zaak- en rolnummers: 94234/KG ZA 07-98 en 94235/KG ZA 07-99
datum: 26 april 2007
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
in de zaak (met nummer 94234/KG ZA 07-98) van:
EISER 07-98,
wonende te Hoorn,
EISER IN KORT GEDING,
procureur mr. L. Bijl,
advocaat mr. P.F. Keuchenius te Volendam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HC HOLLAND COFFEE B.V.,
gevestigd te Hoofddorp en kantoor houdende te Naarden,
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. M.J.P.M. Snoeren te Rotterdam
en in de zaak (met nummer 94235/KG ZA 07-99) van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HC HOLLAND COFFEE B.V.,
gevestigd te Hoofddorp en kantoor houdende te Naarden,
EISERES IN KORT GEDING,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. M. J.P.M. Snoeren te Rotterdam
1. GEDAAGDE (EISER 07-98),
wonende te Hoorn,
2. GEDAAGDE SUB 2 07-99,
wonende te Hoorn,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C.T.B. B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Hoorn,
GEDAAGDEN IN KORT GEDING,
procureur mr. L. Bijl,
advocaat mr. P.F. Keuchenius te Volendam.
Partijen zullen verder ook worden genoemd "Eiser 07-98", " HC", " Gedaagde sub 2 07-99" respectievelijk "CTB".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
In de zaak met nummer 94234/KG ZA 07-98 heeft eiser 07-98 ter terechtzitting van 17 april 2007
gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
HC heeft de vordering bestreden. Vervolgens heeft zij in de zaak met nummer 94235/KG ZA 07-99 gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Eiser 07-98, Gedaagde sub 2 07-99 en CTB hebben de vordering van HC bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van eiser 07-98 een kopie van de originele dagvaarding, van de zijde van HC de originele dagvaarding en van alle zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.1 HC is een leverancier van en handelaar in koffie.
2.2 Sinds 1989 is Eiser 07-98 werkzaam in de internationale koffiehandel.
2.3 Op 29 maart 2005 is Eiser 07-98 in dienst getreden bij HC als handelaar in koffie. Daarvoor was hij werkzaam bij Bedrijf D & Co te Zaandam (hierna ook: Bedrijf D).
4.0 Artikel 11 van de arbeidsovereenkomst tussen HC en Eiser 07-98 bevat een geheimhoudingsbeding. In artikel 12 van die overeenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. De inhoud van dit beding luidt, voor zover van belang, als volgt:
"Het is de werknemer verboden gedurende een periode van een jaar na het einde van het dienstverband, al dan niet gehonoreerde werkzaamheden van welke aard dan ook te verrichten, onverschillig of zulks geschiedt in dienstverband, ten voor enig ander onderneming of anderszins die als concurrent van de werkgever kunnen worden beschouwd, dit in de ruimste zin van het woord, op straffe van verbeurte van een boete van 5.000,-- euro per overtreding, te vermeerderen met 250,-- euro per etmaal dat de overtreding voortduurt, een gedeelte van een dag daaronder begrepen (...)."
2.5 Op 18 juli 2006 heeft Eiser 07-98 namens het voltallige personeel van HC een brief gestuurd aan mr. G.P.F. Vollebregt. In die brief wordt onder meer melding gemaakt van een slechte sfeer op de afdeling en financiële problemen van HC.
2.6 In augustus 2006 heeft Eiser 07-98 aan HC te kennen gegeven dat hij zijn dienstverband met HC wenste te beëindigen en samen met Betrokkene 1 de handel in koffiebonen voort te zetten.
2.7 Op 12 september 2006 zijn eiser 07-98 en HC het volgende overeengekomen:
1. De arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt op 31 januari 2007.
2. Eiser 07-98 verbindt zich om tot en met 31 januari 2007 loyaal en naar behoren zijn werkzaamheden in dienst van Holland Coffee te verrichten, als gevolg waarvan Holland Coffee Eiser 07-98 per 1 februari 2007 uit het concurrentiebeding zal ontslaan."
