ECLI:NL:RBALK:2007:BA7374

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
12 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810142.06 + 14.700821.07 (ttz gev.)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Westdorp
  • S.M. Jongkind-Jonker
  • Y.M.I. Greuter-Vreeburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met voorbereiding en poging tot inbraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 12 juni 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten op 21 maart 2006 een gewelddadige overval heeft gepleegd op een echtpaar in hun woning te Breezand. De overval vond plaats in de nachtelijke uren, waarbij de slachtoffers met geweld zijn overmeesterd. De verdachte en zijn medeverdachten drongen de slaapkamer binnen, waar zij de slachtoffers met tape boeiden, hen sloegen en stroomstoten toedienden. Tijdens de overval werd een aanzienlijke hoeveelheid sieraden en geld buitgemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een andere overval en een poging tot inbraak in een woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank overweegt dat de feiten ernstige misdrijven zijn die een grove inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf toegewezen, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar zijn meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.810142.06 + 14.700821.07 (ttz gev.)
Datum uitspraak: 12 juni 2007
OP TEGENSPRAAK
VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
gedetineerd in P.I. Amsterdam, HvB Het Schouw te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 februari 2007, alsmede op de terechtzitting van 23, 24 en 26 april 2007 en 7, 29 en 30 mei 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de mondelinge vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank het onder parketnummer 14.810142.06 en het onder parketnummer 14.700821.07, onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en tot betaling van een geldboete van 10.000 Euro, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 200 dagen vervangende hechtenis.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door de verdachte en de raadslieden mr. R.B. Schmidt en mr. R.G.N. Rutten, advocaten te Amsterdam.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
1. TENLASTELEGGINGEN
Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 14.810142.06 ten laste gelegd, dat
hij op of omstreeks 21 maart 2006 (op een tijdstip gelegen tussen 04.00 en 06.00 uur ) te Breezand, gemeente Anna Paulowna, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in/uit een woning gelegen aan [adres 1]) een kluis (bevattende [onder andere] een [grote] hoeveelheid sieraden) en/of andere sieraden (welke los op de slaapkamer in die woning lagen) en/of een geldkistje (bevattende [onder andere] een rijbewijs en/of andere papieren) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
(terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] in hun bed lagen te slapen).
Aan de verdachte is, nadat op 29 mei 2007 een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging met betrekking tot de feiten 1 en 5 is toegelaten, onder parketnummer 14.700821.07 ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 20 januari 2006 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een kluis en/of een grote hoeveelheid geld (euro's en antilliaanse guldens) en/of een grote hoeveelheid sieraden en/of een grote hoeveelheid Nederlandse munten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 3] een hand op de mond heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer 3] tegen de grond heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of
- die [slachtoffer 3] bij de handen en/of armen heeft/hebben vastgebonden en/of
vastgetaped en/of
- die [slachtoffer 3] de ogen en/of mond heeft/hebben dichtgetaped;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt
[mededader 1] en/of [mededader 2]/[mededader 3] en/of een of meer mededader(s) op of omstreeks 20 januari 2006 te Badhoevedorp, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (in/uit een woning) een kluis en/of een grote hoeveelheid geld (euro's en Antilliaanse guldens) en/of een (grote) hoeveelheid sieraden en/of een grote hoeveelheid nederlandse munten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [mededader 1] en/of [mededader 2]/[mededader 3] en/of hun mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het
- duwen van de hand op de mond van die [slachtoffer 3] en/of
- tegen de grond duwen van die [slachtoffer 3] en/of
- een of meermalen schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
- vastbinden en/of vasttapen van de armen en/of de handen van die [slachtoffer 3] en/of
- dichttapen van de ogen van/of de mond van die [slachtoffer 3]
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in de periode 01 januari 2006 tot en met 20 januari 2006 te Badhoevedorp en/of te St Maarten, gemeente Harenkarspel en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest immers, heeft verdachte aan die [mededader 1] en/of [mededader 2]/[mededader 3] en/of een of meer mededaders
- een (gestolen) Renault, gekentekend [kenteken] ter beschikking gesteld en/of
- een of meer walkie talkies ter beschikking gesteld en/of
- een PTT-pak ter beschikking gesteld;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 02 maart 2006 tot en met 21 maart 2006 te Purmerend, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan [adres 2] weg te nemen een of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen al dan niet samen met zijn mededader(s)
- naar de bedoelde woning is (mee)gereden) (in een gestolen auto) en/of
- een PTT-uniform en/of een electrisch wapen en/of een stroomstootwapen en/of een revolver en/of een of meer walkie-talkies heeft/hebben meegenomen en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
- het PTT-uniform heeft aangetrokken en/of
- zich naar (de voordeur van) bedoelde woning heeft/hebben begeven (met medeneming van een doos/nep postpakket en/of een electrische wapen) en/of heeft/hebben aangebeld
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 16 maart 2006 te Schoorl, gemeente Bergen (NH), ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen in/uit een woning gelegen aan [adres 3] een of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming een dakraam heeft/hebben geforceerd en/of opengebroken en/of (vervolgens)
door de opening van dat dakraam de woning is/zijn binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 19 maart 2006 tot en met 22 maart 2006 en/of op een of meer tijdstippen in de periode van 02 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
ter voorbereiding van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer
hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goederen, althans in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer7] en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer7] en/of [slachtoffer 8], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
en/of
- met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer7] en/of [slachtoffer 8] te gedwingen tot de afgifte van een of meer hoeveelhe(i)d(en) geld en/of een of meer goederen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer7] en/of [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
opzettelijk een revolver en/of een (electrisch) pistool en/of tape en/of een (gestolen) voertuig (van het merk Renault Espace (voorzien van het kenteken [kenteken])) voor handen heeft/hebben gehad, bestemd tot het begaan van dat misdrijf;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2005 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, althans in het arrondissement Alkmaar en/of het arrondissement Haarlem, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit meerdere personen, waaronder verdachte, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk diefstal uit woningen, al dan niet gepaard gaande met braak, verbreking en/of inklimming danwel diefstal met geweld;
6.
hij zich op of omstreeks 03 oktober 2006 te Amsterdam en/of te Breezand, gemeente Anna Paulowna, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk jegens [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] mondeling heeft uitgelaten, kennelijk om hun vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beinvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "I saw you in St Maarten" en/of "I saw you and you didn't see me", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2005 tot en met 31 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, althans in het arrondissement Alkmaar en/of in het arrondissement Haarlem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een voertuig van het merk Renault Espace (voorzien van het kenteken [kenteken]) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat voertuig (telkens) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair, indien het vorenstaande onder 7 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 december 2005 tot en met 31 maart 2006, te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, althans in het arrondissement Alkmaar en/of het arrondissement Haarlem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging van een of meer anderen, althans alleen, (telkens) een voorwerp, te weten een voertuig van het merk Renault Espace (voorzien van het kenteken [kenteken]), heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, althans van een voorwerp, te weten een voertuig van het merk Renault Espace (voorzien van het kenteken [kenteken]), gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij en/of een of meer van zijn mededaders wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VOORVRAGEN
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het openbaar ministerie (hierna: OM) ten aanzien van de ten laste gelegde feiten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, primair omdat er sprake is van een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust, althans met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte, aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan.
Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de verdediging het volgende naar voren gebracht:
- ten aanzien van verdachte is in de onderhavige strafzaak (de “Oscar-zaak”) met machtiging van de rechter-commissaris het dwangmiddel van artikel 126l van het Wetboek van Strafvordering (hierna WvSv) ingezet. Er is vertrouwelijke communicatie opgenomen in de penitentiaire inrichting, waar verdachte verblijft. De inzet van dit dwangmiddel was echter niet dringend noodzakelijk, omdat er in de zaak Breezand reeds belastende informatie voorhanden was;
- het OM beoogde, gelet op de inhoud van de aanvraag, met het opnemen van vertrouwelijke communicatie bewijs te vergaren in een andere zaak, te weten het “Kalkonderzoek”, zodat er sprake is van misbruik van bevoegdheid;
- op 6 februari 2007 is een gesprek opgenomen tussen verdachte en ene [Z] uit Engeland, terwijl voor de toepassing van het dwangmiddel op deze datum geen onderliggend bevel van de officier van justitie en ook geen machtiging van de rechter-commissaris voorhanden was. De uitwerking van het gesprek is bovendien buiten het dossier gehouden;
- de politie heeft bij gelegenheid van de verhoren van verdachte een ongeoorloofde en onmenselijke psychische druk uitgeoefend, hetgeen in strijd is met artikel 29 WvSv en artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).
Subsidiair voert de verdediging aan dat een belang is geschonden, dat fundamenteel is voor de strafrechtspleging, door welke schending het wettelijk systeem in de kern is geraakt.
De verdediging voert hiertoe aan dat het OM bij het inzetten van het dwangmiddel van artikel 126l (naar de rechtbank begrijpt in de “Oscar-zaak”) het College van Procureurs-Generaal en de Centrale Toetsingscommissie (hierna: CTC) heeft gepasseerd.
De officier van justitie heeft de stellingen van de verdediging gemotiveerd weersproken.
De rechtbank overweegt naar aanleiding van het standpunt van de verdediging als volgt.
De rechter-commissaris heeft voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie een machtiging verstrekt en derhalve bevonden dat aan de wettelijke voorwaarden, waaronder de eis dat het onderzoek de inzet van het dwangmiddel dringend moet vorderen, alsmede aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit werd voldaan.
De beslissing van de rechter-commissaris leent zich slechts voor een marginale toetsing door de rechtbank. De rechtbank is in dat verband van oordeel dat de verdediging geen feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de rechter-commissaris in redelijkheid niet tot haar beslissing heeft kunnen komen.
De stelling dat in de zaak Breezand reeds belastende informatie voorhanden zou zijn, acht de rechtbank daartoe niet toereikend.
Nu de rechter-commissaris, ondanks de bewoordingen in de aanvraag, die zouden verwijzen naar het zogenoemde “Kalkonderzoek”, een machtiging heeft verstrekt, kan van enig misbruik van bevoegdheid evenmin sprake zijn.
