Parketnummer : 14.700527-07
Datum uitspraak: 12 juni 2007
OP TEGENSPRAAK
VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
gedetineerd in PI Midden Holland, HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 februari 2007, alsmede op de terechtzitting van 23 en 24 april 2007 en 7, 29 en 30 mei 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de mondelinge vordering van de officier van justitie, die er toe strekt dat de rechtbank:
• de tenlastegelegde feiten 1 tot en met 5 bewezen zal verklaren;
• de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam.
Aan de verdachte is, nadat op 29 mei 2007 een vordering van de officier van Justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging met betrekking tot feit 5 is toegelaten, in de zaak met bovengenoemd parketnummer ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 21 maart 2006 te Breezand, gemeente Anna Paulowna, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (namelijk tussen 4.00 uur en 6.00 uur)
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in/uit een woning gelegen aan [adres 1]) een kluis (bevattende [onder andere] een [grote] hoeveelheid sieraden) en/of een horloge en/of een ring en/of een of meer broches en/of een of meer andere sieraden en/of een (geld)kistje/-kastje (bevattende [onder andere] een rijbewijs en/of andere papieren) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn binnengedrongen en/of
- die (in hun bed liggende) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of gebeten en/of
- met een stroomstootwapen een of meer stroomsto(o)t(en) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben toegediend en/of
- (met behulp van tape) de handen en/of de voeten van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben samengebonden en/of
- (met behulp van tape) de mond en/of de ogen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben afgeplakt;
hij op of omstreeks 20 januari 2006 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een kluis en/of een grote hoeveelheid geld (euro's en antilliaanse guldens) en/of een grote hoeveelheid sieraden en/of een grote hoeveelheid Nederlandse munten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 3] een hand op de mond heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer 3] tegen de grond heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 3] bij de handen en/of armen heeft/hebben vastgebonden en/of
vastgetaped en/of
- die [slachtoffer 3] de ogen en/of mond heeft/hebben dichtgetaped;
hij op of omstreeks 16 maart 2006 te Schoorl, gemeente Bergen (NH), ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen in/uit een woning gelegen aan [adres 2] een of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming een dakraam heeft/hebben geforceerd en/of opengebroken en/of (vervolgens) door de opening van dat dakraam de woning is/zijn binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks 02 maart 2006 tot en met 21 maart 2006 te Purmerend, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan [adres 3] weg te nemen een of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
al dan niet samen met zijn mededader(s)
- naar de bedoelde woning is (mee)gereden) (in een gestolen auto) en/of
- een PTT-uniform en/of een electrisch wapen en/of een stroomstootwapen en/of een revolver en/of een of meer walkie-talkies heeft/hebben meegenomen en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- het PTT-uniform heeft aangetrokken en/of
- zich naar de bedoelde woning hebben begeven en/of heeft/hebben aangebeld
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2005 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, althans in het arrondissement Alkmaar en/of het arrondissement Haarlem, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit meerdere personen, waaronder verdachte, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk diefstal
uit woningen, al dan niet gepaard gaande met braak, verbreking en/of inklimming danwel diefstal met geweld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 4 en 5 is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit (zaak 1, Breezand) overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden geconcludeerd dat verdachte betrokken is geweest bij een bespreking die betrekking had op een te plegen overval op oudere mensen in Breezand. Niet is komen vast te staan dat de verdachte bij de uitvoering daarvan zodanig betrokken is geweest dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit (zaak 6, Purmerend) overweegt de rechtbank als volgt.
Van de zijde van verdachte is aangevoerd, dat er geen sprake kan zijn van een strafbare poging, nu er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering. De verdachte [mededader 1] zou immers niet hebben aangebeld bij de woning, waar de daders van plan waren een diefstal met geweld te plegen.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van de verdachte [mededader 1], dat er door hem niet is aangebeld. [mededader 1] heeft dit in zijn diverse verklaringen consistent verklaard en de mede-verdachte [mededader 2] heeft als enige hierover verklaard dat hij van een afstand heeft gezien (en niet gehoord) dat er is aangebeld.