2.8 Eiser 07-98 heeft op 4, 5, 7 en 8 september 2006 vanaf zijn e-mailadres bij HC aan
Betrokkene 1 per e-mail onder meer diverse prijsopgaven en informatie over verschillende transacties verzonden. Op 11, 12 en 13 september 2006 heeft Eiser 07-98 vanaf zijn e-mailadres bij HC e-mails verzonden naar zijn privé e-mailadres en naar een e-mailadres van Betrokkene 1. In die e-mail staan onder meer namen van verschillende personen en bedrijven vermeld, met bijbehorende e-mailadressen.
2.9 Op 28 september 2006 heeft er tussen eiser 07-98 en HC een bespreking plaatsgevonden, waarbij Eiser 07-98 op non-actief is gesteld.
2.10 De beoogde samenwerking tussen Eiser 07-98 en Betrokkene 1 is niet doorgegaan. Sinds 1 februari 2007 werkt Eiser 07-98 in CTB samen met Gedaagde sub 2 07-99 in de koffiehandel.
2.11 CTB is opgericht op 31 januari 2007. Eiser 07-98 en Gedaagde sub 2 07-99 zijn de bestuurders en (indirect) aandeelhouders van CTB.
3. DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
in de zaak met nummer 94234/KG ZA 07-98
1.1 Eiser 07-98 vordert, kort gezegd, (1) te verstaan dat het concurrentiebeding per
1 februari 2007 is komen te vervallen althans (2) het concurrentiebeding buiten werking te stellen en/of te schorsen en/of in geografische zin te beperken tot een straal van 25 kilometer van Naarden en/of de boete tot nihil te stellen, (3) voor zover het concurrentiebeding nog van kracht is en zal blijven gehandhaafd, HC te veroordelen tot betaling van een bedrag van ? 5.000,-- bij wijze van voorschot voor elke maand dat Eiser 07-98 na 1 februari 2007 geacht wordt te zijn gebonden aan het concurrentiebeding, met (4) veroordeling van HC in de kosten van het geding.
1.2 Eiser 07-98 legt aan zijn vordering ten grondslag dat op basis van hetgeen hij met HC op 12 september 2006 is overeengekomen, vrij is om per 31 januari 2007 actief te zijn in de internationale koffiehandel. Deze overeenkomst is niet ontbonden, vernietigd of op andere wijze aangetast. Het enkel verzenden van een aantal e-mailadressen had geen aanleiding behoeven te zijn om Eiser 07-98 op non-actief te stellen. Voor zover HC van mening is dat Eiser 07-98 zich niet als loyaal werknemer heeft gedragen, dan geldt dat HC het Eiser 07-98 zelf onmogelijk heeft gemaakt om werkzaamheden uit te voeren, gelet op de non-actiefstelling. De desbetreffende e-mailadressen zijn niet geheim. Eiser 07-98 heeft er belang bij dat HC de overeenkomst van 12 september 2006 gestand doet, omdat hij reeds 18 jaar actief is in de koffiehandel en hij moet kunnen blijven voorzien in zijn levensonderhoud en dat van zijn gezin. Bovendien heeft HC in strijd gehandeld met het goed werkgeverschap, omdat zij met het onderzoek van het e-mailverkeer van Eiser 07-98 zijn recht op privacy heeft geschonden. Het onderzoek vond plaats zonder toestemming en zonder medeweten van Eiser 07-98. Iedere grondslag voor het onderzoek ontbrak. Ook de op non-actief stelling heeft in strijd met het goed werkgeverschap plaatsgevonden, alles aldus Eiser 07-98.
1.3 Daarnaast stelt Eiser 07-98, voor het geval het concurrentiebeding nog van kracht zou zijn, dat hij daardoor op onbillijke wijze wordt benadeeld. Hij is tot behoud van zijn relatienetwerk genoodzaakt geweest om tijdig het zinkende schip van HC te verlaten. Eiser 07-98 heeft ten behoeve van zijn nieuwe onderneming aanzienlijke investeringen gedaan. Het is voor Eiser 07-98 nagenoeg onmogelijk om op een andere wijze inkomsten te verwerven, omdat hij al zo lang als handelaar in koffiebonen werkzaam is geweest.
