Parketnummer : 14/810471-06
Datum uitspraak: 06 februari 2007
VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende op het adres [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- het onder 1. primair en 2. primair tenlastegelegde zal bewezen verklaren,
- verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact,
- het inbeslaggenomen voorwerp verbeurd zal verklaren.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.Y. Kuit, naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 te of nabij Venhuizen, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Meilag, althans op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, als bestuurder van een (personen)auto (merk: Ford, type: Scorpio, kenteken: [kenteken]), met die auto (met hoge, althans aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer 1] - die zich als fietser op de hierboven genoemde weg bevond - is ingereden, althans tegen (de fiets van) die [slachtoffer 1] is aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 te of nabij Venhuizen, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Meilag, althans op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, als bestuurder van een (personen)auto (merk: Ford, type: Scorpio, kenteken: [kenteken]), met die auto (met hoge, althans aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer 1] - die zich als fietser op de hierboven genoemde weg bevond - is ingereden, althans
tegen (de fiets van) die [slachtoffer 1] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 te of nabij Venhuizen, gemeente Drechterland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is hij, verdachte, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Meilag, althans op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, als bestuurder van een (personen)auto (merk: Ford, type: Scorpio, kenteken: [kenteken]), opzettelijk dreigend met die auto (met hoge, althans aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer 1] - die zich als fietser op de hierboven genoemde weg bevond -
ingereden, althans tegen (de fiets van) die [slachtoffer 1] aangereden;
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 te of nabij Venhuizen, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Meilag, althans op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, als bestuurder van een (personen)auto (merk: Ford, type: Scorpio, kenteken: [kenteken]), met die auto (met hoge, althans aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer 2] - die zich als fietser op de hierboven genoemde weg bevond - is ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 te of nabij Venhuizen, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Meilag, althans op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, als bestuurder van een (personen)auto (merk: Ford,
type: Scorpio, kenteken: [kenteken]), met die auto (met hoge, althans aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer 2] - die zich als fietser op de hierboven genoemde weg bevond - is ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 te of nabij Venhuizen, gemeente Drechterland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is hij, verdachte, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Meilag, althans op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, als bestuurder van een (personen)auto (merk: Ford, type: Scorpio, kenteken: [kenteken]), opzettelijk dreigend met die auto (met hoge, althans aanmerkelijke
snelheid) op die [slachtoffer 2] - die zich als fietser op de hierboven genoemde weg bevond - ingereden, althans in de richting van die [slachtoffer 2] gereden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. Verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij,
ten aanzien van het onder 1. primair tenlastegelegde,
in de periode van 22 oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 te of nabij Venhuizen, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Meilag, als bestuurder van een personenauto, merk Ford, type Scorpio, kenteken [kenteken], met die auto met hoge snelheid tegen de fiets van die [slachtoffer 1] - die zich als fietser op die fiets op de hierboven genoemde weg bevond - is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
ten aanzien van het onder 2. primair tenlastegelegde,
in de periode van 22 oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 te of nabij Venhuizen, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Meilag, als bestuurder van een personenauto, merk Ford, type Scorpio, kenteken [kenteken], met die auto met hoge snelheid op die [slachtoffer 2] - die zich als fietser op de hierboven genoemde weg bevond - is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.2. Vrijspraak meer of anders.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vrijspraak van de voorbedachten rade in het onder 2. primair tenlastegelegde en daarmee de impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 2], dat uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan volgen dat verdachte na kalm beraad en rustig overleg op die [slachtoffer 2] is ingereden. Niet aannemelijk is dat verdachte in de tijd waarin hij in de gelegenheid is geweest om zijn geplande aanrijding van het slachtoffer [slachtoffer 1] te overdenken, zoals uit de overige inhoud van dit vonnis zal blijken, zich ook rekenschap heeft gegeven van een mogelijk op die aanrijding volgende confrontatie met [slachtoffer 2].
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Ten aanzien van feit 1. primair en feit 2. primair.