Ten laste is gelegd een poging tot diefstal. De vraag dient te worden beantwoord of de feitelijke omschrijving in de tenlastelegging, te weten het naar de woning gaan in een ptt-uniform met wapens en walkie-talkies en het zich naar de voordeur begeven, voldoende is om van een begin van uitvoering te spreken. Met andere woorden: De vraag is of de gedragingen van de daders als voorbereidingshandelingen dienen te worden aangemerkt, dan wel of er sprake is van een begin van uitvoering, zoals vereist voor een strafbare poging.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de in de tenlastelegging beschreven gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet gericht op de voltooiing van het misdrijf. Dat oordeel zou anders hebben geluid als er daadwerkelijk zou zijn aangebeld.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel, dat er geen sprake is van een poging en dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde feit (zaak 8, deelname criminele organisatie) overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de stukken van het dossier noch uit het onderzoek op de terechtzitting is bewijs te putten voor het bestaan van een criminele organisatie, waaraan verdachte heeft deelgenomen. Verdachte en zijn medeverdachten dienen veeleer gezien te worden als een groep personen die goeddeels voor eigen rekening en risico en in verschillende samenstellingen strafbare feiten pleegden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het samenwerkingsverband daarmee onvoldoende gestructureerd en onvoldoende duurzaam en bestendig om van een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken. Voorts is niet gebleken van een gemeenschappelijke doelstelling en zodanige gemeenschappelijke regels dat op deelnemende personen druk uitgeoefend kon worden om zich aan de in de organisatie levende normen en uitgangspunten te onderwerpen. Niet vast is komen staan dat de verdachten jegens elkaar verplichtingen hadden die in het kader van een organisatie afdwingbaar waren.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 20 januari 2006 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis en een grote hoeveelheid geld (euro's en Antilliaanse guldens) en een grote hoeveelheid sieraden en een grote hoeveelheid Nederlandse munten, toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
- die [slachtoffer 3] een hand op de mond hebben geduwd en
- die [slachtoffer 3] tegen de grond hebben geduwd en
- die [slachtoffer 3] tegen het lichaam hebben geschopt en
- de armen van die [slachtoffer 3] hebben vastgebonden en vastgetaped en
- de ogen en de mond van die [slachtoffer 3] hebben dichtgetaped;
hij op 16 maart 2006 te Schoorl, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning gelegen aan [adres 2] geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 5] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of dat weg te nemen geld en/of die goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming,
een dakraam heeft geforceerd en vervolgens door de opening van dat dakraam de woning is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
- een proces-verbaal met nummer PL 1234/06-008873 gedateerd 21 januari 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar J.F. Verschuren.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 januari 2006 tegenover verbalisant J.F. Verschuren voornoemd afgelegde verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] (pagina 24 t/m 28 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
Ik doe aangifte van diefstal met geweld. Op vrijdag 20 januari 2006 omstreeks 16.30 uur bevond ik mij in mijn woning aan de [adres 4] te Badhoevedorp. Ik hoorde de deurbel gaan. Ik zag een man staan met een PTT-jas aan. Ik zag dat de man een dikke PTT-jas aanhad. Tevens zag ik dat de man in zijn handen een pakje vast had. Ik zag dat het een PTT doosje betrof. Direct nadat ik de voordeur geopend had, duwde de man met zijn vlakke hand, zonder handschoenen, vol op mijn mond en duwde mij naar achter. Ik zag, dat, nadat ik aangevallen werd, er direct een tweede man naar binnen kwam. De beide mannen vielen mij aan en duwden mij op de grond. Mijn armen werden naar achter getrokken en een van de mannen bond mijn armen met zilverkleurig tape vast. Ze sleepten mij over de grond naar het kantoortje.
Ik hoorde dat een van de mannen aan mij vroeg: “waar is de sleutel van de safe”. De man zei dit in gebrekkig Nederlands. Ik dacht dat de man een Russisch accent had. Ik hoorde dat de mannen via een walkie talkie contact hadden met een of meerdere personen die zich buiten bevonden. Dit deden ze erg regelmatig. Ik zei dat ik de sleutel niet had. Hierna werden met tape mijn mond en mijn ogen dicht geplakt. De man vroeg weer naar de sleutel en ik voelde dat een van de mannen mij een schopje tegen de zijkant van mijn lichaam gaf.
Hierna werd ik door twee mannen vastgepakt bij mijn armen en mijn hoofd werd weer naar beneden geduwd. Ik werd naar de trap van het souterrain gebracht. Hierna brachten de mannen mij naar de badkamer. In de badkamer werd ik naar de grond gedrukt.
Na ongeveer een half uur hoorde ik het geluid van het verplaatsen van de kluis over de plavuizen. Ik hoorde ook dat de mannen een houten sponning aan het vernielen waren. Ik hoorde dat er breekgeluid kwam uit het halletje achter de badkamer, naar de tweede achterdeur. Ik heb gesprekken via de walkie talkie gehoord, die de mannen bij zich hadden in de woning.
Volgens mij spraken de mannen Oost europees. Ik denk zelf aan Russisch of Pools.
Ik kan de mannen als volgt omschrijven:
Man 1:
Blanke man. Ongeveer 1.75 mtr. Kort zwart gedekt haar, ongeveer 25-30 jaar oud,
normaal tot stevig postuur. Droeg een dikke TPG post jas.
Man 2:
Zou wel een broer kunnen zijn van eerder genoemde man. Soortgelijke haardracht.
Droeg een dik jack.
In de kluis zaten onder andere veel autopapieren, reservesleutels van de auto’s,
eigendomspapieren van ons huis, ongeveer 15.000 Euro en veel sieraden.
- een proces-verbaal met dossiernummer 00-AAN-02, gedateerd 25 september 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren R. Piers en A. Boom.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 september 2006 tegenover verbalisanten R. Piers en A. Boom, voornoemd afgelegde verklaring van [slachtoffer 3], aangeefster (pagina 283 t/m 285 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
De kluis was vroeger groen van kleur. Later hebben wij de kluis in gebroken wit overgeschilderd.
- een proces-verbaal met dossiernummer 02-AAN-05, gedateerd 3 mei 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R. Piers.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 mei 2007 tegenover verbalisant R. Piers, voornoemd afgelegde verklaring van [slachtoffer 3], aangeefster (pagina 157/158 3e aanvulling zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
Nadat ik naar de badkamer werd gebracht en daar op de grond ben neergelegd begon het contact via de walkie talkie. Ik denk dat de dader via de walkie talkie contact zocht met iemand die buiten stond, omdat ze de brandkast niet weg kregen. Tot op het moment dat ze de woning weer hadden verlaten hebben ze contact gehad via de walkie talkie. Ik hoorde dat er met luide stem over en weer werd gesproken door de walkie talkie. Ik had het idee dat ze ruzie hadden. Nadat ik ze hoorde spreken via de walkie talkie kwam één van de daders naar mij toe om een sleutel te vragen van de kluis. Na weer een ander contact via de walkie talkie kwam de dader weer naar mij toe en toen zei hij dat als ik niet mee zou werken hij mijn vinger er af zou knippen. Hieruit kreeg ik de indruk dat dit een opdracht was van de persoon die buiten stond.
