ECLI:NL:RBALK:2007:BA5783

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
2 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810421-06, 14.678380-06, 14.678326-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en beschadiging van voertuigen door verdachte in Den Helder

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 2 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en beschadigingen van voertuigen. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van een bromfiets en een auto, alsook de diefstal van fietsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, voornamelijk in Den Helder, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de wet. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wegnemen van een bromfiets (Gilera Runner) en het beschadigen van een Honda Civic, beide toebehorende aan verschillende slachtoffers. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan de diefstal van meerdere fietsen, waaronder een damesfiets van het merk Sparta en een mountainbike van het merk Giant.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de bewezenverklaring van de diefstal en beschadiging van de voertuigen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht op basis van rapportages van deskundigen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 293 dagen opgelegd, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een bijzondere voorwaarde verbonden aan de voorwaardelijke straf, waarbij de verdachte zich moet houden aan aanwijzingen van de Reclassering Nederland.

De benadeelde partij, [slachtoffer 2], heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 500,00 aan schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, alsook naar de recidive van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummers: 14.810421-06
14.678380-06
14.678326-06
Datum uitspraak: 2 mei 2007
OP TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
gedetineerd in PI Midden Holland – HvB Haarlem te Haarlem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank
- de verdachte in de zaak met parketnummer 14.810421-06 ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde deels zal vrijspreken en dat de verdachte in de zaak met parketnummer 14.678380-06 ten aanzien van feit 2 geheel zal vrijspreken;
- het overige ten laste gelegde zal bewezen
- de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 230 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede dat de rechtbank ten aanzien van verdachte de terbeschikkingstelling zal gelasten en dat de rechtbank daarbij de verpleging van overheidswege zal bevelen;
- de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], onder toepassing van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toewijzen tot een bedrag van € 500,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en mr. H. Teunisse, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGINGGEN
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
In de zaak met parketnummer 810421-06
1 primair
hij op of omstreeks 3 september 2005 of 07 september 2006, in elk geval in of omstreeks de periode van 3 september 2005 tot en met 7 september 2006, te Den Helder, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets of een bougie, althans een onderdeel van die bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen bougie onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;
1 subsidiair
hij op of omstreeks 07 september 2006 te Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bougie, althans een onderdeel van een bromfiets, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen bougie, althans dat onderdeel van een bromfiets onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, een bougie, althans een onderdeel van die bromfiets (met een schroevendraaier) van die bromfiets af heeft gehaald/geschroefd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1 meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 3 september 2005 tot en met 7 september 2006 te Den Helder, in elk geval in Nederland, een bromfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2006 te Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets (Gilera Runner), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 14 september 2006 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een bromfiets en/of een auto (honda civic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met die bromfiets tegen die auto aan te rijden en/of op het dak van die auto te staan en/of op die auto te springen;
parketnummer 14.678380-06
1.
hij op of omstreeks 15 maart 2006 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk: Sparta), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 4 december 2004 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk: Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2005 tot en met 01 april 2006 te Callantsoog, gemeente Zijpe en/of in de gemeente Den Helder, althans in Nederland, opzettelijk een mountainbike, merk Giant Warp DS 2000, kleur rood, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 28 maart 2006 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (dames)fiets, merk Batavus, type Cresendo, welke stond gestald aan de Drooghe Bol (voor Basisschool "de Hofstee"), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 02 maart 2006 te Den Helder opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 7] (hoofdagent van de politie district Noordkop & Westfriesland, politie Noord-Holland Noord), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, die [slachtoffer 7] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Ik vind jou een vuile kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
parketnummer 14.678326-06
hij op of omstreeks 02 maart 2006 te Den Helder als degene die bij een verkeersongeval op de/het Middelzand was betrokken of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer 8]) letsel en/of schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 810421-06 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, alsmede in de zaak met parketnummer 14.678380-06 onder 2 is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
in de zaak met parketnummer 14.810421-06
2.
hij op 14 september 2006 te Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (Gilera Runner) toebehorende aan [slachtoffer 2];
3.
hij op 14 september 2006 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk een bromfiets en een auto (Honda Civic) toebehorende aan [slachtoffer 2] respectievelijk [slachtoffer 3], heeft beschadigd door met die bromfiets tegen die auto aan te rijden en op het dak van die auto te staan en op die auto te springen;
parketnummer 14.678380-06
1.
hij op 15 maart 2006 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets (merk: Sparta), toebehorende aan [slachtoffer 4];
3.
hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 1 april 2006 te Callantsoog, gemeente Zijpe, opzettelijk een mountainbike, merk Giant Warp DS 2000, kleur rood, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op 28 maart 2006 in de gemeente Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, merk Batavus, type Cresendo, welke stond gestald aan de Drooghe Bol (voor Basisschool "de Hofstee"), toebehorende aan [slachtoffer 6];
6.
hij op 2 maart 2006 te Den Helder opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 7] (hoofdagent van de politie district Noordkop & Westfriesland, politie Noord-Holland Noord), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, die [slachtoffer 7] in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Ik vind jou een vuile kankerlijer."