1.4 HC voert verweer tegen de vordering op gronden die, voor zover nodig voor de beslissing, hierna aan de orde zullen komen.
in de zaak met nummer 94235/KG ZA 07-99
4.0 HC vordert, verkort weergegeven, (a) veroordeling van Eiser 07-98, Gedaagde sub 2 07-99 en CTB om hun werkzaamheden in de handel in koffie - bemiddeling daaronder begrepen - te staken en gestaakt te houden voor een periode van 1 jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, derhalve tot 1 februari 2008, op straffe van verbeurte van een dwangsom van 5.000,-- euro per overtreding en 250,-- euro per dag dat de overtreding voortduurt, (b) Eiser 07-98, Gedaagde sub 2 07-99 en CTB te verbieden om direct of indirect, actief of passief contacten te leggen of te onderhouden, in welke vorm dan ook, met die ondernemingen en instellingen wiens namen voorkomen in de e-mailadressen die overgelegd zijn als productie 3 bij dagvaarding, eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom van 5.000,-- euro per overtreding en 250,-- euro per dag dat die overtreding voortduurt, met (c) veroordeling van Eiser 07-98, Gedaagde sub 2 07-99 en CTB in de kosten van het geding.
1.6 HC legt aan haar vordering, samengevat, het volgende ten grondslag. HC en Eiser 07-98 zijn overeengekomen dat het dienstverband zou eindigen per 31 januari 2007 en als Eiser 07-98 tot die datum loyaal en naar behoren zijn werkzaamheden zou verrichten, dan zou HC hem ontslaan uit het concurrentiebeding. Eiser 07-98 heeft zich niet aan deze afspraak gehouden, omdat hij vóór en na het maken van deze afspraak onder meer talloze namen en e-mailadressen van relaties van HC naar zijn privé e-mailadres heeft gemaild en naar Betrokkene 1. Ook heeft Eiser 07-98 commerciële informatie, waaronder prijsinformatie, verzonden naar zijn privé e-mailadres en Betrokkene 1. Bovendien heeft HC sterke aanwijzingen dat Eiser 07-98 tijdens zijn op non-actiefstelling en dus tijdens de arbeidsovereenkomst met HC werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van zijn toen nog op te richten onderneming. Eiser 07-98 heeft niet voldaan aan de voorwaarde en is door HC dus nooit ontslagen uit zijn verplichtingen uit hoofde van het en concurrentiebeding. Als gevolg van het doorspelen van bedrijfsgevoelige informatie van HC heeft Eiser 07-98 willens en wetens het geheimhoudingsbeding overtreden. Ook heeft hij door concurrerend bezig te zijn via CTB het concurrentiebeding overtreden. Gedaagde sub 2 07-99 en CTB hebben misbruik gemaakt van de gegevens die Eiser 07-98 uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij HC heeft verworven. De wetenschap die Eiser 07-98 uit hoofde van zijn functie heeft opgedaan bij HC kan aan CTB en Gedaagde sub 2 07-99 worden toegerekend. Eiser 07-98, Gedaagde sub 2 07-99 en CTB handelen onrechtmatig jegens HC.
1.7 Eiser 07-98, Gedaagde sub 2 07-99 en CTB voeren verweer tegen de vordering op gronden die, voor zover nodig voor de beslissing, hierna aan de orde zullen komen.
1.8 Partijen hebben hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet, onder meer aan de hand van de overgelegde pleitnotities. Voor zover nodig voor de beslissing zal daarop hierna afzonderlijk en uitdrukkelijk worden ingegaan.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 Allereerst is tussen partijen in geschil de vraag of Eiser 07-98 gebonden is aan het concurrentiebeding. Eiser 07-98 stelt zich op het standpunt dat hij, gelet op de inhoud van de overeenkomst van 12 september 2006, niet meer aan dat beding is gebonden. Dit standpunt kan niet worden gevolgd. De inhoud van voormelde overeenkomst is aldus geformuleerd dat Eiser 07-98 loyaal en naar behoren zijn werkzaamheden zal verrichten, als gevolg waarvan HC hem per 1 februari 2007 uit het concurrentiebeding zal ontslaan. Uit deze wijze van formuleren volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat Eiser 07-98 alleen dan uit het concurrentiebeding ontslagen zou worden als hij zijn werkzaamheden ten behoeve van HC loyaal en naar behoren zou verrichten. Een onvoorwaardelijk ontslag uit dat beding per 1 februari 2007, zoals Eiser 07-98 betoogt, volgt daar niet uit. Dat HC en Eiser 07-98 dit laatste bij het aangaan van de overeenkomst wel hadden beoogd, is niet aannemelijk geworden.