4.1. De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 23 januari 2007 afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de nacht van 22 oktober 2006 op 23 oktober 2006 op de Meilag te of nabij Venhuizen [slachtoffer 1] aangereden. Ik besloot [slachtoffer 1] van de zijkant aan te rijden. Nadat ik [slachtoffer 1] had aangereden, reed ik recht op [slachtoffer 2] af. Ik reed ongeveer 60 à 70 kilometer per uur.
4.2. Het proces-verbaal met nummer PL1000/06-260421 van 23 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar Th.G.J. Onneweer, doorgenummerde pag. 47 tot en met 50.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang, als de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik reed wat rond in mijn auto. Later stond ik aan het eind van de straat om te kijken of [slachtoffer 1] en zijn vriend weggingen. Ik zag dat [slachtoffer 1] en zijn vriend weggingen. Ik zag ze langs mijn auto fietsen. [Slachtoffer 1] en zijn vriend fietsten in de richting van de Kerkweg. Even later reed ik in richting de Kerkweg. Op de kruising Kerkweg met de Buurt zag ik dat ze rechtsaf sloegen. Ik volgde hun weer en stond op de Buurt nog even stil. Ik volgde hun weer en sloeg zelf linksaf de Meilag op. Ik zag dat [slachtoffer 1] en zijn vriend op de Meilag reden. Ik reed op dat moment in een Ford Scorpio. Ik reed over de Meilag naar [slachtoffer 1] en zijn vriend. Ik reed [slachtoffer 1] opzettelijk aan. Ik had al besloten om [slachtoffer 1] aan te rijden. Op het moment dat ik terug reed over de Meilag reed [slachtoffer 1] ongeveer 15 meter voor zijn vriend. Ik heb toen [slachtoffer 1] aangereden. Ik denk dat ik 60 of 70 kilometer per uur reed op het moment dat ik [slachtoffer 1] raakte. Nadat ik [slachtoffer 1] had aangereden, reed ik recht op de vriend van [slachtoffer 1] af. Ik zag dat deze vriend van [slachtoffer 1] de berm in reed. Op het moment dat ik bij mij in de straat wachtte in mijn auto, dacht ik al dat ik [slachtoffer 1] voor zijn sodemieter zou rijden.
4.3. Het proces-verbaal met nummer PL1000/06-260421 van 23 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R. de la Rie, doorgenummerde pag. 36 tot en met 39.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang, als de verklaring van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van poging tot moord. De verdachte heeft gepoogd mij opzettelijk van het leven te beroven. Op zondag 22 oktober 2006 omstreeks 23.30 uur zijn [slachtoffer 2] en ik op de fiets gestapt en weggereden richting huis. We reden op de Meilag. Ik reed voorop en [slachtoffer 2] reed ongeveer 20 meter achter mij. Ik zag een auto aan komen rijden. Ik denk dat de auto wel 60 à 70 kilometer per uur reed. Toen de auto ongeveer tien meter bij mij vandaan was, zag ik dat de bestuurder kennelijk naar links stuurde. Ik zag dat de auto recht op mij af kwam rijden. Ik zag en voelde dat de auto mij aanreed. Volgens mij ben ik half over de motorkap van de auto gerold en zo de berm in gerold. Ik keek vervolgens de auto achterna en zag dat deze in eerste instantie weer terug stuurde naar het midden. Ik zag vervolgens de auto weer naar onze kant van de weg rijden, recht op [slachtoffer 2] af. Ik riep: ‘[slachtoffer 2], kijk uit!’ Ik zag dat [slachtoffer 2] de berm inreed en naar mijn idee achter een boom dook. Ik zag dat de auto, net voor de berm, weer naar het midden stuurde en zijn weg vervolgde.