- een proces-verbaal met dossiernummer 02-GET-01-01, gedateerd 24 januari 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar J. Bouwhuis.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 januari 2006 tegenover verbalisant Bouwhuis voornoemd afgelegde verklaring van [slachtoffer 4] (pagina 84 t/m 86 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
Ik ben de echtgenoot van [slachtoffer 3]. Mijn vrouw is op 20 januari 2006 in onze woning overvallen. In mijn woning zag ik, dat de kluis uit het kantoortje weg was.
In de kluis lag het volgende:
- 2 albums met Nederlandse munten waaronder, oude munten, jubileum munten, zilveren guldens, rijksdaalders en tientjes.
- contant geld. 15.000 tot 20.000,-- Euro
- Antilliaans geld 1500 tot 1700 guldens in biljetten van 100.
- sieraden en horloges, met certificaten, die onlangs zijn getaxeerd dor juwelier [juwelier].
Ik doe hierbij een lijst van sieraden en horloges toekomen die door de juwelier getaxeerd is.
- een geschrift (pag. 87/88 zaaksdossier 2- Badhoevedorp), zijnde het door [slachtoffer 4] voornoemd op 24 januari 2006 bij gelegenheid van zijn verhoor overgelegde taxatierapport met 44 items ter waarde van € 122.082,--.
Dit geschrift is slechts gebezigd in verband met de inhoud van het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4] d.d. 24 januari 2006 (pagina 84 t/m 86 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp).
- Het proces-verbaal met nummer PL1262/06-008873 van 1 februari 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R. Schaap en T. Laarman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisanten (blz. 33 t/m 67 dossier zaak 2 – Badhoevedorp):
Op 20 januari 2006, omstreeks 23.30 uur hebben wij een sporenonderzoek ingesteld naar aanleiding van een overval op een vrouw in haar woning aan de [adres 4] te Badhoevedorp. Op de weg voor genoemd perceel lag een overreden portofoon.
- een proces-verbaal met nummer 02-AMB-06, gedateerd 16 februari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R. Piers.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant R. Piers (pag. 446/447 aanvullend zaaksdossier 2):
Naar aanleiding van het programma Opsporing Verzocht op 18 april 2006 heeft ( de rechtbank begrijpt: [mededader 2] telefonisch gereageerd. Hiervan is een mutatie opgemaakt door rechercheur J. Melet. In deze mutatie staat dat Melet gebeld was door een medewerkster van het call-centrum van de KLPD. Deze medewerkster verklaarde dat zij een gesprek heeft gehad met een man die zich voorstelde als [mededader 2]. [mededader 2] belde met de mededeling dat hij wist wie de overvallers waren van de in de uitzending behandelde overval op de woning in Badhoevedorp. Hij verklaarde tegen de medewerkster van het KLPD dat het ging om 3 Poolse mannen. Hij verklaarde dat 2 Poolse mannen inmiddels dood zijn en dat de derde [verdachte] heet.
- een proces-verbaal met dossiernummer 06-012240, gedateerd 26 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren P.L. Pijnaker en E.S. Bakker.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 april 2006 tegenover verbalisanten Pijnaker en Bakker, voornoemd afgelegde verklaring van de getuige [mededader 2] (pagina 147 t/m 154 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
Ik zei tegen [verdachte]: “Je hebt het wel professioneel aangepakt” en daarmee bedoelde ik de walkietalkies. Toen zei [verdachte] dat hij het uit wilde breiden. Meer walkie talkies en meer wapens want bij een andere klus was hij er 1 kwijt geraakt en daarmee bedoelde hij een walkietalkie.
[verdachte] zegt dat er wat moest gebeuren, er moest geld gemaakt worden want we rijden de hele dag, tanken, tanken, het gaat niet goed. Hij zei ook dat hij in januari iets had gedaan wat gelukt was. Hij zei in het Engels dat hij een huis in Badhoevedorp was ingegaan, dat hij iemand had gepakt en dat hij ook de kluis had gepakt. Ik herken [verdachte] op foto 3.
- een proces-verbaal van bevindingen met nummer 00-604-01A, gedateerd 1 mei 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar P.L. Pijnaker.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant Pijnaker (pag. 16 t/m 24 persoonsdossier [mededader 2]):
Op 26 april 2006 heb ik een getuige gehoord, welke opgaf te zijn [mededader 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1982.
Tijdens het verhoor hebben wij de getuige [mededader 2] een 7-tal foto’s getoond.
Foto 3: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats].
- De verklaring van de getuige [mededader 2] op de terechtzitting van 29 mei 2007 afgelegd, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
U houdt mij voor mijn verklaring van 26 april 2006. Ik blijf bij die verklaring. Ik herken [verdachte]] hier in de zaal. Ik herken [betrokkene 1]. Ik herken [mededader 1]. Ik herken de vriend van [betrokkene 1], [mededader 3]. Ik herken de vriendin van [verdachte]]. Ik herken de vriend van [verdachte]], ik ken zijn naam niet. Dat is een van de twee Polen waar vaker over wordt gesproken. Dit is de Pool die nog leeft, de andere is dood. De Pool die overleden is, heb ik op een foto gezien en dat is een vriend van de Pool die hier in de zaal aanwezig is. Ik heb het programma Opsporing Verzocht in de cel gezien. U houdt mij voor dat [verdachte]] tegen mij heeft gezegd dat het in Badhoevedorp was gelukt en dat hij daar een kluis heeft gepakt. Ik blijf bij deze verklaring. Ik herkende ook de werkwijze die werd besproken. Die herkende ik aan de spullen en de manier, postbodepakken en zo. Ik heb [mededader 1] in de “Purmerend-”zaak met deze spullen zien lopen.
