet voor justitie en politie bekend
gemaakt en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
hun/zijn/haar mobiele telefoon(s) uitgezet.
VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Ten aanzien van de feiten.
Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen blijkt het volgende.
De medeverdachte [mededader1] en aangeefster [betrokkene] zijn de ouders van de op [geboortedatum slachtoffer] 2003 geboren minderjarige [slachtoffer] (verder: [slachtoffer]). Zij hebben samen het gezag over hun minderjarige zoon. De medeverdachte [mededader1] en [betrokkene] waren op 28 juli 2005 (zijnde de datum van de aanvang van het onder 1 ten laste gelegde feit en de datum van het onder 2 ten lastegelegde feit) gehuwd. Dit huwelijk is op 20 juli 2006 ontbonden.
Op 25 juni 2005 heeft [betrokkene] de echtelijke woning verlaten met medeneming van haar en [mededader1] zoon, [slachtoffer]. [Betrokkene] heeft dit gedaan zonder medeweten van [mededader1]. [mededader1] heeft niet ingestemd met de medeneming van [slachtoffer]. [mededader1] was vanaf dat moment niet op de hoogte van de feitelijke verblijfplaats van [slachtoffer]en heeft [slachtoffer]daarna tot 28 juli 2005 niet gezien.
[mededader1] heeft daarop –volgens zijn eigen verklaring- [betrokkene] onder het voorwendsel van verhuizing van haar spullen, uitgenodigd in de echtelijke woning op 28 juli 2005, waarbij [mededader1] als voorwaarde voor de verhuizing uitdrukkelijk heeft gesteld de aanwezigheid van [slachtoffer]. [mededader1] heeft voorts tegenover de politie en ter terechtzitting verklaard dat het zijn bedoeling was zijn zoon tijdens de verhuizing mee te nemen naar een hotel en na afloop van de verhuizing bij zich te houden in de echtelijke woning. Dit wordt bevestigd door de ouders van [mededader1].
[betrokkene] heeft ingestemd met het voorstel van [mededader1]. Uit e-mail verkeer tussen [mededader1] en [betrokkene] en uit hetgeen [betrokkene] ter terechtzitting als getuige heeft verklaard, blijkt dat [betrokkene] ervan uitging dat zij na afloop van de verhuizing samen met haar zoon kon vertrekken. Deze veronderstelling was onder andere gebaseerd op een door [mededader1] gedane belofte terzake in die e-mails. Dit handelen van [mededader1] valt als moreel laakbaar aan te merken.
Op 28 juli 2005 is [betrokkene] samen met [slachtoffer]bij de echtelijke woning verschenen. In de woning waren aanwezig zowel [mededader1] als zijn medeverdachten ([mededader 2] en [mededader 3], de ouders van [mededader1] en voorts [mededader 4] en verdachte). [betrokkene] is met [slachtoffer] naar binnen gegaan. [slachtoffer]is eerst naar zijn vader toegelopen en daarna door zijn grootmoeder, [mededader 3], overgenomen. Hierna is [betrokkene] de woonkamer binnengegaan. Hier heeft [mededader1] haar een brief gegeven, waarin hij onder meer (in de Engelse taal) aangaf dat hij hun zoon [slachtoffer]van haar weg zou nemen. In de brief stond verder onder meer (in de Nederlandse taal, die [betrokkene] niet kon lezen): Ik zal je tweemaal per week op de hoogte houden van [slachtoffer] status en vorderingen. Ik hoop spoedig met bezoeken te kunnen beginnen, na 2 weken rust voor hem. Ik verblijf in mijn huis in Alkmaar… Je weet mijn email en mobiele telefoon in geval er iets speciaals gebeurt of je vragen hebt. Nog steeds zou ik erg graag je nieuwe adres willen leren kennen, voor bijzondere omstandigheden… Eventuele rechterlijke uitspraken zal ik altijd opvolgen...
De moeder van [mededader1], [mededader 3] is daarop met [slachtoffer]in een auto vertokken, welke auto door de medeverdachte [mededader 4] werd bestuurd. [mededader 2] en verdachte zijn de tijd die [betrokkene] in de woonkamer was (enkele minuten), bij haar gebleven.
De rechtbank overweegt voorts.
Ten aanzien van feit impliciet primair (onttrekking minderjarige).
Ten tijde van de feiten oefende zowel [mededader1] als [betrokkene], het wettig gezag uit over de minderjarige [slachtoffer]. [slachtoffer]verbleef sinds 25 juni 2005 feitelijk bij zijn moeder, [betrokkene]. [betrokkene] had immers op 25 juni 2005 de echtelijke woning verlaten, met medeneming van haar zoon. Niet gesteld kan worden echter, dat [betrokkene] op 28 juli 2005 (naast het gezag) het bevoegd opzicht over [slachtoffer]had. Zij had immers met [mededader1] geen afspraak gemaakt over het verblijf van hun zoon, maar had [slachtoffer]eigenmachtig uit de echtelijke woning meegenomen. Daarna waren er tussen de beide wettelijk vertegenwoordigers van [slachtoffer](nog) geen afspraken omtrent zijn verblijf gemaakt. Ook was er geen rechterlijke uitspraak omtrent het gezag of de verblijfplaats van [slachtoffer]. Ook een omgangsregeling was (nog) niet getroffen.
