ECLI:NL:RBALK:2007:BA1244

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/353
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening handhaving tegen coffeeshop De Poort

In deze zaak hebben verzoekers, die eerder een coffeeshop hebben geëxploiteerd in Enkhuizen, een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen de exploitatie van de coffeeshop 'De Poort'. De burgemeester van Enkhuizen, als verweerder, had eerder besloten om de coffeeshop van verzoekers te sluiten op 6 maart 2006 en had beleidsregels vastgesteld voor de vestiging van coffeeshops. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de burgemeester, maar hun verzoek om handhaving werd afgewezen omdat zij niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers geen concurrenten zijn van de exploitanten van 'De Poort', aangezien hun eigen coffeeshop sinds maart 2006 gesloten is en zij sindsdien niet actief zijn op de markt voor softdrugs. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoekers geen eigen, concreet en actueel belang hebben bij de handhaving. De uitspraak werd gedaan op 21 maart 2007 door mr. M.M. Verberne, in tegenwoordigheid van mr. P. Verweel, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 07/353
Uitspraak van de voorzieningenrechter
in de zaak van:
1. de besloten vennootschap [de besloten vennootschap]
2. [verzoeker 2],
gevestigd/ wonende te [plaatsnaam],
verzoekers,
gemachtigde mr. A.M. Nijboer,
tegen
de burgemeester van de gemeente Enkhuizen,
verweerder.
Aan het geding hebben als partij deelgenomen [belanghebbende 1] en [bel[belanghebbende partij]], wonende te [plaatsnaam], gemachtigde mr. F. Frank.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij brief van 18 december 2006 hebben verzoekers verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de exploitatie van de coffeeshop ‘De Poort’, Verlaat 3-5 te Enkhuizen.
Bij brief van 15 januari 2007, verzonden op 17 januari 2007, heeft verweerder afwijzend beslist op dit verzoek.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 5 februari 2007 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 5 februari 2007 hebben verzoekers de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 maart 2007 ter zitting behandeld. [verzoeker 2], daartoe opgeroepen, is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder, daartoe eveneens opgeroepen, is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. Schrieken en H.J.G. Haverkort. [belanghebbende partij] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.
Motivering
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld heeft het oordeel daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekers hebben in de gemeente Enkhuizen een coffeeshop geëxploiteerd. Deze is op last van verweerder gesloten op 6 maart 2006.
[belanghebbende partij] exploiteren in die gemeente coffeeshop ‘De Poort’.
Verweerder heeft op 13 juli 2006 beleidsregels vastgesteld met de voorwaarden voor vestiging van een coffeeshop binnen het zogeheten éénoptie-beleid (Nota coffeeshopbeleid). Zowel verzoekers als [belanghebbende partij] hebben, naast anderen, een aanvraag ingediend voor - kortgezegd - de vestiging van een coffeeshop. Slechts één aanvraag zou worden gehonoreerd. Bij besluiten van 28 maart 2006 heeft verweerder [belanghebbende partij] een gedoogbeschikking, een exploitatievergunning en een ontheffing van de drank- en horecaverordening verleend. Verweerder heeft bij besluit van 4 oktober 2006 (onder meer) het bezwaar van verzoekers hiertegen ongegrond verklaard en de genoemde besluiten gehandhaafd. Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 december 2006 is het beroep van verzoekers hiertegen gegrond verklaard, het besluit van 4 oktober 2006 in zoverre vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift van verzoekers dient te nemen. Tevens heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening toegewezen en de aan [belanghebbende partij] verleende vergunningen geschorst tot zes weken na de nieuw te nemen beslissing op bezwaar.
Verweerder heeft op 15 maart 2007 in die laatste procedure een nieuwe beslissing op bezwaar genomen waarbij, onder aanpassing van de motivering, het bezwaar van verzoekers ongegrond wordt verklaard en de genoemde besluiten worden gehandhaafd.
3. De voorzieningenrechter zal allereerst beoordelen of verzoekers als belanghebbende kunnen worden aangemerkt bij een verzoek handhavend op te treden tegen de exploitatie van coffeeshop ‘De Poort’.
4. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge het derde lid van dit artikel wordt onder aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers geen belang hebben bij een verzoek handhavend op te treden tegen ‘De Poort’. Verzoekers zijn niet als concurrent van [belanghebbende partij] aan te merken. Vast staat immers dat de coffeeshop van verzoekers sinds maart 2006 is gesloten. Desgevraagd hebben verzoekers aangegeven dat zij sindsdien niet meer actief zijn op de markt voor softdrugs. Ook overigens is niet gebleken dat zij bedrijfsactiviteiten ontplooien die in overwegende mate met die van ‘De Poort’ samenvallen. Dat zij in de procedure tot het verkrijgen van een gedoogverklaring wedijveren met [belanghebbende partij] om zo alsnog op de markt voor soft drugs actief te kunnen zijn, maakt dit niet anders. Dat gegeven maakt ze immers niet tot concurrenten of potentiële concurrenten. Gesteld noch gebleken is van enige andere grond waarop verzoekers een eigen, concreet, actueel en voldoende objectief bepaald belang hebben.
6. Nu verzoekers geen belanghebbende zijn, is hun verzoek om handhaving van 18 december 2006 geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De afwijzing van hun verzoek is derhalve geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het bezwaar van verzoekers zal niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. Onder deze omstandigheden zal het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 21 maart 2007 door mr. M.M. Verberne, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Verweel, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.