ECLI:NL:RBALK:2007:BA4450

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810543-06 en 13.421269-05
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en vrijspraak in meerdere tenlasteleggingen met DNA-bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 april 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van vier maanden eiste, en de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding vroeg. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van een stereotoren en een televisietoestel, alsook het wederrechtelijk vertoeven in besloten lokalen van Deen supermarkten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de stereotoren en het televisietoestel, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlasteleggingen. Dit was gebaseerd op het feit dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van wederrechtelijk vertoeven in de supermarkten, aangezien er geen verzoek was gedaan door het winkelpersoneel om de verdachte te verwijderen. De rechtbank heeft ook het DNA-onderzoek in overweging genomen, waaruit bleek dat de kans dat een willekeurig individu hetzelfde DNA-profiel had als dat van de verdachte zeer klein was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de schade door de verzekering zou worden vergoed. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde ISD-maatregel en verwees deze naar de rechtbank Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummers : 14.810543-06 en 13.421269-05
Datum uitspraak: 17 april 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord, Schutterswei te Alkmaar.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal bewezen verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal afwijzen.
De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en mr. R. Polderman, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd, dat hij in of omstreeks de periode van 20 september 2006 tot en met 21
september 2006 te Zwaag, gemeente Hoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een op/aan het Butterwoud geparkeerd staande personenauto (witte Volkswagen Polo) heeft weggenomen een autoradiocompactdiscspeler (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Aan de verdachte is onder 2 ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 9 december 2006 te Blokker, gemeente Hoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres 1] heeft weggenomen een stereotoren (merk Sony) en/of een televisietoestel (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (verdachtes moeder), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Aan de verdachte is onder 3 ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 11 december 2006 te Hoorn wederrechtelijk vertoevende in een besloten lokaal, gelegen Aagje Dekenplein en in gebruik bij Deen supermarkten BV, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, terwijl hem, verdachte, de toegang tot alle filialen van deze supermarkt was ontzegd en/of hij zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd;
Aan de verdachte is onder 4 ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 15 december 2006 te Zwaag, gemeente Hoorn, wederrechtelijk vertoevende in een besloten lokaal, gelegen aan de Dorpsstraat en in gebruik bij Deen supermarkten B.V., althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, terwijl hem, verdachte, de toegang tot alle filialen van deze supermarkt was ontzegd en/of hij zich niet op vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 en 4 is ten laste gelegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze feiten als volgt.
Artikel 138 lid 1 Strafrecht luidt dat “hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringt, of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met…”.
Verdachte is niet het wederrechtelijk binnendringen ten laste gelegd maar slechts het wederrechtelijk in een besloten lokaal vertoeven en zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijderen. Naar het oordeel van de rechtbank dient voor de bewezenverklaring van dit feit in de eerste plaats vast te komen staan dat de verdachte wederrechtelijk in het besloten lokaal vertoeft en in de tweede plaats dat de verdachte zich vervolgens niet aanstonds op vordering van of vanwege de rechthebbende heeft verwijderd.
Dat de verdachte in het onderhavige geval wederrechtelijk vertoefde in de filialen van Deen is evident gelet op het door verdachte ondertekende winkelverbod voor onbepaalde tijd. Uit de stukken noch uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt echter dat verdachte vervolgens door of namens het winkelpersoneel is verzocht om de winkel te verlaten.