- een proces-verbaal met dossiernummer 06-144602, gedateerd 20 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 april 2006 tegenover verbalisanten H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 1] (pagina 129 t/m t/m 139 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
De tweede ontmoeting met die twee Polen was denk ik in maart 2006.
Bij de tweede ontmoeting ging ik met [verdachte]] mee naar buiten. [verdachte]] wees mij een auto, een Renault Espace, grijs van kleur aan. [verdachte]] vroeg of ik die auto weg kon brengen. [verdachte]] startte de Renault via zijn accu en de autoruiten waren bevroren. Er waren autosleutels bij. Ik kreeg de autosleutels van [verdachte]].
[verdachte]] en ik hadden contact via een walkie-talkie. [verdachte]] ging met mij bespreken dat hij werk had, roof/huisovervallen.
[verdachte]] wees mij die keer toen ik die Renault had weggebracht een geheime plek in de
keuken. [verdachte]] maakte de onderkant van de keuken los en daar lagen toen
kentekenplaten.
Dat waren Nederlandse kentekenplaten en [verdachte]] vertelde dat de platen waren van dezelfde auto, van de Renault, maar dan andere nummers.
- een proces-verbaal met dossiernummer 00-G02-03, gedateerd 21 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren J-H. Aukes en A. Boom.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 november 2006 tegenover verbalisanten J.H. Aukes en A. Boom, voornoemd afgelegde verklaring van de getuige [getuige 1] (pagina 343 t/m 347 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
In het begin van dit jaar (2006) vertelde [verdachte] dat hij een kluis wist te staan en vroeg aan mij of hij deze op mijn terrein mocht openmaken.
- een proces-verbaal met dossiernummer PL1234/06-00873, gedateerd 21 januari 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar J.F. Verschuren.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 januari 2006 tegenover verbalisant J.F.Verschuren, voornoemd afgelegde verklaring van de getuige [getuige 2] (pagina 78 t/m 79 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
Ik ben de bewoner van [adres 5] te Badhoevedorp. Ik bevond mij in mijn woning. Schuin voor mijn woning, aan de waterzijde, zag ik een personenauto staan. Ik zag dat het een beigekleurige Renault was. Het zou een Espace kunnen zijn. Ik zag dat er twee mannen bij de auto waren. Ik zag twee mannen voorin de auto zitten. Volgens mij was dit rond 17.00 uur. Mijn vrouw en ik zagen de twee mannen voor onze woning langs lopen in de richting van de nummers 287 en 289. Ik zag dat een van de mannen iets in zijn handen hield. Ik dacht aan een ordner of boek of schrijfmap. Het waren blanke mannen. Ik heb de mannen tot 21.30 uur niet meer gezien. Tijdens het omdraaien van mijn auto zag ik die mannen in de Renault zitten. Een derde man stapte aan de straatzijde achter in de auto. Ik weet voor 100 % zeker dat het een personenauto van het merk Renault betrof.
- een proces-verbaal met nummer 02-G02-01, gedateerd 6 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar A. Boom.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 oktober 2006 tegenover verbalisant A.Boom, voornoemd afgelegde verklaring van de getuige [getuige 3] (pagina 305/306 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
Ik kan mij nog goed herinneren dat er bij onze buren aan de [adres 4] een overval heeft plaatsgevonden. Voorzover ik mij herinner was dat in januari van dit jaar. Ik heb die middag tussen 17.00 uur en 17.30 uur gezien dat er twee mannen in de richting van ons huis kwamen lopen. Deze mannen hadden een auto geparkeerd schuin tegenover onze woning aan de [adres 5] te Badhoevedorp. De auto waarover ik in mijn verklaring spreek is van het merk Renault. Volgens mij was het type een Espace. Volgens mij droegen beide mannen donkerkleurige kleding.
- een proces-verbaal van bevindingen met nummer 120406 1100 2024, gedateerd 25 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar S.J. Dogger, en J. van der Hee,
Dit proces-verbaal betreft: Onderzoek Personenauto Renault Espace, voorzien van het kenteken [kenteken] en houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisanten S.J. Dogger en J. van der Hee (pag. 106 t/m 110 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
In het onderzoek Kalk wordt in de nabijheid van de plaats delict bovengenoemde auto aangetroffen. Deze auto zou vermoedelijk in gebruik zijn geweest bij [betrokkene 3] en [mededader 6]. Op 8 april 2006 werd een eerste onderzoek ingesteld aan deze auto.
De op het voertuig gemonteerde kentekenplaten waren gelet op het uiterlijk kennelijk geheel vals. Het voertuig was voorzien van het voertuig identificatienummer [REGISTRATIENUMMER]. Navraag in het BedrijfsProcessensysteem (BPS) van de politie leerde dat een voertuig met dit nummer van 20 op 21 december 2005 zou zijn ontvreemd te Castricum.
Onder de passagiersstoel lag een zwart lederen schrijfmap, merk Henzo.
Op de vloer voor die stoel lag een zwarte schrijfplaat met papierklem, waaronder een leeg vel wit Canon fotopapier zat geklemd.
In de vloer achterin het voertuig waren uitsparingen aangebracht welke waren afgewerkt met een kunststoffen kom. Enkele van deze kommen waren ingedeukt. Dit betrof kommen waarin drie achterstoelen gemonteerd waren. In een van deze bevestigingsplaatsen was een zwarte kunststoffen spanband bevestigd.
Verder lagen op de vloer meerdere verf-/lakschilfers.