De stelling ten slotte dat voor het opnemen van een gesprek op 6 februari 2007 geen machtiging zou zijn verstrekt door de rechter-commissaris, moet als feitelijk onjuist worden gepasseerd. Aan de opname in kwestie ligt namelijk een bevel ten grondslag van de officier van justitie d.d. 1 februari 2007 en een daartoe verstrekte machtiging van de rechter-commissaris, eveneens gedateerd 1 februari 2007. De machtiging is verstrekt tegen een [BETROKKENE] verdachte in de “Kalkzaak”. Overigens heeft de rechter-commissaris in de machtiging melding gemaakt van het feit dat uit een aantekening van de officier van justitie is gebleken dat de CTC heeft ingestemd met diens vordering.
Dat de uitwerking van laatstgenoemd gesprek niet is opgenomen in het dossier van de onderhavige strafzaak, is niet van belang voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de inzet van het dwangmiddel. Verdachte is hierdoor ook niet in enig belang geschaad. Immers, de conclusie dat bij gelegenheid van het bewuste gesprek geen ontlastende of belastende informatie bekend is geworden, is door de verdediging niet weersproken. Ook is niet verzocht om de uitwerking van het gesprek alsnog aan het procesdossier toe te voegen.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de politieverhoren van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Immers, de verhoren, waar de verdediging het oog op heeft, hebben geen betrekking op de onderhavige zaak, maar op een ander onderzoek (het “Kalkonderzoek”).
Overigens is de rechtbank van oordeel dat de desbetreffende verhoren, bezien in het licht van de ernst van de desbetreffende zaak, niet de conclusie wettigen dat er sprake is geweest van een onmenselijke behandeling van verdachte.
Ten aanzien van het subsidiair aangevoerde overweegt de rechtbank tenslotte als volgt.
Nog daargelaten dat de officier van justitie ter terechtzitting heeft medegedeeld dat het inzetten van het dwangmiddel van artikel 126l WvSv wel ter toetsing is voorgelegd aan het College van Procureurs-Generaal, is de rechtbank van oordeel dat het niet aan haar is om zich uit te laten over de vraag welke gevolgen moeten worden verbonden aan het eventueel achterwege laten van een dergelijke toetsing. De toetsing betreft immers geen in de wet opgenomen vereiste, maar is gebaseerd op de interne gezagsverhoudingen binnen het openbaar ministerie.
De rechtbank komt op grond van voorgaande overwegingen tot de slotsom dat het verweer van de verdediging moet worden verworpen en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Ook overigens stelt de rechtbank vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen gronden zijn gebleken die moeten leiden tot schorsing van de vervolging.
3. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 14.700821.07, feit 1 primair en subsidiair, feit 2, feit 5, feit 6 en feit 7 primair is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 14.700821.07, feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit (Badhoevedorp) overweegt de rechtbank als volgt:
Uit de stukken en uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank de betrokkenheid van verdachte bij de feiten in Badhoevedorp niet komen vast te staan. Het feit dat één van de medeverdachten heeft verklaard dat hij een PTT-jas in de woning van de verdachte heeft gezien (verklaring [mededader 4] d.d. 21 april 2006, pag. 87 zaaksdossier 6 – Purmerend) impliceert op zichzelf niet dat diezelfde jas is gebruikt bij de overval in Badhoevedorp en met dat doel ter beschikking is gesteld aan of door verdachte.
In dit verband is ook van belang dat [mededader 4] heeft verklaard dat zijn eerste ontmoeting met de twee Polen plaatsvond in maart 2006, terwijl de overval in Badhoevedorp een aantal maanden eerder had plaatsgevonden.
Uit het dossier kan voorts niet worden afgeleid dat verdachte eerder dan in maart 2006 beschikte over een Renault Espace.
Ten aanzien van het onder parketnummer 14.700821.07, feit 2 ten laste gelegde feit (Purmerend) overweegt de rechtbank als volgt.
Van de zijde van verdachte is aangevoerd, dat er geen sprake kan zijn van een strafbare poging, nu er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering. De verdachte [mededader 4] zou immers niet hebben aangebeld bij de woning, waar de daders van plan waren een diefstal met geweld te plegen.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van de verdachte [mededader 4], dat er door hem niet is aangebeld. [mededader 4] heeft dit in zijn diverse verklaringen consistent verklaard en de mede-verdachte [mededader 5] heeft als enige hierover verklaard dat hij van een afstand heeft gezien (en niet gehoord) dat er is aangebeld.
Ten laste is gelegd een poging tot diefstal. De vraag dient te worden beantwoord of de feitelijke omschrijving in de tenlastelegging, te weten het naar de woning gaan in een ptt-uniform met wapens en walkie-talkies en het zich naar de voordeur begeven, voldoende is om van een begin van uitvoering te spreken. Met andere woorden: de vraag is of de gedragingen van de daders als voorbereidingshandelingen dienen te worden aangemerkt, dan wel dat er sprake is van een begin van uitvoering, zoals vereist voor een strafbare poging.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de in de tenlastelegging beschreven gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet gericht op de voltooiing van het misdrijf. Dat oordeel zou anders hebben geluid als er daadwerkelijk zou zijn aangebeld.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel, dat er geen sprake is van een poging en dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 14.700821.07, feit 5 ten laste gelegde feit (Criminele organisatie):
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen onder parketnummer 14.700821.07, feit 5 is tenlastegelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Uit de stukken van het dossier noch uit het onderzoek op de terechtzitting is bewijs te putten voor het bestaan van een criminele organisatie, waaraan verdachte heeft deelgenomen. Verdachte en zijn medeverdachten dienen veeleer gezien te worden als een groep personen die goeddeels voor eigen rekening en risico en in verschillende samenstellingen strafbare feiten pleegden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het samenwerkingsverband daarmee onvoldoende gestructureerd en onvoldoende duurzaam en bestendig om van een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken. Voorts is niet gebleken van een gemeenschappelijke doelstelling en zodanige gemeenschappelijke regels dat op deelnemende personen druk uitgeoefend kon worden om zich aan de in de organisatie levende normen en uitgangspunten te onderwerpen. Niet vast is komen staan dat de verdachten jegens elkaar verplichtingen hadden die in het kader van een organisatie afdwingbaar waren.
Ten aanzien van het onder parketnummer 14.700821.07, feit 6 ten laste gelegde feit (bedreiging getuigen):
Gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen verdachte in zijn laatste woord terzake heeft verklaard, zijn er naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanknopingspunten voorhanden om te komen tot een bewezenverklaring van het medeplegen van opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar waarheid een verklaring ten overstaan van een rechter af te leggen. Door de steller van de tenlastelegging wordt echter aan verdachte verweten dat hij degene is geweest die de in de tenlastelegging opgenomen bewoordingen heeft geuit. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat onderdeel van de tenlastelegging echter niet bewezen worden. Nu niet ten laste is gelegd dat “verdachte en/of zijn mededader” de bewoordingen in de tenlastelegging hebben gebezigd, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
4. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 14.810142.06 en parketnummer 14.700821.07, onder 3, 4 en 7 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
parketnummer 14.810142.06:
hij op 21 maart 2006 te Breezand, gemeente Anna Paulowna, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een woning gelegen aan [adres 1] een kluis bevattende onder andere een grote hoeveelheid sieraden en andere sieraden (welke los op de slaapkamer in die woning lagen) en een geldkistje, (bevattende een rijbewijs en andere papieren) en een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader, terwijl die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] in hun bed lagen te slapen,
- de woning van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zijn binnengedrongen en
- die in hun bed liggende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben geslagen en gestompt en
- met een stroomstootwapen stroomstoten aan die [slachtoffer 1] hebben toegediend en
- met behulp van tape de handen en de voeten van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben samengebonden en
- met behulp van tape de mond en de ogen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
hebben afgeplakt;
parketnummer: 14.700821.07:
3.
hij op 16 maart 2006 te Schoorl, gemeente Bergen (NH), tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf,
om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning gelegen aan [adres 3] geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 6] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en dat weg te nemen geld en die goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming
een dakraam heeft geforceerd en vervolgens door de opening van dat dakraam de woning is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in de periode van 21 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
ter voorbereiding van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en goederen, toebehorende aan [slachtoffer7] en/of [slachtoffer 8], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer7] en/of [slachtoffer 8], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
- met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer7] en/of [slachtoffer 8] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, toebehorende aan die [slachtoffer7] en/of [slachtoffer 8],
met zijn mededaders opzettelijk een revolver en een elektrisch pistool en een voertuig van het merk Renault Espace, voor handen heeft gehad, bestemd tot het begaan van dat misdrijf;
7 subsidiair.
hij in de periode van 1 maart 2006 tot en met 31 maart 2006, in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, een voorwerp, te weten een voertuig van het merk Renault Espace (voorzien van het kenteken [kenteken]), voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
6. BEWIJSMIDDELEN
Ten aanzien van de zaak met het parketnummer 14.810142.06 (Breezand):
? Het proces-verbaal met nummer PL1030/06-141106 van 21 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar H.J.M. Siemons.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 maart 2006 tegenover verbalisant H.J.M. Siemons voornoemd afgelegde verklaring van de aangever [slachtoffer 1] alsmede de bij de aangifte behorende goederen bijlage ( blz. 67 t/m 100 dossier zaak 1 - Breezand):
Ik doe aangifte van diefstal met geweld.
Op 20 maart 2006, omstreeks 21.00 uur hoorde ik kloppen op de deur. Ik zei tegen mijn vrouw dat zij even moest kijken. Ik hoorde later van mijn vrouw dat er twee mannen aan de deur waren, vermoedelijk Pools of Joegoslavisch, die zeiden dat ze pech hadden met de auto. Mijn vrouw had alleen het kleine luikje in de voordeur opengedaan.