parketnummer 14.678326-06
hij op 2 maart 2006 te Den Helder als degene die bij een verkeersongeval op het Middelzand was betrokken, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer 8]) schade was toegebracht;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 14.810421-06
2 diefstal
3 opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd
in de zaak met parketnummer 14.678380-06
1 diefstal door twee of meer verenigde personen
3 verduistering
4 diefstal
6 eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
in de zaak met parketnummer 14.678326-06
overtreding van artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994
6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank zal bij de op te leggen straf rekening houden met de rapportage van M.D. van Ekeren van 11 april 2007, psychiater te Amsterdam alsmede met de rapportage van H.E.W. Koornstra van 4 april 2007, psycholoog te Lemmer waarin wordt geconcludeerd dat verdachte in de zaak met parketnummer 14.810421-06 met betrekking tot de feiten 2 en 3 alsmede in de zaak met parketnummer 14.678326-06 verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen is. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
7. MOTIVERING VAN DE STRAF.
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging en diefstal van een bromfiets en beschadiging van een auto.
Tevens heeft verdachte zich (met een ander) schuldig gemaakt aan diefstal van fietsen en heeft hij zich een fiets die hij gevonden had, toegeeigend.
Diefstal is een ergerlijk feit, dat schade veroorzaakt en in het algemeen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengt.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een politieagent.
Ten slotte is verdachte bij een verkeersongeval betrokken geraakt is waarbij aan een ander schade is toegebracht. Verdachte heeft daarbij de plaats van het ongeval verlaten, zonder dat zijn identiteit behoorlijk kon worden vastge¬steld. Zodoende heeft hij zich onttrokken aan de verant¬woordelijkheid die van een deelnemer aan het verkeer wordt vereist.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 september 2006, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onder meer ter zake van vermogensdelicten delicten is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 13 april 2007 van D.A. de Ruiter als reclasseringswerker verbonden aan de Reclassering Nederland.
- Het onder 6 genoemde rapport van M.D. van Ekeren, psychiater te Utrecht.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
“ Betr. is een thans 23-jarige laag gemiddeld intelligente man van Nederlandse afkomst bij wie sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met hoofdzakelijk narcistische- maar ook antisociale trekken. Voorts is sprake van alcoholmisbruik en multipel middelenmisbruik. Tevens heeft betr. vanaf de zomer 2006 tot in de eerste weken van de huidige detentie, als gevolg van middelenmisbruik, een stemmingsstoornis, manisch, samengaand met een psychotisch beeld in de vorm van grootheidswanen doorgemaakt. Daar echter sinds zijn 19de jaar sprake is van recidiverende manisch/psychotische episoden afgewisseld door depressieve episoden dient de recent doorgemaakte stemmingsstoornis naar alle waarschijnlijkheid te worden gezien in het kader van een familiair bepaalde bipolaire stoornis, waarbij depressieve en manische episoden elkaar afwisselen.
(......).
De persoonlijkheidsstoornis van betr. bepaalt zijn basale attitude en heeft derhalve ten grondslag gelegen aan het antisociale karakter van de hem ten laste gelegde feiten. Van groot belang is echter de rol van het psychiatrisch beeld - te weten het manisch psychotisch toestandsbeeld - dat hier doorheen speelt, een beeld dat naar het zich laat aanzien geluxeerd is door ernstig drugs- en alcoholmisbruik.
(......)
Ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten sub. 2 en 3 had betr. zich in het gebruik van grote hoeveelheden drugs gestort, waardoor hij in een ernstig psychotische toestand is geraakt. Het is betr. op grond van de ervaringen in het verleden echter bekend dat hij onder het gebruik van middelen ernstig psychotisch kan decompenseren en tot prikkelbaarheid, impulsiviteit, agressie, roekeloosheid, en gevaarlijk gedrag kan komen. Ten tijde van het plegen van het gevoegde feit was betr. onder invloed van alcohol: eveneens wat alcohol betreft geldt dat betr. goed op de hoogte was van de effecten die dat op hem heeft.
(.....).
Ten tijde van het plegen van alle aan betr. ten laste gelegde feiten, speelde zijn persoonlijkheidsstoornis een grote rol.
(.....).
Daar het middelenmisbruik van betr. zijn basis vindt in de ernstige persoonlijkheidsstoornis, en dan vooral in de narcistische component daarvan, moet geconcludeerd worden dat hij in deze in mindere mate in staat geacht kon worden het ontoelaatbare van zijn handelen in te zien.
Op grond van het bovenstaande is onderzoeker van mening dat betr. ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit 1 de ongeoorloofdheid hiervan heeft moeten kunnen inzien. Wat de overige feiten betreft, heeft betr. weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan moeten kunnen inzien doch was hij in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat zijn wil overeenkomstig een dergelijk besef te bepalen.
In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concludeert onderzoeker dat betr. ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit sub 1 dat antisociaal bepaald is volledig toerekeningsvatbaar dient te worden geacht. Wat. betreft de overige hem ten laste gelegde feiten geldt dat betr. lijdende was aan zodanige gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis, genoemde stemmingsstoornis of de stemmingsstoornis door middelen, dat hij voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden.
(.....).
