Parketnummer: 14/810403-06
Datum uitspraak: 14 februari 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
thans gedetineerd in PI Noord-Holland Noord, HvB Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2007.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie die er toe strekt dat de rechtbank
- de onder 1 tot en met 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren,
- de verdachte deswege zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 151 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door Brijder verslavingszorg, ook als die aanwijzingen inhouden: opname in FPA De Dijk te Heiloo;
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal toewijzen tot een bedrag van € 332,06 en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren, en aan die toewijzing de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal verbinden, bij gebrek van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen;
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] zal toewijzen, en daaraan de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal verbinden, bij gebrek van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de verdachte en door
mr. G. Lieffijn (advocaat te Den Helder en raadsman van de verdachte) naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 juli 2006 te Schagerbrug, gemeente Zijpe, [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik probeer je strot door te snijden en dan haal ik mijn broer [betrokkene 1] er wel bij", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 4 september 2006 te Schagerbrug, gemeente Zijpe, (telkens)(met voorbedachten rade) opzettelijk [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, moeder) heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 1] (telkens) een of meerma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen, waardoor deze [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 3 september 2006 te Schagerbrug, gemeente Zijpe en/of te Schagen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk (telefonisch) voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als het zo is dat mijn zus en ik het huis uitmoeten dan pak ik je en ga je er aan. [betrokkene 2] gaat er ook aan. Je huis gaat er ook aan" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Ik steek je huis in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
(parketnummer 14/678427-06)
hij op of omstreeks 26 april 2006 te Dirkshorn, gemeente Harenkarspel, opzettelijk beledigend [slachtoffer 3], in haar tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kuttuitjehorners" en/of "Kankerhoer" en/of "Stoephoer" en/of "Neuk die kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
5.
(parketnummer 14/678427-06)
hij op of omstreeks 27 april 2006 te Dirkshorn, gemeente Harenkarspel, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zichtbaar voor die [slachtoffer 3] zijn, verdachtes, platte hand langs zijn, verdachtes, keel gehaald;
6.
(parketnummer 14/678717-06)
hij op of omstreeks 20 augustus 2006 te Schagerbrug, gemeente Zijpe aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken scheenbeen en/of een gebroken enkel en/of een gebroken voet), heeft toegebracht, door deze opzettelijk te trappen en/of te schoppen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(parketnummer 14/678717-06)
hij op of omstreeks 20 augustus 2006 te Schagerbrug, gemeente Zijpe opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (tegen diens been en/of enkel) heeft getrapt en/of geschopt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken scheenbeen en/of een gebroken enkel en/of een gebroken voet), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De rechtbank verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
6 primair tenlastegelegde heeft begaan, en spreekt de verdachte daarvan vrij. Met name acht de rechtbank niet bewezen dat het opzet van de verdachte erop was gericht om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij
1.
op 28 juli 2006 te Schagerbrug, gemeente Zijpe, [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, moeder) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik probeer je strot door te snijden en dan haal ik mijn broer [betrokkene 1] er wel bij";
2.
op tijdstippen in de periode van 1 mei 2006 tot en met 4 september 2006 te Schagerbrug, gemeente Zijpe, opzettelijk [slachtoffer 1] (zijn, verdachtes, moeder) heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 1] op/tegen het hoofd en/of elders op/tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of te trappen, waardoor deze [slachtoffer 1] telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
op 3 september 2006 te Schagerbrug, gemeente Zijpe en te Schagen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk telefonisch voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als het zo is dat mijn zus en ik het huis uit moeten dan pak ik je en ga je er aan. [betrokkene 2] gaat er ook aan. Je huis gaat er ook aan" en "Ik maak je kapot" en "Ik steek je huis in de fik";
4.
op 26 april 2006 te Dirkshorn, gemeente Harenkarspel, opzettelijk beledigend
[slachtoffer 3], in haar tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
"Kut-Tuitjenhorners" en "Kankerhoer" en "Stoephoer" en "Neuk die kankerhoer";
5.
op 27 april 2006 te Dirkshorn, gemeente Harenkarspel, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zichtbaar voor die [slachtoffer 3] zijn, verdachtes, platte hand langs zijn, verdachtes, keel gehaald;
6. subsidiair
op 20 augustus 2006 te Schagerbrug, gemeente Zijpe, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) tegen diens been heeft getrapt en/of geschopt, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken scheenbeen) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2.
