ECLI:NL:RBALK:2007:BA1243

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810509-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving en mishandeling met gebruik van een nepvuurwapen

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 20 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. De verdachte heeft op 17 november 2006 in Den Helder een gewelddadige beroving gepleegd van een voorbijganger, waarbij hij een mobiele telefoon heeft gestolen. Dit gebeurde met geweld en bedreiging, waarbij de verdachte de aangever intimideerde met de woorden: 'Zoek je ruzie? Moet ik je overhoop steken ofzo?'. Daarnaast heeft de verdachte op 8 juni 2006 opzettelijk een ruit van een woning vernield en op 6 februari 2006 zijn ex-partner ernstig mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook op 31 januari 2006 een overval heeft gepleegd op een snackbar, waarbij hij een nepvuurwapen heeft gebruikt om de eigenaar te bedreigen en geld af te dwingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten waar hij van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, wat bijdraagt aan de recidive. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, met schadevergoedingen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.810509-06
Datum uitspraak: 20 maart 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonend [adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord, Schutterswei te Alkmaar.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank:
- het ten laste gelegde zal bewezen verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede tot een gelboete van € 390, subsidiair 7 dagen hechtenis;
- met betrekking tot de feiten 5 tot en met 7 de gevangenneming van verdachte zal gelasten;
- de vordering van de benadeelde partij
- [slachtoffer 2] geheel zal toewijzen, onder toepassing van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht;
- [slachtoffer 3] onder toepassing van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toewijzen tot een bedrag van € 55,00, en niet-ontvankelijk zal verklaren ten aanzien van het meer gevorderde;
- [slachtoffer 4] onder toepassing van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toewijzen tot een bedrag van € 300,00 met
niet-ontvankelijk verklaring ten aanzien van het meer gevorderde.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de verdachte en mr. J.J. Jorna, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 17 november 2006 in de gemeente Den Helder, op de openbare weg, de Koningstraat, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (zeer) dicht tegen die [slachtoffer 1] aan is gaan staan en/of (vervolgens) heeft gezegd: "Zoek je ruzie? Moet ik je overhoop steken ofzo", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of die [slachtoffer 1] bij de kraag en/of zijn ketting heeft vastgepakt en/of heeft gevoeld aan een broekzak van die [slachtoffer 1] en/of die mobiele telefoon uit een hand van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en/of heeft gerukt aan de kraag en/of de ketting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of (daarbij) heeft gezegd: "Oprotten, hier is mijn buurt!" althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 08 juni 2006 in de gemeente Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur van een woning gelegen aan [adres 2], geheel of ten dele toebehorende aan de Woningstichting Den Helder, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen en daar één of meerma(a)l(en) met een (ijzeren) staaf, althans met een (hard) voorwerp, op/tegen die ruit te slaan;
3.
hij op of omstreeks 03 augustus 2006 in de gemeente Den Helder als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 500 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
4.
hij op of omstreeks 6 februari 2006 in de gemeente Den Helder opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), meermalen met kracht in/tegen/op diens gezicht en/of hoofd heeft gestompt en/of heeft geslagen en/of heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
hij op of omstreeks 31 januari 2006 in (de gemeente) Den Helder met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van één/meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [snackbar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- de kleding van die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en daaraan heeft gerukt en/of getrokken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht (gehouden) op die [slachtoffer 3] en/of aan die [slachtoffer 3] heeft getoond en/of heeft vastgehouden en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Als je rustig blijft dan doe ik je niks. Geef me gewoon al het geld" en/of "Maak de kassa open" en/of (dreigend) heeft geroepen/gezegd: "Ik wil ook die muntjes", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6.
hij op of omstreeks 31 januari 2006 in (de gemeente) Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen - een (schouder)tas (waarin - onder meer - een spelcomputer en/of een mobiele telefoon en/of een (aantal) sleutel(s) en/of een portemonnee (met daarin - onder meer - een geldbedrag en/of een identiteitskaart en/of meerdere, althans één, pinpas(sen) op naam van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5])),in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of
- een rugtas, toebehorende aan (een) onbekende perso(o)n(en), (in elk geval) niet toebehorende aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht (gehouden) op die [slachtoffer 3] en/of aan deze heeft getoond en/of heeft vastgehouden en/of
-die (schouder- en/of rug)tas(sen) heeft losgerukt, althans (daaraan) heeft gerukt en/of getrokken, terwijl die [slachtoffer 3] die tas(sen) vasthield;
7.