De verf-/lakschilfers bestonden uit drie lagen, te weten een witte toplaag, een groene tussenlaag en een roodbruine onderlaag. Deze verf is vermoedelijk afkomstig van een voorwerp dat met de auto is vervoerd.
De beschadigingen van enkele van de bevestigingsplaatsen voor de stoelen in de bagageruimte zijn vermoedelijk ontstaan doordat een zwaar voorwerp in de bagageruimte is vervoerd en daarbij niet of niet goed geborgd is geweest en dat bijvoorbeeld tijdens een remactie dat voorwerp naar voren is geschoven en met kracht tegen de iets boven de vloer van de bagageruimte uitstekende bevestigingsplaatsen is gebotst. Hierbij zijn mogelijk verf-/lakschilfers van dat voorwerp los gekomen en op de vloer van de bagageruimte terecht gekomen. Dit kunnen mogelijk schilfers zijn welke onder nummer ES39 zijn in beslag genomen.
- een proces-verbaal met nummer PL1266/06-008873, gedateerd 7 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren R. Schaap en M. Hoogkamer.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisanten R. Schaap en M. Hoogkamer (pag. 338 t/m 342 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp) :
Tijdens de gewapende overval d.d. 20 januari 2006 op de bewoonster van perceel [adres 4] te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, werd een kluis uit de woning gesleept. Hierbij is door de daders de kluis over het voorterras naar een voertuig gesleept. Ik, eerste verbalisant, heb tijdens het gehouden sporenonderzoek op het terras en wegdek sleepsporen van verf gezien.
Op 17 oktober 2006 zag ik, eerste verbalisant dat op het voorterras van genoemd perceel het sleepspoor van verf nog zichtbaar was. Door ons is de verf op het voorterras bemonsterd en is een terrastegel met verf veiliggesteld. Het verfmonster en de terrastegel met verf zijn door ons voorzien van het BPS-nummer: PL12HM 06-008873, het RTR-nummer: 06-3548 en het respectievelijke spoornummer: 3943-NI-001 en 3943-NI-002.
Genoemde verfmonsters zijn voor vergelijkend onderzoek gezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.
- een verslag van een deskundige, te weten een rapport van Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Den Haag met nummer 2006.02.09.002 gedateerd 12 februari 2007, opgemaakt door Ir. M.L. Hordijk op de door deze als vast
gerechtelijk deskundige afgelegde eed.
Dit verslag houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van voornoemde deskundige (pag. 470 t/m 475 zaaksdossier 2 - Badhoevedorp):
TR-nummer:
3943-NI-001 Verfmonster van terrastegels voortuin [adres 4]
Badhoevedorp
3943-NI-002 terrastegel met verf uit voortuin [adres 4]
Badhoevedorp
ES39 Verf uit laadruimte Espace [adres 6] te Sint Maarten
Zaaknr. 120406/1100/2024 mut.nr. 06-144602,
De vraag of de verf aangetroffen op het terras dezelfde is als die is aangetroffen in de Renault Espace is niet met alleen ja of nee te beantwoorden, daarom is de vraag geherformuleerd tot twee hypothesen:
1. De verf aangetroffen op de stoeptegels (3943-NI-001 en 3943-NI-002) heeft een gezamenlijke bron van herkomst met de verf aangetroffen in de Espace (ES39).
2. De verf aangetroffen op de stoeptegels(3943-NI-001 en 3943-NI-002) heeft geen gezamenlijke bron van herkomst met de verf aangetroffen in de Espace (ES39).
Conclusie:
De bevindingen van het verfvergelijkend onderzoek zijn iets waarschijnlijker onder hypothese 1 dan onder hypothese 2.
- Het proces-verbaal van 17 april 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige [mededader 5]:
U noemde Badhoevedorp en ik weet van die ontmoetingen daar. Volgens mij woonde daar iemand. Ik weet niet wie maar we gingen er een jaar ongeveer elke maand heen. Via de telefoon werd afgesproken hoe laat en waar ze elkaar zouden ontmoeten.
- het algemeen proces-verbaal onderzoek Oscar met nummer 00-AMB-00, gedateerd 29 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar H.J. Booij.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant H.J. Booij (algemeen proces-verbaal pag. 3 t/m 15):
In diverse processen-verbaal worden personen aangeduid met bijnamen of aliassen. Tevens zijn diverse (bij)namen fonetisch weergegeven:
Verdachte [verdachte]: [W], [A], [A], [K].
Verdachte [mededader 6]: [G], [G], grote Pool, twee Polen (i.c.m. verdachte [betrokkene 3]), vrienden van [verdachte]] (i.c.m. verdachte [betrokkene 3]).
Verdachte [mededader 5]: [D], [D], [D],, vriendin van [verdachte], vrouw van [verdachte].
? Het proces-verbaal met nummer PL 1000/06-139213 van 1 augustus 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J. H. Aukes en
P. O. Helstone, beiden hoofdagent van politie, afdeling Regionale Recherche, politie Noord-Holland Noord.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 augustus 2006 tegenover verbalisanten J.H. Aukes en P.O. Helstone voornoemd afgelegde verklaring van [slachtoffer 5] (pag. 96 t/m 98 zaaksdossier 5 – Schoorl):
Ik doe aangifte van inbraak. Op 16 maart 2006 is er ingebroken in mijn woning aan [adres 2] te Schoorl. Ik kwam pas omstreeks 21.15 uur thuis. Ik heb rondom mijn woning een viertal beveiligingscamera’s hangen en bij het terugkijken van de opnamen rondom het tijdstip van de inbraak, is te zien dat om 20.15 uur een schim door het beeld loopt om vervolgens een van de bewegingsmelders/lampen van mijn woning af te slopen. Vervolgens is of zijn de dader(s) via het dakraam boven de keuken mijn woning binnen gekomen. Het dakraam stond op een kiertje en is met geweld verder geopend. Om 20.40 uur werd door de dader en of de daders zelf de paniekknop van het alarm in werking gesteld. Nadat de paniekknop in werking was gezet, waren al heel snel diverse mensen bij mijn woning om te kijken wat er aan de hand was.