4.2 Thans moet onderzocht worden of Eiser 07-98 heeft voldaan aan de voorwaarde om uit het concurrentiebeding te worden ontslagen. HC voert aan dat Eiser 07-98 aan die voorwaarde niet heeft voldaan omdat hij adressenbestanden van HC aan Betrokkene 1 heeft verzonden. Ter zitting heeft Eiser 07-98 verklaard dat de gegevens openbaar zijn en dus makkelijk op andere wijze kunnen worden verkregen. Kennelijk vertegenwoordigden de adresgegevens toch voor Eiser 07-98 een bepaalde waarde, waardoor hij zelf van mening was dat hij voldoende belang had bij verzending. Ten aanzien van het verzenden van prijsinformatie van HC aan
Betrokkene 1 betoogt Eiser 07-98 dat die prijsinformatie aan verandering onderhevig is en net zoveel waarde heeft als de krant van gisteren. Als dat waar zou zijn, valt niet te begrijpen waarom hij dan toch de moeite heeft genomen om die informatie aan Betrokkene 1 te e-mailen. Met het verzenden van de adressenbestanden en de prijsinformatie van HC aan Betrokkene 1 handelt Eiser 07-98 in strijd met het geheimhoudingsbeding. Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat Eiser 07-98 zich niet loyaal jegens HC heeft gedragen, hetgeen tot de conclusie leidt dat Eiser 07-98 niet heeft voldaan aan de voorwaarde voor ontslag uit het concurrentiebeding.
4.3 Eiser 07-98 heeft nog aangevoerd dat HC zich niet heeft gedragen als goed werkgever en op onrechtmatige wijze het versturen van de desbetreffende e-mails aan Betrokkene 1 heeft ontdekt, omdat zij door het controleren van het e-mailverkeer van Eiser 07-98, zijn privacy heeft geschonden. HC betoogt dat het hier uitsluitend gaat om e-mails afkomstig van de server en dat de e-mails een werkgerelateerde inhoud hadden. Dit is door Eiser 07-98 op zichzelf onvoldoende gemotiveerd weersproken. Daarbij komt dat Eiser 07-98 aan HC te kennen heeft gegeven een onderneming te zullen starten die zich ook bezig houdt met de handel in koffie, zodat HC geacht wordt destijds een voldoende concrete aanwijzing gehad te hebben dat Eiser 07-98 zich niet loyaal jegens HC opstelde. Het voorgaande brengt tevens met zich dat de maatregel van het op non-actiefstellen, die mede is gebaseerd op de resultaten van het onderzoek van het e-mailverkeer van Eiser 07-98, niet in strijd met het goed werkgeverschap is uitgevaardigd, zoals Eiser 07-98 heeft aangevoerd.
in de zaak met nummer 94234/KG ZA 07-98
4.4 Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.1. is overwogen, bestaat er geen aanleiding om het door Eiser 07-98 onder (1) gevorderde toe te wijzen. Daarbij komt dat die vordering in feite neer komt op een verklaring voor recht, waarvoor in kort geding geen plaats is.
4.5 Omdat het concurrentiebeding geacht wordt nog altijd van kracht te zijn, behoeft het door Eiser 07-98 onder (2) gevorderde nadere bespreking. HC betoogt dat het, mede gezien haar huidige financiële positie, in haar belang is om te voorkomen dat er afbreuk gedaan wordt aan haar bedrijfsdebiet. Dat de financiële positie van HC zwak is, staat niet ter discussie hoewel partijen wel van mening verschillen over de oorzaak daarvan. Gezien de positie van Eiser 07-98 en diens ervaring, valt geenszins uit te sluiten dat HC, als gevolg van de concurrerende werkzaamheden van Eiser 07-98, (potentiële) klanten zal verliezen, hetgeen een concurrentiebeding doorgaans nu juist tracht te voorkomen. HC heeft derhalve nog altijd een gerechtvaardigd belang bij handhaving van het concurrentiebeding.