Met betrekking tot de toekomst kan op grond van het bovenstaande worden gesteld dat de kans op herhaling van feiten als gepleegd, bij uitblijven van adequate begeleiding groot kan worden geacht.
Met de beantwoording van de vraagstelling, voor zover hiervoor weergegeven, kan de rechtbank zich verenigen.
- Het onder 6 genoemde rapport van de psycholoog H.E.W. Koornstra.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
“ Betr. is een 22 jarige jongeman met een gecombineerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Er is sprake van middelenmisbruik en alcoholmisbruik. Hij presenteert zich als onkwetsbaar, bijzonder en kent geen empathie. Zijn geweten is zeer gebrekkig ontwikkeld; betr. staat buitengewoon opportunistisch in het leven. Onderliggend aan zijn onraakbaar en onverstoorbare presentatie, is sprake van een heftige en angstige kern waarin het ontbreekt aan enige stabiliteit. Er zijn aanwijzingen voor een stemmingsstoornis waarin hij afwisselend depressief en manisch is; het ontbreekt betr. aan egokracht; een gemis dat hij compenseert met zijn overwaardige houding. Door zijn presentatie houdt hij als van nature mensen op een afstand en voorkomt hij krenkingen maar ook decompensatie. Betr. voelt zich snel afgewezen en kan zich moeilijk zelfstandig staande houden. De druk loopt voor hem snel op waardoor zijn draagkracht overstegen wordt en zijn stemmingen aan heftige wisselingen onderhevig zijn.
(.....).
De hem ten laste gelegde feiten lijken allen —indien bewezen- rechtstreeks voortgekomen uit zijn antisociale basishouding van waaruit het hem niet interesseert wat zijn gedrag bij anderen veroorzaakt. Hierbij moet echter wel aangetekend worden dat de onderliggende stoornis dusdanig heftig is dat zijn antisociale handelen, groteske vormen aan kan nemen na middelenmisbruik. Betr. kent weinig empathie met zijn omgeving, is niet geïnteresseerd in het wel en wee van anderen en is met name gericht op eigen gewin; hij is amper in staat tot het nemen van perspectief. Betr. ontkent het gevoegde feit geheel en heeft een sterk opportunistische versie over de andere feiten. Ten tijde van feit 2 en 3, was betr. onder invloed van middelen en kennelijk in psychotische toestand. Ten tijde van het gevoegde feit, was hij onder invloed van alcohol. Daar het middelenmisbruik van betr. zijn basis vindt in de ernstige problematiek, moet geconcludeerd worden dat hij in deze in mindere mate in staat geacht kon worden het ontoelaatbare van zijn handelen in te zien.
(.....).
Op grond van het bovenstaande is onderzoekster van mening dat betr. ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde feit 1 de ongeoorloofdheid hiervan heeft moeten kunnen inzien. Wat de overige feiten betreft, heeft betr. weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft moeten kunnen inzien doch was in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat zijn wil overeenkomstig een dergelijk besefte bepalen.
In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concludeert onderzoekster dat betr. ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan zodanige een ziekelijke stoornis, genoemde stemmingsstoornis of de stemmingsstoornis door middelen, dat hij verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich eveneens verenigen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
De rechtbank zal ten aanzien van verdachte niet, zoals door de officier van justitie gevorderd, de terbeschikkingstelling gelasten en de dwangverpleging bevelen maar in plaats daarvan, aan de voorwaardelijke vrijheidsstraf een bijzondere voorwaarde verbinden.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Blijkens het bovenaangehaald uittreksel is verdachte reeds eerder veroordeeld ter zake van vermogensdelicten.
Ook de thans bewezen verklaarde feiten betreffen voornamelijk vermogensdelicten.
Verdachte heeft zich derhalve weliswaar veelvuldig schuldig gemaakt aan het plegen van vermogensdelicten, doch deze feiten zijn naar het oordeel van de rechtbank - anders dan de officier van justitie van mening is - niet zodanig ernstig dat deze de door de officier van justitie gevorderde terbeschikkingstelling en dwangverpleging rechtvaardigen.
8. BENADEELDE PARTIJ
De benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres en woonplaats slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 650,00 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die betreft de schade tot een bedrag van € 500,00, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING in de zaak met parketnummer 14.810421-06 onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 500,00, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat dit deel van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING in de zaak met parketnummer 14.810421-06 onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 267, 310, 311, 321 en 350 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994
11. BESLISSING
De rechtbank:
? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 810421-06 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, alsmede het in de zaak met parketnummer 14.678380-06 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 293 (twee honderd drie en negentig) dagen.
Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 60 (zestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook als deze aanwijzing inhoudt het deelnemen aan en het voltooien van een ambulante behandeling bij de Stichting Exodus te Alkmaar, een en ander maximaal gedurende de proeftijd.
Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
? Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres en woonplaats slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 500,00, (vijf honderd euro), als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
? Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], wonende te [adres en woonplaats slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 500,00, (vijf honderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Vos, voorzitter,
mr. F.A. Egter van Wissekerke en mr. E.C.M. Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. van der Vecht, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2007.
Mr. E.C.M. Bouman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.