Omstreeks 23.00 uur zijn mijn vrouw en ik naar bed gegaan.Omstreeks 03.00 uur ben ik naar de WC gegaan. Hierna ben ik weer naar bed gegaan.
Ik voelde plots een arm om me heen. Ik schrok wakker. Deze arm trok mij om, op mijn rug. Ik zag ook vonkjes aan de linkerkant van mijn gezicht. Ik probeerde me te verweren. Ik zag dat een persoon met mij bezig was en dat een andere persoon met mijn vrouw bezig was. Ik zag dat mijn vrouw echt geslagen en gestompt werd. Mijn handen werden gelijk aan elkaar getapet. Ik hoorde dat door de mannen werd geroepen: “quiet, quiet, money, gold”.
De man die mij tapete had een apparaat in zijn hand waar vonkjes uitkwamen. Ik kreeg stroomstootjes met dat apparaat en ook klappen met dat apparaat.
Mijn mond werd getapet en daarna mijn benen, bij mijn enkels. Ook werden mijn ogen dichtgetapet.
Ik lag nog steeds op bed. Mijn vrouw werd ook getapet. De mannen hebben de hele slaapkamer doorzocht. De laadjes van het bureau en de toilettafel werden opengedaan en doorzocht. In het bureau zat een kluis die met bouten aan de muur zit vastgeschroefd. Ik werd door de mannen uit het bed getild, op mijn knieën voor de kluis gezet en ik kreeg wat sleutels in mijn handen gedrukt. De persoon die achter mij stond had een hand in mijn nek en hield mijn gezicht richting de kluis. De sleutel zat er niet bij. De brede man stond volgens mij naast me en de dunnere man achter mij.
Ik werd weer op het bed gelegd en toen werden mijn handen en ogen weer dichtgetapet.
In de kluis zaten allemaal sieraden. Familiesieraden en wat we verzamelden. De kluis weegt ongeveer 70 á 80 kilo. Met z’n tweeën hebben de mannen de kluis uit de slaapkamer getild. U vraagt mij naar het geld dat ook is weggenomen. Op mijn bureau had ik een kleedje liggen met daaronder twee enveloppen. Eén was van de postcheque en girodienst met hierin € 500,-- en een witte enveloppe met € 750,--. Dat was cashgeld.
Signalement dader 1:
man, 25 á 30 jaar oud, 1.75 meter, breed, body buildertype, rond blank gelaat, sprak volgens hem een Servische taal, kleding (droeg bivakmuts…)..
Signalement dader 2:
man, 25 á 30 jaar oud, 1.70 meter, normaal slank postuur, smal mager gelaat, lichte kleur, kleding(droeg bivakmuts…).
? Het proces-verbaal met nummer PL1030/06-141106 van 21 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar P.O. Helstone.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 maart 2006 tegenover verbalisant P.O. Helstone voornoemd afgelegde verklaring van de aangeefster [slachtoffer 2] (blz. 110 t/m 116 dossier zaak 1 - Breezand):
Ik zat op 20 maart 2006 tussen 20.30 en 21.00 uur TV te kijken in onze woning aan [adres 1] te Breezand. Ik hoorde gerommel. Mijn man zei dat er iemand aan de deur was. Ik ben naar de voordeur gelopen. Ik zag dat een buitenlands persoon voor de voordeur stond. Ik dacht dat dit een Pool was. Ik hoorde hem zeggen: “wother “. Ik zag dat de man een plastic literfles in zijn handen had en deze fles aan mij gaf. Ik heb de voordeur niet geopend.
Ik heb de fles met water aan de man gegeven. Ik heb het raampje gelijk dichtgedaan.
Mijn man en ik zijn omstreeks 23.45 uur naar bed gegaan.
Onder het bureau staat de kluis. Deze is met bouten aan de muur vastgemaakt. Ik werd wakker omdat ik een hand over mijn mond voelde. Ik voelde dat de hand die voor mijn mond zat was voorzien van een handschoen. Ik kon nauwelijks ademhalen. Ik ben gaan vechten voor mijn leven. Ik voelde ondertussen dat ik meermalen met kracht werd geslagen op mijn hoofd. Ik heb diverse verwondingen aan mijn hoofd opgelopen. Ik was bang dat wij vermoord werden.
Ik voelde dat ik op een gegeven moment werd omgedraaid. Ik lag dus op mijn rug op bed. Toen ik op mijn rug lag, ben ik ook met kracht op mijn hoofd geslagen. Ik voelde dat mijn mond werd afgeplakt met een stuk tape.
Ik voelde dat mijn hele hoofd rondom werd ingetapet, dus ook over mijn ogen. Ik voelde vervolgens dat mijn handen kruislings voor mijn lichaam aan elkaar werden getapet. Ik voelde dat mijn horloge werd afgedaan. Ik voelde dat een ring van mijn linker ringvinger werd afgehaald. De tape zat zo strak dat ik een dood gevoel in mijn handen kreeg. Ook mijn voeten werden aan elkaar getapet. Ik heb mij vervolgens voor dood gehouden. Ik voelde dat ik door twee personen werd opgetild.
Ik ga tenminste uit van twee mannen omdat ik door twee mannen ben opgetild. Volgens mij spraken ze Pools/Russisch/Joegoslavisch.
In de kluis zaten sieraden die ik in de afgelopen jaren heb gespaard. Onder een kleed een enveloppe met 700 Euro en een blauwe giro-enveloppe met daarin 500 Euro..
De man die ’s avonds aan de deur kwam kan ik als volgt omschrijven:
man, blank, 30 á 35 jaar, donkerbruin haar, kort gedekt haar, geen stekels, lengte 1.80 meter, stevig gezicht, geen baard of snor, donkere kleding.
? Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van een arts, gedateerd 5 april 2006.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als omschrijving van de door de arts waargenomen uitwendig letsel bij aangever [slachtoffer 1] ( blz. 106 dossier zaak 1 - Breezand):
hechtwond voorhoofd links;
2 tanden uit kunstgebit;
blauwe plekken gelaat;
gering bloedverlies.
? Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van een arts, gedateerd 5 april 2006.
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als omschrijving van de door de arts waargenomen uitwendig letsel bij aangever [slachtoffer 2] ( blz. 109 dossier zaak 1 - Breezand):
kneuzing neus en aangezicht;
bloeduitstorting oogkas links;
drukpijnlijke ribben links;
rode en gezwollen handen ten gevolge van afknelling;
afgebroken tand.
? Het proces-verbaal met nummer 06-14 1106 van 22 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H.J.M. Siemons en H. van Houten.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 22 maart 2006 tegenover verbalisanten H.J.M. Siemons en H. van Houten voornoemd afgelegde aanvullende verklaring van aangever [slachtoffer 1] (blz. 117 t/m 120 dossier zaak 1 — Breezand):
We missen ook een klein bruin brandkastje van staal. Je kunt het ook een geldkistje noemen. In dit brandkastje zat mijn rijbewijs, de originele verzekeringspolissen en nog meer papieren.
? Het proces-verbaal met nummer 06-012240 van 3 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R. van der Wal en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 oktober 2006 tegenover verbalisanten R. van der Wal en R.E.H. Koeman voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 6] ( blz. 606 dossier zaak 1 - Breezand):
Ik ben er een keer bij geweest tijdens een gesprek tussen die Poolse mannen, [mededader 1], twee donkere mannen en die andere vrouw. Het ging om oudere mensen die een hoeveelheid antiek hadden. Het ging over een overval op oudere mensen.
? Het proces-verbaal met nummer 06-0 12240 van 3 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R. van der Wal en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 3 oktober 2006 tegenover verbalisanten R. van der Wal en R.E.H. Koeman voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 6] ( blz. 624 t/m 633 dossier zaak 1 - Breezand):
Ik was bij een gesprek aanwezig in het pension in Sint Maarten, het huis van die Poolse mensen. Die twee Poolse mannen, [mededader 1], die vrouw van de foto, die man van de foto en [mededader 4] waren hierbij aanwezig.
Er werd gesproken over een vrijstaand huis in de buurt van Den Helder. Ze zijn er heen gereden om te kijken.
? Het proces-verbaal met nummer 00-V05-07 van 23 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren M.C.E. Boersema en P.O. Helstone.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 23 november 2006 tegenover verbalisanten M.C.E. Boersema en P.O. Helstone voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 6] ( blz. 703 t/m 707 dossier zaak 1 - Breezand):
[mededader 1] ging alleen naar binnen in het huis van de Polen, het pension. Ik bleef in de auto en na 10 à 15 minuten ging ik hem halen. Toen ik binnen kwam zag ik die twee Poolse mannen. [mededader 7] zat aan een tafeltje. [mededader 4] en [mededader 5] zaten aan de andere zijde op de bank. [mededader 1] stond. Ze waren over oude mensen aan het praten die antieke spullen hadden. Ze waren allemaal aan het praten. [mededader 1] was de tolk. Ze hebben geen Breezand genoemd maar ik weet dat het ergens dichtbij was. Ze spraken over een vrijstaand huis. Ik heb gehoord dat ze zeiden dat ze gingen proberen in te breken of te overvallen. Dat zei [mededader 4], [mededader 5] of [mededader 7]. Ze hebben het elektrische pistool aan elkaar doorgegeven. Ik heb ook een pistool gezien en walkie talkies. Ze spraken erover dat, als ze niet konden inbreken, ze zouden overvallen.
Ik heb gehoord dat ze een slot wilden openen met een schroevendraaier en als ze dat niet konden doen gingen ze die mensen overvallen.
? Het proces-verbaal met nummer 06-0 12240 van 4 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R. van der Wal en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisanten R. van der Wal en P.E.H. Koeman voornoemd (blz.582 tlm 598 dossier zaak 1 — Breezand):
Op 3 oktober 2006 hebben wij aan een getuige (de rechtbank leest verdachte)
[mededader 6], geboren op [geboortedatum]1980 een vijftiental foto‘s getoond.
Deze foto‘s zijn genummerd 1 tot en met 15.