Ik heb geen waardevolle spullen in huis, behalve een viertal horloges met een gezamenlijke waarde van ongeveer 30.000 euro.
? Het proces-verbaal met nummer 06-144602 van 20 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H. T. Hofstra en
P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 april 2006 tegenover verbalisanten H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 1] (pag. 18 t/m 28 zaaksdossier 5 – Schoorl):
Ik denk dat de eerste ontmoeting met die twee Polen in maart 2006 was. Ik zag [betrokkene 2], [verdachte]] en die twee Polen buiten staan praten. [verdachte]] kwam toen binnen met die twee Polen. [verdachte]] vertelde mij dat die twee Polen voor hem waren gekomen om te werken. Crimineel werk om mensen in huizen te pakken. Huis overvallen bedoel ik daarmee. [verdachte]] zei me dat. Ik hoorde hem vragen "If I got people to rob".
[verdachte]] reed toen in die Opel Calibra, kleur zwart, en die twee Polen in een blauwe Peugeot, oud model station.
Bij de tweede ontmoeting kwamen [verdachte]] en die twee Polen mij halen vanaf de [adres 7] (de rechtbank begrijpt: te Amsterdam). Ik ging met [verdachte]] mee naar buiten. [verdachte]] wees mij een auto, een Renault Espace, grijs van kleur. [verdachte]] startte de Renault via zijn accu. Er waren autosleutels bij. Ik kreeg die autosleutels van [verdachte]].
Ik reed achter [verdachte]] aan.
Ik parkeerde de Renault niet voor de verblijfplaats van de twee Polen. Ik moest de Renault verderop parkeren. Later hoorde ik van [verdachte]] dat de Renault gestolen was.
Ik ben ergens langs geweest waar paarden zijn. Daar was een paardenstal. Ik moest daar staan van die [verdachte]] en die twee Polen.
We reden met de Renault naar die plek. Wij waren met vier man en de vrouw van [verdachte]]. Ik reed met die twee Polen mee uit Alkmaar en [verdachte]] met zijn vrouw in die Opel. Hij is de baas. Hij had een walkietalkie en die twee Polen ook. Volgens [verdachte]] waren er geld en drugs.
[verdachte]] en die twee polen hebben daar wel ingebroken. Nadat [verdachte]] en die twee Polen daar hadden ingebroken, zijn we teruggereden naar de woning van de twee Polen. Die Polen hadden niets bij zich.
? Het proces-verbaal met nummer 00-V03-05 van 21 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H.T. Hofstra en
P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 april 2006 tegenover verbalisanten H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 1] (pag. 35 t/m 39 zaaksdossier 5 – Schoorl):
Die inbraak in de woning was in de buurt van Alkmaar. Ik stond op de uitkijk. Het was een villa met veel glas. Die paardenstal stond in de buurt van de villa. [verdachte]] en die twee Polen braken in. Ze klommen op het dak. Volgens mij zijn ze via een raampje het huis binnengekomen. Het was ’s avonds tussen 19.30 uur en 20.00 uur.
[verdachte]] en die twee Polen hadden een breekijzer, kleur zwart bij zich. Het licht ging aan bij de voordeur. Die lange Pool brak toen de sensor af.
? Het proces-verbaal met nummer 00-V03-07 van 21 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 april 2006 tegenover verbalisanten H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 1] (pag. 42 t/m 45 zaaksdossier 5 – Schoorl):
[mededader 2] was mee bij die villa met die paardenstal.
[mededader 2] is daar later bij geweest en heeft daar ook ingebroken met die twee Polen.
? Het proces-verbaal met nummer 00-VO3-13 van 26 juli 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren P.O. Helstone, en R. Piers.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 juli 2006 tegenover verbalisanten P.O. Helstone en R. Piers, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 1] (pag. 64 t/m 67 zaaksdossier – Schoorl):
Ik ben vandaag met jullie in de auto meegereden op zoek naar het huis van glas in de buurt van Alkmaar.
Ik herkende die rare kruising in dat dorpje Schoorl. Ik zag dat huis staan. Ik zag dat het de [adres 2] was. Ik weet zeker dat dat het huis was met dat glas. Ik zag dat ook die paardenstal achter het huis.
Het kan dat ik daar twee keer geweest ben. Ik heb toen in de bosjes gelegen samen met die
twee Polen en [mededader 2]. Dat was ’s avonds rond 19.30 uur. Het was maart 2006, dus al
donker buiten.
Die twee Polen zijn in de woning geweest.
[verdachte]] is de opdrachtgever. Hij stuurt aan met zijn walkie talkies. Wij hadden ook van die zwarte walkie talkies.
? Het proces-verbaal met nummer 00-VO5-05 van 13 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R. Piers en P.L. Pijnaker.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 oktober 2006 tegenover verbalisanten R. Piers en P.L. Pijnaker, voornoemd afgelegde verklaring van [mededader 5]: (blz. 272 t/m 288 zaaksdossier 5 - Schoorl):
Over Schoorl kan ik het volgende vertellen. Het was ’s avonds. Het was in het grote huis. Ik was in de auto samen met [verdachte]. [verdachte] had een walkie talkie. Ik weet dat die 2 Polen daar geweest zijn en een meisje en [mededader 1] en zijn vriend. Ik kan me wel herinneren dat [verdachte] eerst in de auto zat en dat hij daarna naar ze toe ging.