4.6 Thans is de vraag aan de orde of het concurrentiebeding geografisch of in tijd beperkt zou moeten worden. Het beperken van het beding in geografische zin komt de voorzieningenrechter weinig zinvol voor. Vast staat immers dat HC en Eiser 07-98 werkzaam zijn in de internationale handel in koffie en dat die dus niet is beperkt tot het gebied van 25 kilometer rondom Naarden. Wel bestaat er voldoende aanleiding om het beding in tijd te beperken. Zoals hiervoor onder 4.5. is overwogen, heeft HC er een wezenlijk belang bij om Eiser 07-98 te houden aan het concurrentiebeding. Daar staat echter tegenover dat Eiser 07-98 slechts ongeveer 2 jaar in dienst is geweest bij HC en dat hij reeds 18 jaar lang werkzaam is als handelaar in koffie. Verder heeft Eiser 07-98 gesteld dat hij voor het verwerven van inkomsten volledig afhankelijk is van zijn werkzaamheden als handelaar in koffie en dat het concurrentiebeding hem daarin belemmert. Het komt het de voorzieningenrechter voor dat de bodemrechter in het licht van het voorgaande waarschijnlijk tot matiging van het beding zal overgaan. Onder deze omstandigheden wordt vooralsnog een termijn van zes maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst, waarbinnen Eiser 07-98 zich aan het concurrentiebeding dient te houden, gelet op de hiervoor weergegeven wederzijdse belangen, redelijk geacht. Na ommekomst van die periode is schorsing van het beding aan de orde. Daarom wordt de gevorderde schorsing op na te melden wijze toegewezen.
4.7 Eiser 07-98 vordert verder dat HC veroordeeld wordt om aan hem een redelijke vergoeding te betalen, zoals bedoeld in artikel 7:653 lid 4 BW. Voor een dergelijke vergoeding is in de onderhavige zaak echter geen plaats. Eiser 07-98 is bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met HC welbewust zowel een geheimhoudings- als een concurrentiebeding aangegaan. Verder is Eiser 07-98 met HC in september 2006 een tweede overeenkomst aangegaan, waarbij Eiser 07-98 nogmaals is gewezen op het bestaan van het concurrentiebeding. Bovendien heeft Eiser 07-98 zelf besloten om, ondanks het bestaan van het concurrentiebeding een onderneming op te richten die actief is in dezelfde branche als HC en daardoor als directe concurrent van HC moet worden aangemerkt. Dat Eiser 07-98 hierover destijds juridisch advies heeft ingewonnen en dat hem toen te kennen is gegeven dat hij waarschijnlijk niet aan het concurrentiebeding gebonden zou zijn, kan niet aan HC worden tegengeworpen. In het licht van deze handelwijze van Eiser 07-98 kan niet van HC gevergd worden dat zij thans aan Eiser 07-98 een vergoeding betaalt.
4.8 Eiser 07-98 wordt, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van het geding.
in de zaak met nummer 94235/KG ZA 07-99
4.9 HC vordert allereerst, samengevat, veroordeling van Eiser 07-98, Gedaagde sub 2 07-99 en CTB om hun werkzaamheden in de handel in koffie te staken en gestaakt te houden tot 1 februari 2008. De vordering tegen Eiser 07-98 wordt, op dezelfde gronden zoals opgenomen in overweging 4.7 toegewezen voor de duur van zes maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst en dus tot en met 31 juli 2007. De gevorderde dwangsom wordt gematigd.