? Het proces-verbaal van 17 april 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte [mededader 6] als getuige:
U neemt met mij de bijeenkomst in de woning van de Polen door. Ik weet niet meer precies wanneer dat was, volgens mij zo'n anderhalf jaar geleden, het was koud. De twee Polen waren aanwezig, [mededader 7], [mededader 5] en ik dacht dat [mededader 4] er ook bij was. [mededader 1] en ik zelf waren er.
U houdt mij voor dat ik bij de politie gesproken heb over de man en de vrouw van de foto. Met de vrouw bedoel ik [mededader 7], dat is foto 11 (De rechtbank begrijpt blz. 594).U toont mij de foto's die ook bij mijn verhoor bij de politie op 3 oktober 2006 te 09:15 uur zijn getoond. Nummer 5 (de rechtbank begrijpt blz. 588) is [mededader 8], nummer 6 (de rechtbank begrijpt blz. 589) de tweede Poolse man..
Er werd gesproken in verschillende talen. [mededader 5] sprak Engels tegen [mededader 1]. [mededader 1] vertaalde dat in het Pools voor de twee Polen. Ik verstond beide talen. Het ging over mensen die antieke spullen hadden. .
Ik weet niet of [mededader 1] bij de bijeenkomst eerst naar binnen ging en ik later. Toen ik binnen kwam zaten ze al met elkaar te praten, over mensen die antieke spullen hadden. Er is geen plaats genoemd. Er werd langere tijd gesproken. Ik kan me niet herinneren of [mededader 4] er bij aanwezig was. In het begin heb ik dat wel verklaard maar ik weet het niet zeker. Het was een vrijstaand huis. Ik dacht dat met die antieke spullen schilderijen werd bedoeld omdat dat meestal zo is.
Ik begreep dat het over diefstal ging, en niet over het kopen van schilderijen. Ik heb hen niet een plan horen maken. Ik heb wel iets gehoord over een slot dat opengemaakt moest worden. U vraagt mij of het woord diefstal is gevallen. Er werd gezegd dat het om stelen ging. Ik weet niet wie dat zei. Ik heb het woord diefstal een keer gehoord.
U vraagt mij of ik nog rare spullen in de woning heb gezien. Ja, iets dat leek op een pistool, zwart van kleur en drie a vier walkie talkies, allemaal op de tafel in de woonkamer. Ik kan me herinneren dat [mededader 7] tegenover de twee Poolse mannen zat. [mededader 5] zat op de bank of het bed. [mededader 1] stond, ik eerst ook maar ik ben later gaan zitten. Ik kan me het moment herinneren dat een van de Poolse mannen het pistool gepakt heeft en het heeft laten zien. Ik denk aan [mededader 5].
? De eigen waarneming van de rechtbank betreffende de personen op de foto’s die door de rechter-commissaris aan de getuige [mededader 6] zijn getoond ter gelegenheid van haar verhoor op 17 april 2007. De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat de personen op de foto’s 5, 8, 9 en 11 respectievelijk de verdachten [mededader 8], [mededader 5], [mededader 4] en [mededader 7] betreffen.
? Het proces-verbaal van 19 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte [mededader 7] als getuige:
Ik heb begin maart 2006 een tijdje een lange en een korte Pool gekend. U toont mij een foto van iemand waarvan u zegt dat hij [betrokkene 1] heet. Dat is de korte Pool. U toont mij een foto van iemand waarvan u zegt dat hij [mededader 8] heet. Dat is de lange Pool.
Ik weet dat het de eerste helft van maart was, ik weet geen datum en ook geen dag. [mededader 5], die ik ongeveer een jaar ken, [mededader 4] en de twee Polen kwamen bij mij thuis, [mededader 9] was daar ook bij aanwezig.
Het gesprek ging met name tussen [mededader 9] en [mededader 4], zij zaten op de bank. Ik werd op een gegeven moment door [mededader 9] apart geroepen, bij de trap. Hij vroeg mij: "je kent toch die mensen uit Breezand ? Je gaat daar heen om het huis te zoeken. De jongens gaan wat regelen en wij krijgen geld." Ik dacht wel dat ze misschien zouden inbreken daar.
Ik ben met de twee Polen en [mededader 5] vertrokken in één auto, de auto met het Poolse kenteken, blauw, het kan een Peugeot zijn. De lange Pool reed, ik zat voorin. [mededader 5] en de korte Pool zaten achterin. Ik wist de weg. Ik ben nooit in die woning van die mensen in Breezand geweest, maar wist het adres uit het dossier.
We hebben de straat in Breezand gevonden en de auto geparkeerd, ik ben met de twee Polen richting de woning gelopen. [mededader 5] is in de auto gebleven. Ik heb het huis aangewezen en we zijn weer teruggelopen. Ze zouden de situatie nog een keer overdag bekijken. Vervolgens zijn we weer teruggereden naar het pension in Sint Maarten.
? Het proces-verbaal met nummer 06-144602 van 31 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren D. Zwagerman en R.T. Engelkens.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisanten D. Zwagerman en R.T. Engelkens ( blz. 172 dossier zaak 1 – Breezand):
Op 30 maart 2006 waren wij aanwezig op de plaatsdelict, zijnde pension [pension] “, gevestigd aan [adres 4] te Sint Maarten. Op genoemd perceel staat tevens een groene houten garage met daaraan vast gebouwd een verlaagde houten schuur.
Wij hebben op het dak van de garage en de schuur gekeken. Op het dakgedeelte zagen wij een klein model doorzichtig sealzakje liggen. Het zakje bleek te zijn voorzien van een sluitrand.
In het zakje werden de navolgende goederen aangetroffen:
- goudkleurig horloge analoog, merk Seiko, genummerd A 300-01
- goudkleurige (tweekleurig) geschakelde polsketting, genummerd A 300-02
- goudkleurige geschakelde (fijne schakel) halsketting, genummerd A300-03.
Wij hebben het zakje met sieraden veiliggesteld en inbeslaggenomen.
? Het proces-verbaal met nummer 06-144602 van 1 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar J.W. de Bruijn.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant J.W. de Bruijn (blz. 168 en 169 dossier zaak 1- Breezand):
Op 28 maart 2006 werd in het perceel [adres 4] te Sint Maarten het levenloze lichaam aangetroffen van [betrokkene 1]. Op de plaats delict werd op 28 maart 2006 ook aangetroffen een man genaamd [mededader 8].
? Het proces-verbaal met nummer PL1030/06-144602 van 30 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H. van Houten en Y.I. van den Berg.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisanten H. van Houten en Y.I. van den Berg (blz. 174 en 175 dossier zaak 1 - Breezand):
Naar aanleiding van het aantreffen van de sieraden die zijn aangetroffen op het dak van een achter de garage gelegen schuurtje behorende bij het Pension [pension]”, [adres 4] te Sint Maarten vond een confrontatie plaats met de aangever/benadeelde van een gewapende overval op 21 maart 2006 in de woning aan [adres 1] te Breezand.
Van de aangetroffen sieraden werden foto’s gemaakt.
Foto 1 en 1.1: Benadeelde [slachtoffer 2] herkende dit horloge onmiddellijk als het gouden horloge van haar man welke tijdens de gewapende overval door de daders was meegenomen. Dit horloge lag in een rood doosje, in het nachtkastje aan de linkerzijde van het bed in de slaapkamer.
Aangever (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) herkende zijn horloge zeker op foto 1.1. Hij vertelde ons dat dit horloge aan de band een lichte beschadiging had en dat deze beschadiging ook was te zien op de foto.
Foto 2 en 2.1:
Benadeelde [slachtoffer 2] herkende deze gouden armband als een armband die eveneens tijdens eerdergenoemde gewapende overval werd meegenomen door de daders. Zij vertelde ons dat zij deze armband had opgeborgen in een kluis en dat deze armband samen met meerdere sieraden opgeborgen was in een plastic sealzakje met een sluitrand.
Foto 3 en 3.1: Benadeelde [slachtoffer 2] herkende dit gouden kettinkje als een van de gouden kettinkjes die tijdens voornoemde gewapende overval door de daders zijn meegenomen. Zij vertelde vervolgens dat aan dit gouden kettinkje een gouden ovale medaillon hing van zo’n 3 tot 4 centimeter. Zij vertelde verder dat zij dit kettinkje had opgeborgen in een vaal roze gebloemd stoffen juwelenkistje. Dit kistje stond ten tijde van de overval op de toilettafel in de slaapkamer van aangever/benadeelde en was door de daders in deze slaapkamer achtergelaten.
? Het proces-verbaal met nummer 00-AMB-07 van 10 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar H.J.M. Siemons.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant H.J.M. Siemons (blz. 179 en 180 dossier zaak 1 - Breezand):
Op 6 april 2006 vond er een zoeking plaats in de tuin van het perceel [adres 4] te Sint Maarten en in de caravan die in deze tuin stond.
Tijdens de zoeking werden volgende goederen aangetroffen:
onder de caravan:
- plastic zak Karwei, inhoud 3 slijpschijven, merk Piranha
- haakse slijper, verpakt in 2 plasticzakken Karwei, merk Einhell;
- plastic zak, wit van kleur, inhoud rode zak van stof.
Opgemerkt dient te worden dat aan de buitenzijde van de plasticzakken van Karwei bloed werd aangetroffen.
Een van de drie slijpschijven was gebruikt. In de doos van de haakse slijper werd een kassabon aangetroffen van de Karwei te Schagen. Hieruit bleek dat de haakse slijper en de slijpschijven op 21 maart 2006 omstreeks 10.00 uur gekocht waren.
? Het proces-verbaal met nummer PL1030/06-141106 van 15 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar P.C.G. Denneman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant P.C.G. Denneman ( 2e aanvulling algemeen dossier):
Op 11 april 2006 stelde ik op verzoek van de teamleiding een aanvullend onderzoek in aan een aantal inbeslaggenomen goederen:
Ad1: een plastic zak groot 60 bij 100 centimeter met daarin een rechthoekig pakket verpakt in twee plastic draagtassen van het bedrijf Karwei.