hij op of omstreeks 31 januari 2006 in (de gemeente) Den Helder [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht (gehouden) op die [slachtoffer 3], en/of aan die [slachtoffer 3] getoond en/of vastgehouden, en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik weet je te vinden, durf de politie te bellen en ik maak je af en je familie ook", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
De raadsman heeft aangevoerd dat ten tijde van het afnemen van de ademanalyse de verbalisant niet was aangewezen, als bedoeld in artikel 7, eerste lid van het Besluit alcoholonderzoeken (BAO) en dat op grond van deze omstandigheid verdachte dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
In het proces-verbaal met nummer 03.08.2006.2343.4084, d.d. 20 oktober 2006 op ambtsbelofte opgemaakt door J.C. Hofland, agent van politie, en D.G.D. van Tilburg, wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, wordt gerelateerd dat het ademonderzoek werd uitgevoerd door de opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 7 Besluit Alcoholonderzoeken en zoals genoemd op de van het proces-verbaal deeluitmakende afdruk van het ademanalyse-apparaat. Op deze afdruk staat de naam genoteerd van verbalisant Hofland.
Hoewel de rechtbank geen reden heeft te twijfelen aan het feit dat de verbalisant wat betreft de bediening van het ademanalyse-apparaat over het vereiste kennis- en vaardigheidsniveau beschikt, blijkt uit het dossier niet dat de verbalisant daadwerkelijk door de betrokken korpschef is aangewezen, zoals voorgeschreven in genoemd artikel 7 van het Besluit Alcoholonderzoeken. Naar het oordeel van de rechtbank behoort het in dit artikel neergelegde voorschrift tot de strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 is omkleed. Nu de officier van justitie niet heeft aangegeven nader onderzoek te willen verrichten naar de omstreden aanwijzing, dient naar het oordeel van de rechtbank vrijspraak te volgen
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
hij op 17 november 2006 in de gemeente Den Helder, op de openbare weg, de Koningstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung), toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, (zeer) dicht tegen die [slachtoffer 1] aan is gaan staan en heeft gezegd: "Zoek je ruzie? Moet ik je overhoop steken ofzo" en die [slachtoffer 1] bij de kraag en zijn ketting heeft vastgepakt en heeft gevoeld aan een broekzak van die [slachtoffer 1] en die mobiele telefoon uit een hand van die [slachtoffer 1] heeft gepakt en heeft gerukt aan de kraag en de ketting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 1] heeft geduwd en heeft gezegd: "Oprotten, hier is mijn buurt!";
2.
hij op 08 juni 2006 in de gemeente Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur van een woning gelegen aan [adres 2], toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield door toen en daar met een (ijzeren) staaf tegen die ruit te slaan;
4.
hij op 6 februari 2006 in de gemeente Den Helder opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], meermalen met kracht tegen haar gezicht en/of hoofd heeft gestompt en heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
5.
hij op 31 januari 2006 in de gemeente Den Helder met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen, toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [snackbar], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
-de kleding van die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt en vastgehouden en daaraan heeft gerukt en getrokken en
-een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht (gehouden) op die [slachtoffer 3] en aan die [slachtoffer 3] heeft getoond en
-tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Als je rustig blijft dan doe ik je niks. Geef me gewoon al het geld" en "Maak de kassa open" en heeft geroepen: "Ik wil ook die muntjes";
6.
hij op 31 januari 2006 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
-een (schouder)tas (waarin een spelcomputer en een mobiele telefoon en een aantal sleutels en een portemonnee (met daarin een geldbedrag en een identiteitskaart en pinpas(sen) op naam van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5])), toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en
-een rugtas, toebehorende aan een onbekend persoon,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
-een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht (gehouden) op die [slachtoffer 3] en aan deze heeft getoond en
-die (schouder)tas heeft losgerukt, terwijl die [slachtoffer 3] die tas vasthield;
7.
hij op 31 januari 2006 in de gemeente Den Helder [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht (gehouden) op die [slachtoffer 3], en aan die [slachtoffer 3] getoond en deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik weet je te vinden, durf de politie te bellen en ik maak je af en je familie ook".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. NADERE MOTIVERING
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1. tenlastegelegde feit, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte dit feit heeft begaan. Verdachte, zo stelt de raadsman, heeft immers verklaard dat hij naar het station is gegaan om zijn vriendin [betrokkene] te bellen. Uit meting van de politieambtenaren blijkt dat de wandeling naar het station en terug naar het casino nog een halve minuut tijd bood om te bellen. Dit is voldoende voor het inspreken van een enkel voicemailbericht.