4.4. Het proces-verbaal met nummer PL1000/06-260422 van 23 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar H.J. Fabriek, doorgenummerde pag. 44 tot en met 46.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang, als de verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van poging tot doodslag. De verdachte heeft gepoogd mij opzettelijk van het leven te beroven. Op zondag 22 oktober 2006, omstreeks 23:35 uur was ik samen met [slachtoffer 1]. Ik ben toen samen met [slachtoffer 1] ieder op een fiets gestapt. Op een gegeven moment reden wij over een straat buiten Venhuizen in de richting van Bovenkarspel. Dit is de straat waar u ons heb aangetroffen (opmerking verbalisant: de “Meilag”). Ik reed op die straat op ongeveer 20 meter achter [slachtoffer 1] op de fiets. Ik zag toen van de andere kant een auto aan komen rijden. Ik was gestopt toen ik zag dat die auto met zijn grote lichten aan recht op [slachtoffer 1] af kwam. Ik hoorde een knal en toen wist ik gewoon dat [slachtoffer 1] was aangereden door die auto. Ik zag dat die auto vanuit het midden van de weg ineens met een bocht op mij kwam aanrijden. Ik ben toen de berm ingesprongen waardoor deze auto mij niet meer raakte. Als ik dit niet had gedaan had deze auto mij ook aangereden net zoals [slachtoffer 1] en was ik misschien wel dood geweest. Die auto heeft volgens mij hard gereden.
5.1. Opzet op de dood van [slachtoffer 1].
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat zijn cliënt niet het opzet had op de dood van het slachtoffer [slachtoffer 1]. Zijn cliënt zou [slachtoffer 1] slechts willen schampen, waardoor deze zou vallen en blauwe plekken zou oplopen. Ook verdachte heeft verklaard, dat hij [slachtoffer 1] heeft aangereden uitsluitend om hem te waarschuwen dat hij moet ophouden met zijn confronterende gedrag.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In het dossier bevindt zich een aantal uitspraken van verdachte, al dan niet uit woede gedaan, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte het oogmerk had [slachtoffer 1] te doden. Wat daarvan ook zij, de rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met een snelheid van 60 à 70 kilometer per uur met zijn auto tegen die fietsende [slachtoffer 1] aan te rijden, zich op zijn minst genomen willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijk kans dat hij [slachtoffer 1] dodelijk letsel zou toebrengen. De kans dat een fietser bij een dergelijke aanrijding door een auto dodelijk letsel oploopt is bovendien een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Verondersteld mag worden dat ook bij verdachte ten tijde van het inrijden op die [slachtoffer 1] wetenschap bestond van de aanmerkelijke kans dat zulk een gevolg kan intreden. Door desondanks te handelen zoals hiervoor omschreven, heeft verdachte die kans aanvaard en op de koop toe genomen.
De rechtbank verwerpt het verweer.
5.2. Opzet op de dood van [slachtoffer 2].
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting voorts het verweer gevoerd dat zijn cliënt niet het opzet had op de dood van het slachtoffer [slachtoffer 2]. Zijn cliënt zou slechts op [slachtoffer 2] zijn ingereden om te voorkomen dat die [slachtoffer 2] hem tot stoppen zou dwingen. Verdachte heeft verklaard, dat hij op [slachtoffer 2] is ingereden, omdat hij bang was dat [slachtoffer 2] hem zou tegenhouden.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Door met hoge snelheid op [slachtoffer 2] in te rijden, waarbij die [slachtoffer 2] teneinde een aanrijding te voorkomen genoodzaakt was om weg te springen voor de auto, heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij die [slachtoffer 2] met zijn auto zou aanrijden en dat die [slachtoffer 2] daardoor dodelijk letsel zou oplopen. Verdachte heeft die kans ook aanvaard en op de koop toe genomen.
De rechtbank verwerpt het verweer.