Ad2: een papieren zak groot 40 bij 60 centimeter met daarin een gevulde plastic draagtas van het bedrijf Karwei.
De draagtassen van het bedrijf Karwei genoemd onder ad1 en ad2 zijn door mij, overeenkomstig de DNA-wetgeving behandeld en in beslag genomen.
Aangetroffen/inbeslaggenomen sporen:
01: twee “Karwei”-tassen als genoemd onder ad 1, als één spoor, voorzien van het DNA-nummer AFZ433.
02: één “Karwei”-tas als genoemd onder ad 2, voorzien van DNA-nummer AFZ 434.
? Het proces-verbaal met nummer PL1000/06-141 106 van 11 mei 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R. van Ooyen.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant R. van Ooyen voornoemd (blz. 227a dossier aanvulling algemeen proces-verbaal):
Op 11 mei 2006 is door mij op de door de Minister van Justitie voorgeschreven wijze en met de voorgeschreven hulpmiddelen wangslijmvlies afgenomen van de verdachte [mededader 8], geboren op [geboortedatum]1974 te Parczew in Polen. Het afgenomen celmateriaal werd op de voorgeschreven wijze verpakt, gewaarmerkt en verzegeld.
? Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Den Haag gedateerd 7 november 2006, opgemaakt door de gerechtelijk deskundige A.D. Kloosterman, op de door deze als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte (blz. 261 t/m 276 dossier zaak 1 – dossier Breezand):
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
als ontvangen onderzoeksmateriaal:
- RFI526: een referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte [mededader 8] (geboren op [geboortedatum]1974)
- AFZ433: twee plastic tassen (verpakking van een doos met haakse slijper)
- AFZ434: plastic tas (verpakking van een doos met slijpschijven)
De twee plastic tassen (AFZ433) zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op beide tassen is op diverse locaties bloed aangetroffen. Van elk van de twee tassen zijn twee bloedsporen bemonsterd.
De plastic tas (AFZ434) is eveneens onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Op deze tas is op diverse locaties bloed aangetroffen. Twee bloedsporen van deze tas zijn bemonsterd.
Conclusie bemonstering (AFZ433)#5 van de tas:
Van het celmateriaal in de bemonstering van de tas is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is gelijk aan het DNA-profiel van de verdachte [mededader 8] (RFI526). De kans dat een willekeurig gekozen man dit DNA-profiel heeft is kleiner dan één op een miljard.
Conclusie bemonstering (AFZ434)#1 van de tas:
Van het celmateriaal in de bemonstering van de tas is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is gelijk aan het DNA-profiel van de verdachte [mededader 8] (RFI526). De kans dat een willekeurig gekozen man dit DNA-profiel heeft is kleiner dan één op een miljard.
Conclusie bemonstering (AFZ434)#2 van de tas:
Van het celmateriaal in de bemonstering van de tas is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel is gelijk aan het DNA-profiel van de verdachte [mededader 8] (RFI526). De kans dat een willekeurig gekozen man dit DNA-profiel heeft ik kleiner dan één op een miljard.
? Het proces-verbaal met nummer 01-AMB-21 van 19 april 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar Hermanus Jan Booij.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant H.J. Booij ( blz. 90 en 91 2e aanvulling algemeen dossier):
Er is in het onderzoek Meerval op 2 april 2006 een kennisgeving van inbeslagneming opgemaakt door politieambtenaar R.L. Sonderman. Hierin staat vermeld dat de Peugeot met het Poolse kenteken [KENTEKEN 2] op 31 maart 2006 op [adres 4] te Sint Maarten in beslag is genomen.
? Het proces-verbaal met nummer 06-141106 van 31 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H.J.M. Siemons en P.O. Helstone.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 31 maart 2006 tegenover verbalisanten H.J.M. Siemons en P.O. Helstone voornoemd afgelegde verklaring van verdachte (blz. 50 t/m 55 persoonsdossier):
Ik reed zelf in de Peugeot. [betrokkene 1] kon niet zo goed rijden met een auto.
? Het proces-verbaal met nummer PL1000/06-141106 van 26 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar P.C.G. Denneman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant P.C.G. Denneman ( blz. 253 en 254 dossier zaak 1- Breezand):
Op 24 april 2006 stelde ik, tezamen met de collega’s R. Spruit en J. Moerlands van de politieregio Midden en West Brabant, een onderzoek in in en aan de personenauto Peugeot, type 405, voorzien van het Poolse kenteken [KENTEKEN 2].
Het onderzoek betrof een Luminolonderzoek gericht op het vinden van latent aanwezige bloedsporen. Het daadwerkelijke Luminolonderzoek werd verricht door voornoemde collega’s Spruit en Moerlands, zijnde deskundigen op dit onderzoeksgebied.
Door hen werden in het voertuig 7 mogelijke plaatsen van latent aanwezig bloed bemonsterd. Deze 7 sporen werden aan mij overhangdigd en te 15.00 uur in beslag genomen conform de DNA-wetgeving:
- uitgesneden stukje bekleding met bloed van de zitting van de rechter zijde van de achterbank – DNA nr. CCA728;
- uitgesneden stukje bekleding met bloed van de linker bovenzijde van de rugleuning van de achterbank – DNA nr. CCA729;
- uitgesneden stukje bekleding met bloed van de linkerzijde van de rugleuning van de achterbank – DNA nr. CCA730;
- uitgesneden stukje bekleding met bloed van de linkerzijde van de rugleuning van de achterbank – DNA nr. CCA731;
- uitgesneden stukje bekleding met bloed van de achterzijde links van de achterbank – DNA nr. 732;
- het uitgesneden bekledingsdeel waarin zich de sporen CCA729, CCA730, en CCA731 bevonden – DNA nr. 733;
- het uitgesneden bekledingsdeel waarin zich spoor CCA728 bevond – DNA nr. 734.
Genoemde stukken van overtuiging zijn op 26 april 2006 afgegeven aan het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.
Het proces-verbaal met nummer PL1O3O/06-141106 van 29 maart 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar H. Knobbe.
? Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant H. Knobbe voornoemd (bit. 1245 dossier zaak 1-Breezand):
Op 29 maart 2006 is door mij op de door de Minister van Justitie voorgeschreven wijze en met de voorgeschreven hulpmiddelen wangslijmvlies afgenomen van aan gever/benadeelde [slachtoffer 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1935. Het afgenomen celmateriaal werd op de voorgeschreven wijze verpakt, gewaarmerkt en verzegeld.
? Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie te Den Haag gedateerd 7 november 2006, opgemaakt door de gerechtelijk deskundige A.D. Kloosterman, op de door deze als vast gerechtelijk deskundige afgelegde belofte (blz. 261 t/m 276 dossier zaak 1 - Breezand):
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
als ontvangen onderzoeksmateriaal:
REP954: een referentiemonster wangslijmvlies van het slachtoffer [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]1935);
CCA729: uitgesneden stuk bekleding van de bovenzijde van de rugleuning van de achterbank van een auto met Pools kenteken [KENTEKEN 2];
CCA730: uitgesneden stuk bekleding van de linkerzijde van de rugleuning van de achterbank van een auto met Pools kenteken [KENTEKEN 2].
De bovengenoemde veiliggestelde bemonsteringen en de referentiemonsters van de twee slachtoffers [slachtoffer 1] (REP954) en [slachtoffer 2] (RFG929) en de verdachte [mededader 8] (RFI526) zijn onderworpen aan een (vergelijkend) DNA-onderzoek.
Conclusie bemonstering CCA 729#1 van de bekleding van de auto.
Het verkregen DNA-profiel is gelijk aan het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer 1]. De kans dat een willekeurig gekozen man dit DNA-profiel heeft is kleiner dan één op een miljard. In het DNA-profiel van de bemonstering CCA729#1 zijn additionele, zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar, die wijzen op de aanwezigheid van celmateriaal van minimaal nog twee andere personen. Deze zwak aanwezige DNA-kenmerken zijn vergeleken met de DNA-kenmerken in de DNA-profielen van het slachtoffer [slachtoffer 2] (RFG929) en de verdachte [mededader 8] (RFI526). Op grond van deze vergelijking kan niet worden uitgesloten dat de bemonstering CCA729#1 eveneens een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal van de verdachte [mededader 8] bevat.
Conclusie bemonstering CCA730#1 van de bekleding van de auto.
Van het celmateriaal van de bemonstering is een complex DNA-mengprofiel verkregen dat de DNA-kenmerken bevat van minimaal 4 personen. Op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek kunnen het slachtoffer [slachtoffer 1], [mededader 8] en de verdachte [mededader 1] niet worden uitgesloten als één van de donoren van het celmateriaal in de bemonstering.
Conclusie bemonstering CCA731#1 van de bekleding van de auto.
Van het celmateriaal van de bemonstering is een complex DNA-mengprofiel verkregen dat de DNA-kenmerken bevat van minimaal 4 personen. Op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek kunnen het slachtoffer [slachtoffer 1] en de verdachte [mededader 8] niet worden uitgesloten als één van de donoren van het celmateriaal in de bemonstering.
Ten aanzien van parketnummer 14.700821.07, feit 3 (Schoorl):
? het algemeen proces-verbaal onderzoek Oscar met nummer 00-AMB-00, gedateerd 29 januari 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar H.J. Booij.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant H.J. Booij (algemeen proces-verbaal pag. 3 t/m 15):
In diverse processen-verbaal worden personen aangeduid met bijnamen of aliassen. Tevens zijn diverse (bij)namen fonetisch weergegeven:
Verdachte [mededader 1]: [W], [A], [A], [K].
Verdachte [mededader 8]: [G], [G], grote Pool, twee Polen (i.c.m. verdachte [betrokkene 1]), vrienden van [A] (i.c.m. verdachte [betrokkene 1]).
Verdachte [mededader 6]: [D], [D], [D], vriendin van [A], vrouw van [A].