[verdachte] ging daar naartoe om te kijken of de eigenaar van het huis terug zou komen.
[verdachte] heeft me gezegd dat die vijf personen daar naartoe gingen. [verdachte] stond aan de weg en dat ze daar geweest zijn en dat waarschijnlijk het alarm afging of de auto er aan kwam.
[verdachte] zei dat die twee Poolse mannen daar geweest waren. Ik weet dat die twee Polen van plan waren om naar binnen te gaan.
Die twee Poolse mannen wilden iets stelen uit het huis
Ik weet dat [verdachte] een walkie talkie had. Ze hebben met elkaar contact opgenomen. Ze hadden microfoontjes. Toen ik bij [verdachte] kwam praatten ze met elkaar. Ik hoorde stemmen.
Toen we in Schoorl kwamen heeft [verdachte] de walkie talkie aangezet.
Ik ben drie keer in Schoorl op die plek geweest. Die andere twee keren zijn we ook ’s avonds naar Schoorl gegaan. Ik kan me herinneren dat het een heel groot huis was, een heel mooi huis met veel lichten er omheen. Het was een vrijstaand huis.
[verdachte] heeft gezegd dat we naar Schoorl gingen. [verdachte] heeft gezegd wat er ging gebeuren en heeft ook gezegd dat ze daar naartoe kwamen rijden.
Volgens mij gingen die twee Poolse jongens in dat huis en die vriend van [mededader 1], die zwarte. Dat heeft [verdachte] mij gezegd.
? Het proces-verbaal met nummer 05-AMB-05 van 29 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar J-H. Aukes.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant J.H. Aukes (pag. 104/105 zaaksdossier 5 – Schoorl):
Op 16 maart 2006 heeft er op [adres 2] te Schoorl een inbraak in en een poging diefstal uit een woning plaatsgevonden. De woning is voorzien van vier beveiligingscamera’s die alle bewegingen rondom de woning registreren.
Op de navolgende fotoprints valt een personenwagen waar te nemen, gelijkend op de Renault Espace uit het recherche-onderzoek:
8 maart 2006 te 20.01 uur,
9 maart 2006 te 19.46 uur en 19.48 uur,
13 maart 2006 te 20.19 uur
14 maart 2006 te 19.28
15 maart 2006 te 20.07 uur, 20.27 uur en 20.30 uur
16 maart 2006 te 19.46 uur.
De fotoprints van de voornoemde data en tijdstippen zijn bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
Met betrekking tot feit 2 (Badhoevedorp) overweegt de rechtbank als volgt.
Op 20 januari 2006 heeft in Badhoevedorp een overval plaatsgevonden, waarbij de daders een kluis hebben buitgemaakt. Op grond van de op dit punt stellige verklaringen van de getuigen [getuige 2] en Korte is komen vast te staan dat bij die overval gebruik is gemaakt van een Renault. Beide getuigen hebben bovendien verklaard dat het vermoedelijk ging om het type Espace.
Zoals hiervoor onder de bewijsmiddelen weergegeven, heeft [mededader 1] op 20 april 2006 verklaard dat hij op verzoek van verdachte een Renault Espace naar de verblijfplaats van [mededader 6] en [betrokkene 3] heeft gebracht. [mededader 1] zegt de sleutels van verdachte te hebben gekregen en de auto in maart 2006 te hebben weggebracht.
Op 5 april 2006 werd door de politie in Sint Maarten een Renault Espace aangetroffen, welke door [mededader 6] is herkend als de auto, waarin hij had gereden. Het voertuig in kwestie bleek op 21 december 2005 te zijn gestolen.
Verdachte heeft in het geheel niet over de Renault Espace willen verklaren en niet tegengesproken dat [mededader 1] de sleutels van de auto van hem heeft gekregen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte ten tijde van de overval in Badhoevedorp kennelijk kon beschikken over de gestolen Renault Espace.
Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt zijn in deze auto verf-/lakschilfers aangetroffen, bestaande uit een witte toplaag, een groene tussenlaag en een roodbruine onderlaag. De kleuren van de twee toplagen van de gestolen kluis komen overeen met de kleuren van de verf-/lakschilfers.
Het voorgaande levert, bezien in het licht van de overige bewijsmiddelen - waaronder de verklaring van de getuige [getuige 1] ten aanzien van de kluis-, naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs op voor betrokkenheid van verdachte bij de overval in Badhoevedorp, één en ander zoals bewezen verklaard.
De rechtbank verwerpt de stelling van de verdediging dat de verklaring van getuige [getuige 1] op het punt van de kluis niet voor het bewijs zou kunnen worden gebezigd, omdat er geen sprake is geweest van een vondst of herkenning van een brandkast. [getuige 1] heeft verklaard wat hij van verdachte heeft gehoord en deze verklaring acht de rechtbank, in samenhang met de overige bewijsmiddelen in tegenstelling tot de verdediging wel bruikbaar voor het bewijs.
Tenslotte heeft aan de overtuiging van de rechtbank dat verdachte medepleger is geweest van de overval in Badhoevedorp bijgedragen dat er sprake is van een treffende gelijkenis met de zaak Purmerend.
Verdachte dient weliswaar op zuiver juridische gronden te worden vrijgesproken van hetgeen hem in laatstgenoemde zaak is ten laste gelegd, maar op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is wel komen vast te staan dat verdachte betrokken is geweest bij de voorbereiding van dat feit.