Nu naar het oordeel van de rechtbank de vordering van de rechthebbende constitutief is voor de strafbaarheid en in het onderhavige geval van een dergelijke vordering niet is gebleken, dient de verdachte van bovengenoemde feiten te worden vrijgesproken.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
Ten aanzien van feit 1:
hij in de periode van 20 september 2006 tot en met 21 september 2006 te Zwaag, gemeente Hoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een aan het Butterwoud geparkeerd staande personenauto, witte Volkswagen Polo, heeft weggenomen een autoradiocompactdiscspeler, merk Sony, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2:
hij op 9 december 2006 te Blokker, gemeente Hoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan het [adres 1], heeft weggenomen een stereotoren, merk Sony, en een televisietoestel, merk Sony, toebehorende aan [slachtoffer 2], verdachtes moeder.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan,
op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. NADERE MOTIVERING
feit 1:
Uit het proces-verbaal van aangifte (pag. 13) blijkt dat bij ontdekking van de inbraak in de auto er tevens bloed werd aangetroffen op het dashboard en de bekleding van de passagiersstoel dat er voor de inbraak niet had gezeten. Blijkens het proces-verbaal van onderzoek DNA (pag. 16) is het bloed op het dashboard bemonsterd en naar het NFI gestuurd voor onderzoek. Uit de resultaten van het DNA-onderzoek (NFI-rapport d.d. 30 november 2006) kan worden geconcludeerd dat het DNA-profiel verkregen uit het onderzochte bloedmonster overeenkomt met het in de DNA databank voorkomende DNA-profiel van verdachte.
Het NFI concludeert dat de kans dat een willekeurig individu hetzelfde DNA-profiel bezit als dat van het onderzochte monster van het bloed aangetroffen op het dashboard van de auto minder bedraagt dan één op één miljard.
Hoewel verdachte iedere betrokkenheid bij dit feit ontkent, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de aangifte en het resultaat van het DNA-onderzoek de inbraak in de auto bewezen kan worden geacht.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal.
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 20 december 2006, in het verleden al veelvuldig schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten als de onderhavige. Hij heeft naar aanleiding daarvan het predikaat van veelpleger gekregen. Thans heeft hij zich wederom schuldig gemaakt aan twee diefstallen waarmee hij schade heeft berokkend en hinder heeft veroorzaakt en bovendien de algemene voorwaarde heeft overtreden verbonden aan een aan hem voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, opgelegd door de rechtbank Amsterdam op 29 december 2005.
Uit een brief van L.Zwier van de Brijder Verslavingszorg, gedateerd 6 maart 2007, blijkt dat verdachte niet wenst mee te werken aan een voorlichtingsrapport en dat hij van mening is dat hij geen reclasseringshulp nodig heeft.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat zij de verdachte zal vrijspreken van twee van de tenlastegelegde feiten, de straf zoals gevorderd door de officier van justitie op haar plaats is gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zijn aanzienlijke documentatie en de omstandigheid dat hij tijdens het begaan van deze feiten in een proeftijd liep.
9. BENADEELDE PARTIJ
De benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres en woonplaats slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 800,--wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu de benadeelde partij ter terechtzitting heeft verklaard dat de verzekering de schade, die de verdachte tengevolge van het onder 2 bewezenverklaarde feit aan haar heeft toegebracht, zal vergoeden, zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
10. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE ISD- MAATREGEL
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Amsterdam van 29 december 2005 in de zaak met parketnummer 13/421269-05 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank is van oordeel dat zij, gelet op het bepaalde in artikel 509z lid 2 Wetboek van Strafvordering, onbevoegd is om kennis te nemen van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel.
Dit artikel bepaalt immers dat tot kennisneming van een dergelijke vordering bij uitsluiting de rechtbank bevoegd is die in eerste aanleg de maatregel heeft opgelegd.
De officier van justitie heeft gewezen op het belang de vordering aan te brengen op dezelfde zitting en derhalve bij dezelfde rechtbank als de nieuwe feiten. De rechtbank is van oordeel dat het door de officier van justitie genoemde belang haar niet – in weerwil van de uitdrukkelijke wetsbepaling- bevoegd kan maken van de onderhavige vordering kennis te nemen.
Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank conform artikel 509z lid 3 Wetboek van Strafvordering zich onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de rechtbank Amsterdam.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
12. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (VIER) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende [adres en woonplaats slachtoffer 2].
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/421269-05:
Verklaart zich onbevoegd om van deze vordering kennis te nemen en verwijst de vordering naar de rechtbank Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mr. M.E.J. van Lieshout-Segers en mr. E.J.M. Tuijp, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Woudman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 april 2007.