? Het proces-verbaal met nummer PL 1000/06-139213 van 1 augustus 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren J. H. Aukes en P. O. Helstone, beiden hoofdagent van politie, afdeling Regionale Recherche, politie Noord-Holland Noord.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 augustus 2006 tegenover verbalisanten J.H. Aukes en P.O. Helstone voornoemd afgelegde verklaring van [slachtoffer 6] (pag. 96 t/m 98 zaaksdossier 5 – Schoorl):
Ik doe aangifte van inbraak. Op 16 maart 2006 is er ingebroken in mijn woning aan [adres 3] te Schoorl. Ik kwam pas omstreeks 21.15 uur thuis. Ik heb rondom mijn woning een viertal beveiligingscamera’s hangen en bij het terugkijken van de opnamen rondom het tijdstip van de inbraak, is te zien dat om 20.15 uur een schim door het beeld loopt om vervolgens een van de bewegingsmelders/lampen van mijn woning af te slopen. Vervolgens is of zijn de dader(s) via het dakraam boven de keuken mijn woning binnen gekomen. Het dakraam stond op een kiertje en is met geweld verder geopend. Om 20.40 uur werd door de dader en of de daders zelf de paniekknop van het alarm in werking gesteld. Nadat de paniekknop in werking was gezet, waren al heel snel diverse mensen bij mijn woning om te kijken wat er aan de hand was.
Ik heb geen waardevolle spullen in huis, behalve een viertal horloges met een gezamenlijke waarde van ongeveer 30.000 euro.
? Het proces-verbaal met nummer 06-144602 van 20 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H. T. Hofstra en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 april 2006 tegenover verbalisanten H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 4] (pag. 18 t/m 28 zaaksdossier 5 – Schoorl):
Ik denk dat de eerste ontmoeting met die twee Polen in maart 2006 was. Ik zag [betrokkene 2],[mededader 1] en die twee Polen buiten staan praten. [mededader 1] kwam toen binnen met die twee Polen. [mededader 1] vertelde mij dat die twee Polen voor hem waren gekomen om te werken. Crimineel werk om mensen in huizen te pakken. Huis overvallen bedoel ik daarmee. [mededader 1] zei me dat. Ik hoorde hem vragen "If I got people to rob".
[mededader 1] reed toen in die Opel Calibra, kleur zwart, en die twee Polen in een blauwe Peugeot, oud model station.
Bij de tweede ontmoeting kwamen [mededader 1] en die twee Polen mij halen vanaf [adres 5] (de rechtbank begrijpt: te Amsterdam). Ik ging met [mededader 1] mee naar buiten. [mededader 1] wees mij een auto, een Renault Espace, grijs van kleur. [mededader 1] startte de Renault via zijn accu. Er waren autosleutels bij. Ik kreeg die autosleutels van [mededader 1].
Ik reed achter [mededader 1] aan.
Ik parkeerde de Renault niet voor de verblijfplaats van de twee Polen. Ik moest de Renault verderop parkeren. Later hoorde ik van [mededader 1] dat de Renault gestolen was.
Ik ben ergens langs geweest waar paarden zijn. Daar was een paardenstal. Ik moest daar staan van die [mededader 1] en die twee Polen.
We reden met de Renault naar die plek. Wij waren met vier man en de vrouw van [mededader 1]. Ik reed met die twee Polen mee uit Alkmaar en [mededader 1] met zijn vrouw in die Opel. Hij is de baas. Hij had een walkietalkie en die twee Polen ook. Volgens [mededader 1] waren er geld en drugs.
[mededader 1] en die twee polen hebben daar wel ingebroken. Nadat [mededader 1] en die twee Polen daar hadden ingebroken, zijn we teruggereden naar de woning van de twee Polen. Die Polen hadden niets bij zich.
? Het proces-verbaal met nummer 00-V03-05 van 21 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 april 2006 tegenover verbalisanten H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 4] (pag. 35 t/m 39 zaaksdossier 5 – Schoorl):
Die inbraak in de woning was in de buurt van Alkmaar. Ik stond op de uitkijk. Het was een villa met veel glas. Die paardenstal stond in de buurt van de villa. [mededader 1] en die twee Polen braken in. Ze klommen op het dak. Volgens mij zijn ze via een raampje het huis binnengekomen. Het was ’s avonds tussen 19.30 uur en 20.00 uur.
[mededader 1] en die twee Polen hadden een breekijzer, kleur zwart bij zich. Het licht ging aan bij de voordeur. Die lange Pool brak toen de sensor af.
? Het proces-verbaal met nummer 00-V03-07 van 21 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 april 2006 tegenover verbalisanten H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 4] (pag. 42 t/m 45 zaaksdossier 5 – Schoorl):
[mededader 5] was mee bij die villa met die paardenstal.
[mededader 5] is daar later bij geweest en heeft daar ook ingebroken met die twee Polen.
? Het proces-verbaal met nummer 00-VO3-13 van 26 juli 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren P.O. Helstone, en R. Piers.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 juli 2006 tegenover verbalisanten P.O. Helstone en R. Piers, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 4] (pag. 64 t/m 67 zaaksdossier – Schoorl):
Ik ben vandaag met jullie in de auto meegereden op zoek naar het huis van glas in de buurt van Alkmaar.
Ik herkende die rare kruising in dat dorpje Schoorl. Ik zag dat huis staan. Ik zag dat het [adres 3] was. Ik weet zeker dat dat het huis was met dat glas. Ik zag dat ook die paardenstal achter het huis.
Het kan dat ik daar twee keer geweest ben. Ik heb toen in de bosjes gelegen samen met die
twee Polen en [mededader 5]. Dat was ’s avonds rond 19.30 uur. Het was maart 2006, dus al
donker buiten.
Die twee Polen zijn in de woning geweest.
[mededader 1] is de opdrachtgever. Hij stuurt aan met zijn walkie talkies. Wij hadden ook van die zwarte walkie talkies.
? Het proces-verbaal met nummer 00-VO5-05 van 13 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R. Piers en P.L. Pijnaker.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13 oktober 2006 tegenover verbalisanten R. Piers en P.L. Pijnaker, voornoemd afgelegde verklaring van [mededader 6]: (blz. 272 t/m 288 zaaksdossier 5 - Schoorl):
Over Schoorl kan ik het volgende vertellen. Het was ’s avonds. Het was in het grote huis. Ik was in de auto samen met [mededader 1]. [mededader 1] had een walkie talkie. Ik weet dat die 2 Polen daar geweest zijn en een meisje en [mededader 4] en zijn vriend. Ik kan me wel herinneren dat [mededader 1] eerst in de auto zat en dat hij daarna naar ze toe ging.
[mededader 1] ging daar naartoe om te kijken of de eigenaar van het huis terug zou komen.
[mededader 1] heeft me gezegd dat die vijf personen daar naartoe gingen. [mededader 1] stond aan de weg en dat ze daar geweest zijn en dat waarschijnlijk het alarm afging of de auto er aan kwam.
[mededader 1] zei dat die twee Poolse mannen daar geweest waren. Ik weet dat die twee Polen van plan waren om naar binnen te gaan.
Die twee Poolse mannen wilden iets stelen uit het huis
Ik weet dat [mededader 1] een walkie talkie had. Ze hebben met elkaar contact opgenomen. Ze hadden microfoontjes. Toen ik bij [mededader 1] kwam praatten ze met elkaar. Ik hoorde stemmen.
Toen we in Schoorl kwamen heeft [mededader 1] de walkie talkie aangezet.
Ik ben drie keer in Schoorl op die plek geweest. Die andere twee keren zijn we ook ’s avonds naar Schoorl gegaan. Ik kan me herinneren dat het een heel groot huis was, een heel mooi huis met veel lichten er omheen. Het was een vrijstaand huis.
[mededader 1] heeft gezegd dat we naar Schoorl gingen. [mededader 1] heeft gezegd wat er ging gebeuren en heeft ook gezegd dat ze daar naartoe kwamen rijden.
Volgens mij gingen die twee Poolse jongens in dat huis en die vriend van [mededader 4], die zwarte. Dat heeft [mededader 1] mij gezegd.
? Het proces-verbaal met nummer 05-AMB-05 van 29 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar J-H. Aukes.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant J.H. Aukes (pag. 104/105 zaaksdossier 5 – Schoorl):
Op 16 maart 2006 heeft er op [adres 3] te Schoorl een inbraak in en een poging diefstal uit een woning plaatsgevonden. De woning is voorzien van vier beveiligingscamera’s die alle bewegingen rondom de woning registreren.
Op de navolgende fotoprints valt een personenwagen waar te nemen, gelijkend op de Renault Espace uit het recherche-onderzoek:
8 maart 2006 te 20.01 uur,
9 maart 2006 te 19.46 uur en 19.48 uur,
13 maart 2006 te 20.19 uur
14 maart 2006 te 19.28
15 maart 2006 te 20.07 uur, 20.27 uur en 20.30 uur
16 maart 2006 te 19.46 uur.
De fotoprints van de voornoemde data en tijdstippen zijn bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
Ten aanzien van parketnummer 14.700821.07, feit 4 (Hoofddorp)
? Het proces-verbaal van 19 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank.
Dit proces-verbaal houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte [mededader 7] als getuige:
[mededader 9] heeft met [mededader 4] gesproken. Hij stelde voor iets anders te gaan bekijken. Hij had in 2005 gedetineerd gezeten met een man over wie ik later in het dossier heb gelezen dat hij [slachtoffer 8] heet. [mededader 9] heeft twee weken in de isoleer gezeten, bont en blauw door die man. Hij sprak niet over wraak maar er werd wel over geld gesproken en gezegd dat deze man in drugs zou handelen en dure horloges zou hebben. Er zouden ook Poolse mensen bij deze man werken. Het was in Hoofddorp. Er werd in dezelfde sfeer als over Breezand gesproken. Ik weet niet of het de bedoeling was daar te gaan inbreken of die man een aframmeling te geven. We zouden gaan rijden om die woning te gaan bekijken. We zijn er met zijn allen heen gereden, [mededader 9] wist het adres. [mededader 9] reed in de rode Golf, ik zat er naast. De twee Polen reden in een grotere auto. [mededader 5] en [mededader 4] zaten bij hen in de auto. Wij reden voorop, de Polen achter ons. Bij afslag Hoofddorp gingen we van de snelweg af. We zijn nog een stukje verder gereden, maar [mededader 9] werd wat paranoia en zei dat hij een undercover agent achter zich aan had. We zijn met zijn allen teruggegaan, naar Amsterdam.