De rechtbank verwerpt het standpunt van verdachte en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft in zijn verklaring bij de politie, afgelegd op 25 november 2006
(proces-verbaal PL1000/076-274555, blz. 24), aangegeven in ieder geval op vrijdag
17 november 2006 van ongeveer 20.00 uur tot 23.00 uur in de [F] te zijn geweest. Na 23.00 uur is hij naar het station gegaan om zijn vriendin te bellen. [Betrokkene] bleek toen niet klaar te zijn om naar de stad te komen, zo verklaart verdachte. Nadat de politieambtenaren hem confronteren met videobeelden van de [F] (PL1000/06-274555, blz. 26), komt de verdachte met een andere lezing: dat hij niet na 23.00 uur naar het station is gegaan, maar eerder. Op de zitting verklaart hij om 20.27 uur het casino te hebben verlaten om naar het station te wandelen en aldaar zijn vriendin [betrokkene] te bellen. Tevens verklaart hij op de zitting dat hij [betrokkene] niet heeft gesproken, maar uitsluitend - na direct contact - een voicemailbericht heeft ingesproken.
Met betrekking tot de ontkenning van verdachte het feit te hebben gepleegd, overweegt de rechtbank dat uit de aangifte van [slachtoffer 1] ((PL1000/06-274555, blz. 42 e.v.) blijkt dat aangever op 24 november 2006, derhalve amper een week nadat het feit is gepleegd, verdachte herkent. De kleding van verdachte komt overeen en met betrekking tot de lengte van verdachte blijkt dat de aangever zijn eigen lengte te hoog heeft ingeschat en dat daarnaast is gebleken, dat op de plaats waar het delict plaatsvond sprake was van een verhoging in het trottoir van ongeveer 5 centimeter over een breedte van circa twee meter (PL1000/06-274555, blz. 51).
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verdachte niet consistent zijn. Steeds na confrontatie met feiten die niet zijn te rijmen met zijn lezing, stelt verdachte zijn verklaring bij, waarbij hij naast het tijdstip ook de duur van het telefoongesprek wijzigt. De verklaring van aangever, alsmede de uitleg over het verschil in lengte komen de rechtbank aannemelijk voor.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van verdachte het onder 1. ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van de feiten 5, 6 en 7
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte deze feiten +heeft begaan. Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zou komen dan gaat
het bij de feiten onder 5, 6 en 7 om een voortgezette handeling en niet om afzonderlijke feiten.
De rechtbank acht deze feiten bewezen, zoals uit de bewijsmiddelen volgt en is van oordeel dat de feiten 5 en 7 een voortgezette handeling betreffen. Voor feit 6 is daarvan geen sprake. Voor de diefstal van de tas en de rugtas was sprake van een nieuw wilsbesluit.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
4. mishandeling.
5. en 7.
de voortgezette handeling van afpersing en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
6. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige beroving van een argeloze voorbijganger en aan een overval op een snackbar. Bij deze overval heeft de verdachte gebruik gemaakt van een (nep)vuurwapen. Verder heeft de verdachte zijn
ex-partner ernstig mishandeld en een paar maanden later ruiten van haar woning vernield toen zij en haar zoontje daar aanwezig waren.
Dit moet voor de slachtoffers een onthutsende en angstaanjagende ervaring zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke voorvallen daar nog lang nadien de nadelige psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Bovendien draagt hier het aan de orde zijnde geweld bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
27 november 2006, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van een geweldsdelict is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 6 januari 2007 van mevrouw N.M. de Jong als reclasseringswerkster verbonden aan Brijder verslavingszorg, arrondissement Alkmaar.
- het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport gedateerd 25 januari 2007 van mevrouw P. Vink als reclasseringswerkster verbonden aan Brijder verslavingszorg, arrondissement Alkmaar.
Uit laatstgenoemde rapportage komt naar voren dat de kans op het plegen van delicten door verdachte volgens de RISc hoog is. Gelet op de ontkenning van verdachte onthoudt Brijder verslavingszorg zich van een advies ten aanzien van een eventuele strafoplegging.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden is en recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
9. BENADEELDE PARTIJEN
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 840,00 (bestaande uit € 750,00 immateriële schade en € 90,00 wegens kosten rechtsbijstand) wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 4. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 550,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit betreft € 300,00 (gestolen geld).
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 5. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 300,00, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat dit deel van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 505,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit betreft € 55,00 (kledingschade).
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 5. bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 55,00 kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat dit deel van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 4. en 5. bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. VORDERING GEVANGENNEMING
De vordering van de officier van justitie tot gevangenneming zal worden afgewezen omdat reeds een bevel tot gevangenhouding van kracht is.
12. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op artikelen 36f, 56, 57, 285, 300, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
13. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 750,00 (zevenhonderd en vijftig euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 90,00.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 750,00 (zevenhonderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 300,00 (driehonderd euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 55,00 (vijfenvijftig euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] voornoemd te betalen een som geld ten bedrage van € 55,00 (vijfenvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. de Klerk, voorzitter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van der Vecht, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2007.
Mr E.J.M. Tuijp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.