4.10 De vordering wordt afgewezen voor zover deze betrekking heeft op Gedaagde sub 2 07-99 en CTB. Uitgangspunt is dat Gedaagde sub 2 07-99 en CTB niet gebonden zijn aan de arbeidsovereenkomst van Eiser 07-98 en HC. De vordering zou tegen hen wel kunnen worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat zij profiteren van de wanprestatie respectievelijk de onrechtmatige daad van Eiser 07-98 en aldus zelf onrechtmatig jegens HC handelen. HC stelt in dit kader dat Gedaagde sub 2 07-99 en CTB over het relatiebestand van HC beschikken en daarvan gebruik maken. Dit betoog kan niet worden gevolgd. Vast staat immers dat Eiser 07-98 weliswaar namen heeft doorgemaild naar Betrokkene 1, maar die samenwerking is uiteindelijk niet doorgegaan. Niet gebleken is dat die informatie ook door Eiser 07-98 is verzonden naar Gedaagde sub 2 07-99 en/of CTB. Weliswaar staat vast dat veel van de informatie ook in het hoofd van Eiser 07-98 zit, maar HC heeft niet aannemelijk gemaakt dat Gedaagde sub 2 07-99 en/of CTB van die informatie gebruik maken. Bovendien heeft HC onvoldoende bijkomende omstandigheden naar voren gebracht die tot het oordeel zouden kunnen leiden dat Gedaagde sub 2 07-99 en CTB onrechtmatig jegens haar handelen. Gedaagde sub 2 07-99 is weliswaar indirect aandeelhouder/bestuurder van CTB, maar hij betoogt dat hij tot op heden slechts als financier fungeert, hetgeen door HC onvoldoende gemotiveerd is weersproken. Op welke wijze de kennis van Eiser 07-98 aan Gedaagde sub 2 07-99 zou kunnen worden toegerekend, is daarnaast door HC niet inzichtelijk gemaakt. Ten aanzien van CTB overweegt de voorzieningenrechter tevens dat CTB weliswaar net als HC handelt in koffie, maar dat HC heeft nagelaten haar stelling - inhoudende dat CTB onrechtmatig jegens haar handelt of profiteert van de wanprestatie van Eiser 07-98- voldoende nader te concretiseren.
4.11 Het door HC onder (b) gevorderde is in beginsel slechts toewijsbaar indien met een voldoende mate van zekerheid kan worden aangenomen dat Eiser 07-98, Gedaagde sub 2 07-99 en CTB stelselmatig de desbetreffende ondernemingen en/of instellingen benaderen ten einde hen te bewegen zaken met hen te doen, zulks ten nadele van HC. Van het stelselmatig benaderen van de desbetreffende organisaties is echter niet gebleken. Hoewel vast staat dat Eiser 07-98 over de desbetreffende gegevens beschikt, is niet aannemelijk geworden dat - zoals hiervoor reeds aan de orde is geweest - Eiser 07-98 en/of Gedaagde sub 2 07-99 en CTB juist van die gegevens gebruik maken. Deze vordering van HC wordt derhalve afgewezen.
4.12 De proceskosten van HC dienen door Eiser 07-98 gedragen te worden, omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. Gelet op de verregaande samenhang met het geschil in de zaak met nummer 94234/KG ZA 07-98, wordt het procureurssalaris van HC op nihil gesteld. Omdat de vorderingen tegen Gedaagde sub 2 07-99 en CTB zijn afgewezen, wordt HC veroordeeld in hun proceskosten (naar evenredigheid verdeeld tussen Eiser 07-98, Gedaagde sub 2 07-99 en CTB).
in de zaak met nummer 94234/KG ZA 07-98
- schorst het concurrentiebeding van Eiser 07-98 met ingang van 1 augustus 2007, totdat in een bodemprocedure is beslist;
- veroordeelt Eiser 07-98 in de kosten van het geding aan de zijde van HC, tot op heden begroot op 251,-- euro aan verschotten en op 816,- euro aan salaris procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening;
in de zaak met nummer 94235/KG ZA 07-99
- veroordeelt Eiser 07-98 om zijn werkzaamheden in de handel in koffie, bemiddeling daaronder begrepen, te staken en gestaakt te houden voor een periode van zes maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, derhalve tot en met 31 juli 2007, op straffe van verbeurte van een dwangsom van 1.000,-- euro per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat Eiser 07-98 na betekening van dit vonnis niet aan deze veroordeling voldoet;
- veroordeelt Eiser 07-98 in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van HC begroot op 321,85 euro aan verschotten en op nihil aan salaris procureur;
- veroordeelt HC in de kosten van Gedaagde sub 2 07-99 en CTB, tot op heden begroot op 167,33 euro aan verschotten en op 544,-- euro aan salaris procureur;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. H. Warnink, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2007 in tegenwoordigheid van mr. F. Vermeij, griffier.