De keer daarna ben ik met [mededader 4] en de twee Polen naar Hoofddorp gereden. [mededader 5] zat al vast. De twee Polen en [mededader 4] kwamen mij samen in de grote auto ophalen. De lange Pool stuurde. Ik heb die andere nooit zien sturen. [mededader 9] is niet meegegaan. Hij had mij op de terugweg van de eerste rit het adres van de woning gegeven.
Wij zijn langs de woning gereden. Ik heb de woning gewezen en verder is er niets gebeurd.
U houdt mij voor dat ik verklaard heb dat er in die woning horloges en sieraden waren. Ik denk wel dat ik het zo verklaard heb bij de politie.
Toen wij de tweede keer langs de woning in Hoofddorp reden, was er niemand. Het is een alleenstaand huis. Aan de voorkant zie je het huis, je ziet dat er achter nog iets is.
? Het proces-verbaal met nummer 00-V02-09 van 30 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren B.A. Nederstigt en M.C.E. Boersema.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 november 2006 tegenover verbalisanten B.A. Nederstigt en M.C.E. Boersema voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 7] (blz.118 t/m 128 dossier zaak 3 – Hoofddorp):
[mededader 4] heeft ons daar in Hoofddorp bij het huis gebracht. Ik heb [mededader 4] dat huis aangewezen. We moesten het huis aan de Polen laten zien want [mededader 5] was opgepakt. Ik wist op dat moment als enige welk huis het was. [mededader 4] en ik en die twee Polen waren daar dus.
Ik heb dat huis aangewezen. Ik zei dat er een horloge en sieraden waren. Ik heb gezegd dat er een man en een vrouw en twee kinderen zouden wonen.
Ik zou mijn aandeel krijgen, samen met mijn vriend [mededader 9].
Ik wist dat daar een man met veel geld woonde en dat hij drugs had.
De eerste keer dat we in Hoofddorp zijn gaan kijken was na 10 maart 2006.
De Polen waren een keer met de zilverkleurige auto en een keer met een donkere auto. [mededader 5] zat de eerste keer met [mededader 4] en die twee Polen in een andere auto achter ons.
Nadat ik ze het huis in Hoofddorp had laten zien zouden de twee Polen contact met mij opnemen. Meneer [mededader 9] wilde dat ik die Polen zou bellen. Op 27 maart 2006 had ik nog contact met die lange Pool. Hij zei dat hij komende donderdag naar Polen zou gaan. Meneer [mededader 9] begon te schreeuwen. Hij had het erover dat hij geen geld had gekregen. Hij wist zeker dat er in Hoofddorp geld moest zijn en hij dacht dat hij bestolen was van zijn deel.
? Het proces-verbaal met nummer 00-V03-14 van 26 juli 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren P.O. Helstone en R. Piers.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 26 juli 2006 tegenover verbalisanten P.O. Helstone en R. Piers voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 4] ( blz. 61 t/m 63 dossier zaak 3 – Hoofddorp):
We reden over de A4 vanuit Amsterdam, Holendrecht. [mededader 7] reed in haar eigen rode auto. [mededader 5], ik en die 2 Polen reden toen in de Peugeot die door de lange Pool werd bestuurd. We zijn toen richting Schiphol gereden. We hebben de afslag genomen. We zagen toen politie achter ons. We waren toen in de buurt van dat huis. We zijn toen weer terug gegaan.
De volgende dag zijn we weer naar Schiphol gegaan. Die Polen kwamen toen met de Renault Espace. We hebben toen [mededader 7] opgehaald en we zijn toen met zijn vieren naar dat huis gereden bij Schiphol. We kwamen op een gegeven moment langs dat huis. Ik wees het u al aan. Die boerderij herkende ik ook. We waren toen met die Polen en [mededader 7] nog een keer langs dat huis gereden. Nu zie ik dat het [huisnummer] is.
Dat is het huis dat [mededader 7] ook aan de Polen heeft aangewezen. Ik wilde eigenlijk wel gelijk dat huis overvallen. Ik zou op de uitkijk staan. Die Polen zouden naar binnen gaan. Ze zouden aanbellen met een smoesje van autopech. Dit alles speelde zich af in maart 2006.
? Het proces-verbaal met nummer 03-AMB-01 van 31 juli 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren R. Piers en P.O. Helstone.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisanten R. Piers en P.O. Helstone voornoemd (blz. 141 en 142 dossier zaak 3 – Hoofddorp):
Op woensdag 26 juli 2006 bevonden wij ons in een onopvallend dienstvoertuig, samen met de verdachte [mededader 4]. Verdachte [mededader 4] had in eerdere verklaringen aangegeven dat hij bij een woning in de buurt van Schiphol was geweest. Hierop hebben wij aan verdachte [mededader 4] voorgesteld om rond te rijden, zodat hij ons deze locatie mogelijk kon aanwijzen.
In Hoofddorp zijn wij op [adres 6] blijven rijden en verlieten wij de bebouwde kom van Hoofddorp. Toen wij ter hoogte van [adres 6] reden, zag ik, eerste verbalisant, dat [mededader 4] naar die boerderij wees en ik hoorde hem zeggen dat die boerderij/woning hem bekend voor kwam, maar dat hij twijfelde.
[mededader 4] verklaarde dat hij die boerderij herkende, omdat hij met die Polen daar ook was gekeerd, om nog een keer langs die andere boerderij te rijden.
Toen verklaarde hij ook opeens dat hij wist dat de woning die overvallen moest worden de woning naast de boerderij, waar we gekeerd waren, lag of de volgende boerderij. Toen wij weer de woning/boerderij op [adres 6] hadden gepasseerd, verklaarde hij dat het toch die boerderij met [adres 6] was. Hij verklaarde dat hij de caravan op het terrein herkende en dat hij de grote vrijstaande witte gastank herkende, die naast de boerderij in het weiland staat.
? Het relaas proces-verbaal met nummer ZK 3 van 15 december 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar A. Boom.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant A. Boom (blz. 3 t/m 19 dossier zaak 3 – Hoofddorp):
[slachtoffer 8] woont te Hoofddorp, [adres 6]. Hij is de levenspartner van [slachtoffer 7].
? Het proces-verbaal met nummer 00-V03-13 van 30 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H. Bruinemeijer en P.O. Helstone.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 november 2006 tegenover verbalisanten H. Bruinemeijer en P.O. Helstone voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 4]:
[mededader 7] en de Polen hadden samen afspraken gemaakt. Zij hadden afgesproken dat die Polen mij op kwamen halen. Wij hebben daarna [mededader 7] opgehaald. Ik moest met die Polen naar binnen gaan. Ik moest die Polen achtervolgen. Die Polen hadden een revolver, elektrisch pistool en tape bij zich.
[mededader 5] zat toen vast. [mededader 7] wist dat het om een tomatenbedrijf ging. We zaten in één auto, namelijk een Renault.
Ten aanzien van parketnummer 14.700821.07 (heling/witwassen Renault Espace)
? Het proces-verbaal met nummer PL1010/05-296997 van 21 december 2005, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar L.E. Kuiper.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 december 2005 tegenover Kuiper, voornoemd afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer 9] (blz 37 en 38 dossier zaak 7 – witwassen Renault Espace):
Ik doe aangifte van diefstal. Het weggenomene behoort mij geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming dit goed weg te nemen.
Op dinsdag 20 december 2005 heb ik mijn auto afgesloten en achtergelaten op het garagepad naast mijn woning. Op 21 december 2005 omstreeks 07.00 uur wilde ik naar mijn werk gaan en zag dat mijn auto van het garagepad was verdwenen. In juni 2005 is de tas van mijn echtgenote gestolen, waar onder andere een autosleutel in zat.
omschrijving ontvreemde motorvoertuig:
kenteken: [kenteken 3];
Renault Espace, bouwjaar 2000.
? Het proces-verbaal met nummer 06-144602 van 20 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 april 2006 tegenover verbalisanten Hofstra en Koeman voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 4] (blz. 70 t/m 80 dossier zaak 7 – witwassen Renault Espace):
Ik denk dat de eerste ontmoeting met die twee Polen in maart 2006 was. Ik zag [betrokkene 2], [mededader 1] en die twee Polen buiten staan praten. [mededader 1] kwam toen binnen met die twee Polen. [mededader 1] vertelde mij dat die twee Polen voor hem waren gekomen om te werken. Crimineel werk om mensen in huizen te pakken. Huis overvallen bedoel ik daarmee. [mededader 1] zei me dat. Ik hoorde hem vragen "If I got people to rob".
[mededader 1] reed toen in die Opel Calibra, kleur zwart, en die twee Polen in een blauwe Peugeot, oud model station.
Bij de tweede ontmoeting kwamen [mededader 1] en die twee Polen mij halen vanaf [adres 5].
Ik ging met [mededader 1] mee naar buiten. [mededader 1] wees mij een auto, een Renault Espace, grijs van kleur aan. [mededader 1] vroeg of ik die auto weg kon brengen. [mededader 1] startte de Renault via zijn accu en de autoruiten waren bevroren. Er waren autosleutels bij. Ik kreeg de autosleutels van [mededader 1]. We gingen richting Noord. Ik reed achter [mededader 1] die in de Opel Calibra reed. Achter mij reden die twee Polen uit Alkmaar in de Peugeot.
Ik parkeerde de Renault niet voor de verblijfplaats van de twee Polen. Ik moest de Renault verderop parkeren. Later hoorde ik van [mededader 1] dat de Renault gestolen was en dat die auto uit Polen kwam.