De bedoeling van [mededader1] was [slachtoffer]in de echtelijke woning te verzorgen.
De rechtbank oordeelt dat onder deze omstandigheden geen sprake kan zijn van onttrekking van de minderjarige aan het wettig over hem gestelde gezag. Ook oordeelt de rechtbank dat, nu [betrokkene] niet het over de minderjarige [slachtoffer]bevoegd opzicht had, er ook geen sprake kan zijn van onttrekking daaraan. Ook al had [betrokkene] dit, dan was daar op 28 juli 2005, bij het binnentreden van de echtelijke woning, een einde aan gekomen.
Ten aanzien van feit 2 (verbergen minderjarige).
Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van onttrekking van een minderjarige aan wettig gezag of aan het bevoegd opzicht kan er reeds hierom geen veroordeling volgen ten aanzien van verbergen van de minderjarige.
De rechtbank merkt ten overvloede op, dat, zo er al sprake zou zijn van onttrekking aan het wettig gezag of aan het bevoegd opzicht, onder deze omstandigheden niet gesteld kan worden dat verdachte en/of zijn mededaders de minderjarige heeft/hebben verborgen, dan wel de minderjarige aan de nasporing van de ambtenaren van justitie en politie heeft/hebben onttrokken. Immers, [mededader1] heeft de moeder van de minderjarige bij brief meegedeeld dat de minderjarige bij hem in de echtelijke woning verbleef. Ook tegenover de politie heeft [mededader1] dit verklaard. Voorts is uit de brief af te leiden dat [mededader1] het contact tussen de minderjarige en zijn moeder (weliswaar na een rustperiode van 2 weken) wilde herstellen, dat hij zich beschikbaar hield voor contact met de moeder en dat hij niet van zins was een eventuele rechterlijke uitspraak met betrekking tot [slachtoffer]naast zich neer te leggen. Dit alles geeft de rechtbank de overtuiging dat [mededader1], noch zijn ouders, noch de medeverdachten [mededader 4] en [verdachte], de opzet hadden de minderjarige te verbergen dan wel hem aan de nasporing van de ambtenaren van justitie en politie te onttrekken.
Ten aanzien van feit 1 impliciet subsidiair (wederrechtelijke vrijheidsberoving [betrokkene]).
De rechtbank acht dit feit niet bewezen, nu de opzet van [mededader1] en zijn mededaders niet gericht was op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [betrokkene], maar op het bij [betrokkene] weghalen van [slachtoffer]. Uit niets blijkt van een plan [betrokkene] van haar vrijheid te beroven, noch van afspraken hiertoe. Integendeel, zowel verdachte als alle medeverdachten verklaren dat is afgesproken dat “er niets strafbaars mag gebeuren”.
De rechtbank overweegt voorts het volgende.
[betrokkene] heeft in de woonkamer van de echtelijke woning verbleven en zij heeft zelf verklaard dat zij deze kamer wenste te verlaten en dat haar dit werd belet.
Uit de verklaringen ter terechtzitting van [betrokkene] en de onderscheiden verdachten valt op te maken dat [betrokkene] in ieder geval via de schuifdeur naar de tuin de woning kon verlaten. Ook de voordeur en het tuinhek waren niet gesloten en daarvoor bevond zich ook niemand die [betrokkene] de weg naar buiten versperde. [betrokkene] had dus de mogelijkheid het huis te verlaten. Zij is hierbij evenwel enige tijd opgehouden door de beide verdachten die bij haar in de woonkamer waren, te weten [mededader 2] en [verdachte].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard niet de intentie te hebben gehad [betrokkene] tegen te houden, maar haar vastgepakt en naar de bank gebracht te hebben toen [betrokkene] in paniek raakte bij het lezen van de haar door [mededader1] gegeven brief. Dit alles speelde zich in korte tijd af, aldus verdachte.
De rechtbank acht de duur van dit oponthoud (enkele minuten) niet zo lang dat gesproken kan worden van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Dat dit in de beleving van [betrokkene] anders is, acht de rechtbank, gezien de situatie en haar paniekreactie daarop, alleszins begrijpelijk.
2. BENADEELDE PARTIJ
Op de terechtzitting is verschenen een persoon, genaamd: mr. G.A.M. van Dijk, die heeft verklaard zich in het geding over de strafzaak te voegen namens de benadeelde partij: [betrokkene] in verband met een vordering tot vergoeding van € 1.509,40 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op die tenlastegelegde feiten, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
3. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [betrokkene] niet ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Vos, voorzitter,
mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S van Lingen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2007.