6. NADERE BEWIJSOVERWEGING.
Met betrekking tot de voorbedachten rade overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat de vrouw van verdachte op 22 oktober 2006 bij haar thuis, waar ook verdachte woont, had afgesproken met haar minnaar [slachtoffer 1]. Verdachte wist van deze afspraak en wachtte in zijn auto totdat [slachtoffer 1] weer zou vertrekken. Verdachte heeft verklaard dat tijdens dit wachten bij hem het voornemen ontstond [slachtoffer 1] aan te rijden. Later op de avond zag verdachte [slachtoffer 1] uit het huis vertrekken en langs zijn auto fietsen. Hij besloot hem te volgen via de Kerkweg naar de Buurt en uiteindelijk naar de Meilag. Alvorens [slachtoffer 1] aldaar aan te rijden, zette verdachte eerst nog zijn groot licht aan om er zeker van te zijn met [slachtoffer 1] van doen te hebben. Vervolgens reed verdachte [slachtoffer 1] aan.
Uit deze gang van zaken blijkt dat tussen het ontstaan van het voornemen van verdachte om [slachtoffer 1] aan te rijden en het moment dat hij dit voornemen heeft geopenbaard, verdachte verschillende momenten van kalm overleg en bedaard nadenken heeft gehad waarin hij genoegzaam in de gelegenheid is geweest om zijn daad en de gevolgen van zijn daad te overdenken en waarin hij kon besluiten om alsnog van zijn daad af te zien.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
7. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1. primair:
Ten aanzien van feit 2. primair:
8. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verdachte is dus strafbaar.
9. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft geprobeerd twee mannen met zijn auto dood te rijden. Op een weg met één rijstrook en zonder straatverlichting, heeft verdachte met een snelheid van tussen de 60 en 70 kilometer per uur, de hem tegemoet fietsende eerste man aangereden. Nadat deze man in de berm gevallen was, is verdachte op de tweede man ingereden. De tweede man heeft de auto kunnen ontwijken door in de berm te springen. Het motief van verdachte voor deze aanslag moet gezocht worden in de relationele sfeer. Zo heeft verdachte verklaard, dat de man die hij als eerste aanreed zijn vrouw heeft afgepakt en hem telkens met dit succes heeft geconfronteerd.
Het betreft hier ernstige feiten, waarmee verdachte toont geen respect te hebben voor het menselijk leven. Niet alleen vormt de aanslag een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, ook leert de ervaring dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat de slachtoffers geen dodelijk letsel hebben opgelopen, is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte te danken is.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 oktober 2006, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft kunnen weerhouden te recidiveren.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog gelet op het Voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, Regio Alkmaar Haarlem, Unit Alkmaar, van 28 december 2006, waarin de rapporteur adviseert aan een voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact te verbinden.
Gelet op het voorgaande en op de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven acht de rechtbank een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden. De rechtbank houdt bij de strafoplegging echter ook rekening met de voorgeschiedenis van de aanrijding en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ook blijken uit het hiervoor genoemde voorlichtingsrapport van de reclassering. Verdachte lijdt aan ADHD, waardoor een vrijheidsstraf hem zwaarder valt dan een gemiddelde veroordeelde. De rechtbank ziet hierin aanleiding de op te leggen gevangenisstraf te matigen en daarnaast een werkstraf op te leggen.
10. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERP.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen de bijkomende straf van verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen auto.
Verbeurdverklaring is een straf, bedoeld om verdachte te treffen in zijn vermogen. De rechtbank is van oordeel, dat door het opleggen van deze straf, verdachte onevenredig zal worden getroffen in zijn vermogen, zulks temeer nu verdachte het voornemen heeft om na teruggave van de auto de opbrengst uit de verkoop daarvan ten goede te laten komen aan zijn (voormalig) gezin. De inbeslaggenomen auto, te weten een personenauto, Ford Scorpio [kenteken], kleur beige, dient te worden teruggegeven aan verdachte. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat verdachte als rechthebbende kan worden aangemerkt.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 287 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders onder 1. primair en 2. primair ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt,
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, Regio Alkmaar Haarlem, Unit Alkmaar, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde voorts tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 90 (negentig) dagen.
Gelast de teruggave aan verdachte van een personenauto Ford Scorpio [kenteken], kleur beige.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, voorzitter,
mrs. J. Westdorp en G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hirzalla, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 06 februari 2007.