[mededader 1] wees mij die keer toen ik die Renault had weggebracht een geheime plek in de keuken. [mededader 1] maakte de onderkant van de keuken los en daar lagen toen kentekenplaten.
Dat waren Nederlandse kentekenplaten en [mededader 1] vertelde dat de platen waren van dezelfde auto, van de Renault, maar dan andere nummers.
? Het proces-verbaal met nummer 06042006 1122 4153 van 6 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar R. van der Wal.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisant voornoemd (pag 22 dossier zaak 7 – witwassen Renault Espace):
Op 5 april 2006 zag ik op een parkeervak, gelegen aan [adres 7] te Sint Maarten een grijze personenauto van het merk Renault Espace staan. Ik zag dat deze auto voorzien was van een Nederlands kenteken met de cijfer/letter combinatie [kenteken]. Ik zag dat het geen originele Nederlandse kentekenplaat was. Ik heb hierop de grijze Renault Espace af laten slepen naar het politiebureau te Schagen.
? Het proces-verbaal met nummer 120406 1100 2024 van 25 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S.J. Dogger en J. van de Hee.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als het relaas van verbalisanten Dogger en Van de Hee voornoemd (pag 27 en 28 dossier zaak 7 – witwassen Renault Espace):
Op 8 april 2006 is een onderzoek ingesteld aan een Renault Espace, voorzien van het kenteken [kenteken]. De op het voertuig gemonteerde kentekenplaten waren gelet op het uiterlijk kennelijk geheel vals.
Het voertuig was voorzien van het identificatienummer [IDENTIFICATIENUMMER].
Navraag in het BPS-systeem leerde dat een voertuig met dit VIN-nummer tussen 20 en 21 december 2005 te Castricum zou zijn ontvreemd en dat het voertuig overeenkwam met de in de aangifte van de diefstal vermelde omschrijving en voorzien zou moeten zijn van het kenteken [kenteken 3].
? Het proces-verbaal met nummer 06-144602 van 21 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H.T. Hofstra en P.E.H. Koeman.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 april 2006 tegenover verbalisanten Hofstra en Koeman voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 4] (blz. 90 t/m 94 dossier zaak 7 – witwassen Renault Espace):
U vraagt mij hoe vaak ik op die Polen en [mededader 1] in de Renault heb moeten wachten. Alleen bij die villa waar die twee polen en [mededader 1] hebben ingebroken. Ik moest rijden van [mededader 1] en meegaan en zitten wachten in de auto.
? Het proces-verbaal met nummer 00-V03-13 van 30 november 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren H.Bruinemeijer en P.O. Helstone.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 november 2006 tegenover verbalisanten H. Bruinemeijer en P.O. Helstone, voornoemd afgelegde verklaring van medeverdachte [mededader 4] (blz. 83 t/m 89 dossier zaak 7 – witwassen Renault Espace) Hoofddorp (Schiphol)
[mededader 7] en de twee Polen hadden samen afspraken gemaakt. Ze hadden afgesproken dat die Polen mij op kwamen halen. Wij hebben daarna [mededader 7] gehaald.
V: De tweede keer zaten jullie in één auto. Welke auto was dat.
A. Toen was het de Renault.
? Het proces-verbaal met nummer 00-V01-10 van 5 september 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren B.A. Nederstigt en H.J. Booij.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 september 2006 tegenover verbalisanten Nederstigt en Booij, voornoemd afgelegde verklaring van verdachte (blz. 158 t/m 171 dossier zaak 7 – witwassen Renault Espace):
Er was ook een Renault Espace. Ik heb die auto bekeken. Het kenteken was een beetje vreemd. Het was een Nederlands kenteken. Hoe langer ik met de auto reed hoe beter ik aan de kentekenplaten merkte dat de letters erop geplakt waren. Ik had het idee dat de platen misschien gestolen waren. De autopapieren leken mij ook niet duurzaam genoeg. Het papier was te dun. Ik heb een paar keer in deze auto gereden.
U toont mij een foto van de Renault Espace. Ja, dit is de auto.
Het proces-verbaal met nummer 12042006 23862344 van 12 april 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren Pieter Marius van den Ham en Michel Smit.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 12 april 2006 tegenover verbalisanten Van den Ham en Smit, voornoemd afgelegde verklaring van de getuige [getuige] (blz. 64 t/m 69 dossier zaak 7 – witwassen Renault Espace):
Het pension [pension]”aan [adres 4] te Sint Maarten staat er al een poosje. Er komen regelmatig Poolse mensen die arbeid verrichten bij bollenboeren.
Ik heb er eentje aangesproken. Dat is degene die nog leeft. Hij parkeerde elke keer voor mijn deur. Ik ben toen naar hem toegegaan en heb hem gevraagd om de auto weg te zetten Hij liep meteen mee en haalde hem weg.
Het was een zilvergrijze. Ik had die jongens al een paar keer uit die auto zien komen. Het was zo’n grote auto als die nu buiten staat op het parkeerterrein van het politiebureau. Dat is een Renault Espace. Het was een dergelijke auto. De auto stond de hele week bij ons in de straat. Die grote reed er altijd in.
7. BEWIJSVERWEREN
Ten aanzien van parketnummer 14.810142.06 ( Breezand):
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachte [mededader 7] wisselend, tegenstrijdig en leugenachtig zijn en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank verwerpt dit verweer nu [mededader 7] bij de politie en bij de rechter-commissaris een consistente verklaring heeft afgelegd betreffende de voorbespreking in de woning van verdachte in Sint Maarten en het aanwijzen van de woning van de familie [slachtoffer 1]. De verklaring van [mededader 7] vindt op het punt van de voorbespreking in Sint Maarten bovendien steun in de verklaring van de medeverdachte [mededader 6].
De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de op dit punt door [mededader 7] afgelegde verklaring.
Verdachte heeft bij gelegenheid van het laatste woord voor het eerst willen verklaren over de zaak Breezand. Verdachte heeft betoogd niet betrokken te zijn geweest bij die zaak en wijst naar de overleden [betrokkene 1] als mogelijke dader.
Gelet echter op de inhoud van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte geschetste gang van zaken niet aannemelijk is geworden. De rechtbank wijst in dit verband op het feit dat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn bloed is aangetroffen op een onder een caravan op het terrein van [adres 8] te Sint Maarten aangetroffen plastic tas met daarin onder meer een drietal slijpschijven. Van de slijpschijven, aangeschaft op 21 maart 2006, bleek er één te zijn gebruikt.
Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte te kennen heeft gegeven dat hij, hoewel hij zich bewust is van het feit dat zijn verklaring vele vragen oproept, niet bereid is om ook maar één vraag van de rechtbank te beantwoorden. Enig onderzoek naar de juistheid van de verklaring van verdachte, bijvoorbeeld op het punt van de identiteit van de persoon in wiens gezelschap [betrokkene 1] op 21 maart 2006 met een brandkast thuis gekomen zou zijn, is daarmee bij voorbaat door verdachte onmogelijk gemaakt.
Ten aanzien van parketnummer 14.700821.07, feit 3 (Schoorl):
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van de getuige [mededader 4] niet voor het bewijs gebezigd mag worden, nu deze getuige als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
In de bij de politie afgelegde verklaringen heeft medeverdachte [mededader 4] zeer gedetailleerde informatie verstrekt over hetgeen zich in Schoorl heeft afgespeeld. [mededader 4] heeft onder meer verklaard dat hij heeft gezien dat de grote Pool een sensor afbrak en dat het licht aan ging. [mededader 4] heeft ook aangegeven dat hij “para werd”. Hetgeen [mededader 4] heeft verklaard, vindt in grote lijnen steun in de verklaring van een andere medeverdachte, te weten [mededader 6], en wordt ook bevestigd door hetgeen de aangever, [slachtoffer 6], heeft verklaard.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [mededader 4] voor het bewijs kan worden gebezigd.
8. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van 14.810142.06:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van 14.700821.07, feit 3:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van 14.700821.07, feit 4:
Medeplegen van
voorbereiding van diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van 14.700821.07, feit 7:
Medeplegen van witwassen
9. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
10. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte en zijn medeverdachten hebben op 21 maart 2006 een echtpaar ‘s nachts in hun woning overvallen. De verdachte is samen met een ander de slaapkamer van de slachtoffers binnengedrongen en heeft met geweld (waaronder het met tape boeien van de slachtoffers, slaan van de slachtoffers en het toedienen van stroomstoten aan het mannelijke slachtoffer) een aanzienlijke hoeveelheid sieraden en een geldbedrag buitgemaakt.
Verdachte heeft door het medeplegen van de zeer gewelddadige overval een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers, temeer nu deze mensen in hun eigen woning zijn overvallen. In een woning behoort men zich veilig en geborgen te kunnen voelen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij slechts oog heeft gehad voor zijn eigen geldelijk gewin en dat hij zich niets gelegen heeft laten liggen aan de slachtoffers.
Slachtoffers van een zo brute overval als in Breezand gepleegd, kunnen nog lange tijd gebukt gaan onder de gevolgen van wat hen is overkomen, terwijl een dergelijke gebeurtenis ook diep kan ingrijpen in het leven van de naaste familie.
Naast de overval in Breezand heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een andere overval, eveneens op een woning, en een poging tot inbraak in een woning.
De feiten, zoals bewezen verklaard, leveren ernstige misdrijven op, die vallen onder de categorie strafbare feiten die een grove inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken, niet alleen bij de slachtoffers en hun familie, maar ook meer in het algemeen bij andere burgers.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel Justitiële documentatie, gedateerd 3 april 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 46, 47, 57, 311, 312, 317, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
12. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 14.700821.07, feit 1 primair en subsidiair, feit 2, feit 5, feit 6 en feit 7 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 14.810142.06 en parketnummer 14.700821.07, onder 3, 4 en 7 subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 (zes) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Westdorp, voorzitter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, rechters,
in tegenwoordigheid van D. Geuze en G.A.M. Delis, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2007.