ECLI:NL:RBALK:2007:BA5284
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling WOZ-waarde en invloed van voorkeursrecht op onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 25 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning. Eiser, wonende te [woonplaats], was van mening dat de heffingsambtenaar van de gemeente Heiloo bij het vaststellen van de WOZ-waarde van zijn woning geen rekening had gehouden met een voorkeursrecht dat op de woning rustte, zoals vastgelegd in de Wet voorkeursrecht gemeenten (WVGem). Eiser stelde dat dit voorkeursrecht een waardedrukkend effect had op de WOZ-waarde, die door de verweerder was vastgesteld op € 556.000,00. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 maart 2007, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn echtgenote, en verweerder vertegenwoordigd was door C.L. Hogendoorn en R.A. Bakker.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aansluiting gezocht bij een eerder arrest van de Hoge Raad van 25 november 1998, waarin werd vastgesteld dat de waardering van onroerende zaken in het kader van de onroerendezaakbelastingen niet alleen afhankelijk is van de persoon van de zakelijk gerechtigde, maar ook van de beperkingen die op de onroerende zaak rusten. De rechtbank oordeelde dat het voorkeursrecht geen invloed heeft op de omvang van het genot van de onroerende zaak, maar enkel op de vervreemdingsbevoegdheid. Dit betekent dat het voorkeursrecht niet kan worden aangemerkt als een waardedrukkende factor bij de vaststelling van de WOZ-waarde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarmee de vastgestelde WOZ-waarde van € 556.000,00 door de heffingsambtenaar werd bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.