Medeverdachte [mededader 2] heeft hierover een verklaring afgelegd, onder meer inhoudende:
Toen ik vrij kwam op 2 maart 2006 ging ik bij een vriend van [mededader 1] inwonen, waar [mededader 1] ook woonde. Twee dagen erna kwam er een Pool genaamd [verdachte]]. [mededader 1] stelde die Pool voor als een vriend van hem.Een aantal dagen later komt [verdachte]] met twee Polen.
[verdachte]] zei weer tegen [mededader 1] “1 have a job”. Wij zaten in de woonkamer en [verdachte]] zei dat hij in ieder geval [mededader 1] nodig had om als postbode ergens aan te bellen. [mededader 1] zei: “wat is in dat huis dan? [verdachte]] zei: “sure, two ‘million.” [mededader 1] zijn opdracht was een postbodepak aantrekken, een doos vasthouden en onder die doos zat een elektrisch wapen. Het adres waar ze naar toe moesten gaan was een man in Purmerend. [mededader 1] moest dat pak aantrekken, aanbellen en als iemand opendeed dat takke takke tak en dan zouden die twee Polen vanaf de zijkant komen. Met takke takke tak bedoel ik dat elektrische wapen.
De volgende dag komen ze vroeg. [mededader 1] kreeg zijn PTT jas aan en een doos. [verdachte]] stapte in die Calibra van hem. De twee Polen gingen in een grijze auto, een station. [mededader 1] kreeg toen een sleutel van een Renault, zo’n familieauto, grijs. We konden communiceren met walkie talkies.
[mededader 1] wilde weglopen, maar [verdachte]] zei: “No, no stay” door de walkie talkie. Er was geen manier om die man te pakken. Ik vroeg wat ze wel wilden doen en [verdachte]] zei:“Die man moet wel praten, anders gaat z ‘n vinger er af”.
We zijn teruggereden. Spullen en zo, walkie talkie werden weer overhandigd aan [verdachte]].
Vergelijking van de overval in Badhoevedorp met hetgeen zich in Purmerend heeft afgespeeld leert dat in beide zaken gebruik is gemaakt van een Renault Espace, een PTT-uniform, een PTT doos en/of schrijfmap en walkie talkies. In Badhoevedorp is het slachtoffer bedreigd met het afknippen van haar vinger als zij niet zou meewerken, terwijl in Purmerend een soortgelijk dreigement door verdachte is aangekondigd.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van de getuige [mededader 1] niet voor het bewijs gebezigd mag worden, nu deze getuige als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
In de bij de politie afgelegde verklaringen heeft medeverdachte [mededader 1] zeer gedetailleerde informatie verstrekt over hetgeen zich in Schoorl heeft afgespeeld. [mededader 1] heeft onder meer verklaard dat hij heeft gezien dat de grote Pool een sensor afbrak en dat het licht aan ging. [mededader 1] heeft ook aangegeven dat hij “para werd”. Hetgeen [mededader 1] heeft verklaard, vindt in grote lijnen steun in de verklaring van een andere medeverdachte, te weten Matysek, en wordt ook bevestigd door hetgeen de aangever, [slachtoffer 5], heeft verklaard.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [mededader 1] voor het bewijs kan worden gebezigd.
8. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van feit 3:
poging tot diefstal door twee of meer personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
9. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
10. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige roofoverval. Bij een woning in Badhoevedorp heeft een van de verdachten, verkleed als postbode, aangebeld. Nadat het slachtoffer [slachtoffer 3] had opengedaan, zijn vervolgens twee van de verdachten op gewelddadige wijze de woning binnengedrongen. Het slachtoffer [slachtoffer 3] werd tegen de grond geduwd, haar ogen en mond dichtgetapet en haar armen vastgebonden.
De overvallers zijn vervolgens gedurende een groot aantal uren in de woning bezig geweest, hetgeen voor het slachtoffer een zeer beangstigende ervaring is geweest. Het slachtoffer werd op enig moment zelfs te verstaan gegeven dat haar vinger er af geknipt zou worden als zij niet mee zou werken.
De woning is geheel overhoop gehaald, waarna de daders er met een kluis vandoor zijn gegaan. In die kluis waren veel waardevolle sieraden en geld opgeborgen. Van de gestolen goederen is niets teruggevonden.
Te verwachten valt dat het slachtoffer nog lange tijd zal lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen haar is aangedaan. De rechtsorde is aanzienlijk geschokt.
Verdachte heeft zich voorts samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Voorafgaand aan deze poging hebben verdachte en één of meer van zijn mededaders de woning meerdere keren afgelegd. Doordat men werd gestoord, is het bij een poging gebleven.
De bewezen verklaarde feiten leveren ernstige misdrijven op met een voor de rechtsorde schokkend karakter. Het gaat om misdrijven die niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij andere burgers gevoelens van angst en onveiligheid, zelfs in de eigen woonomgeving, teweegbrengen of versterken.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten verdachte zwaar aangerekend dienen te worden en dat dit in de straftoemeting tot uitdrukking dient te komen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 februari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld .
Bij de bepaling van de duur en de vorm van die vrijheidsstraf heeft de rechtbank in het bijzonder laten meewegen, dat verdachte kan worden aangemerkt als initiator van de strafbare feiten.Uit het dossier blijkt immers dat verdachte mededaders ronselde voor het plegen van overvallen en inbraken, de rol van de mededaders bepaalde, een gestolen auto en walkie talkies beschikbaar stelde. Bovendien is het verdachte geweest, die informatie vergaarde over te overvallen objecten.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (VIER) JAAR en 6 (ZES) MAANDEN.
Beveelt de gevangenneming van verdachte, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Westdorp, voorzitter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis en D.H. Geuze, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2007.