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder, meermalen gepleegd;
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met brandstichting;
5.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
6 subsidiair.
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
5. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank heeft kennis genomen van het onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte, verricht door E.A. Beld, psychiater, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een pro justitia rapport, gedateerd 17 november 2006. Voornoemde Beld heeft geconcludeerd dat de verdachte voldoende inzicht heeft gehad in de wederrechtelijkheid en de betekenis van het hem ten laste gelegde, doch dat zijn wil ernstig beperkt is geweest tijdens het begaan van het ten laste gelegde, en dat hij voor die feiten als sterk verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
De rechtbank verenigt zich met deze conclusie.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
6. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de na te noemen straf bepaald op grond van de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn moeder diverse malen mishandeld en ernstig bedreigd. Ook tegen een vriend van moeder heeft hij ernstige bedreigingen geuit. Tijdens een confrontatie met deze vriend heeft de verdachte hem zodanig tegen zijn been geschopt dat deze daarbij een gebroken scheenbeen heeft opgelopen. Daarnaast heeft hij een vrouw beledigd en bedreigd, hetgeen een grote impact heeft gehad op haar en haar gezin.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op voornoemd pro justitia rapport van psychiater Beld. Daaruit blijkt dat de verdachte is opgegroeid in een emotioneel verwaarlozend milieu, waardoor de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid verstoord is verlopen. De feiten heeft hij gepleegd uit een gevoel van onmacht. Indien hij onbehandeld blijft, bestaat een recidivekans.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank voorts kennis genomen van het voorlichtingsrapport, gedateerd 24 januari 2007, opgemaakt door A.M.E. Teisman van Brijder verslavingszorg te Alkmaar. Blijkens dit rapport stelt de verdachte zich begeleidbaar op, heeft hij hulp nodig bij zijn agressieregulatie, en is klinische behandeling van zijn problematiek noodzakelijk. De verdachte kan bij de FPA te Heiloo terecht. Mevrouw Teisman adviseert de rechtbank om een deels voorwaardelijk straf op te leggen, met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringscontact, het afronden van klinische behandeling in de FPA, en meewerken aan behandeling bij Brijder verslavingszorg. De rechtbank verenigt zich met dit advies en neemt het over.
De rechtbank heeft tevens gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 oktober 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eenmaal eerder een transactie heeft voldaan wegens belediging.
De rechtbank is, gelet op al het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van na te noemen straf geboden en passend is.
De benadeelde partij [slachtoffer 2], wonend [adres en woonplaats slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 593,52 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 6 subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 332,06 kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard dat dat gedeelte van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [slachtoffer 3], wonend [adres en woonplaats slachtoffer 3], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 253 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg de het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 4 en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 253 kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
8. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 6 subsidiair, respectievelijk onder 4 en 5, bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 266, 285, 300, 301, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 6 primair is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 300 (drie honderd) dagen.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 151 (honderd eenenvijftig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
-de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd van twee jaren:
-dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Brijder verslavingszorg te Alkmaar, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt;
-dat de veroordeelde zich op 1 februari 2007 voor het afronden van de klinische behandeling laat opnemen in de Forensisch Psychiatrische Afdeling te Heiloo, zolang die behandeling nodig is.
Verstrekt aan eerstgenoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 332,06 (drie honderd tweeëndertig euro en zes cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 332,06 (drie honderd tweeëndertig euro en zes cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 (zes) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekking op de betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 253 (twee honderd drieënvijftig euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot op heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 253 (twee honderd drieënvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
5 (vijf) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekking op de betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.J. van Lieshout-Segers, voorzitter,
mr. H. de Klerk en mr. S.N. Schipper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2007.
Mr. Schipper is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.