ECLI:NL:RBALK:2007:BA9980

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/262
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Luigjes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Studiefinanciering en het vertrouwensbeginsel in bestuursrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 juli 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Amstelveen, en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). De eiser had in het verleden studiefinanciering ontvangen voor zijn studie medische biologie en had vervolgens een lening afgesloten voor zijn vervolgstudie geneeskunde. De kern van het geschil betrof de vraag of de eiser recht had op studiefinanciering in de vorm van een lening voor de periode van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2009, na het ontvangen van een besluit van de IB-Groep waarin werd gesteld dat hij geen recht meer had op studiefinanciering omdat hij het maximale aantal maanden had bereikt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in zijn communicatie met de IB-Groep vragen had gesteld over zijn recht op studiefinanciering en dat de IB-Groep in eerdere e-mails onduidelijke en mogelijk misleidende informatie had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de IB-Groep door deze communicatie gerechtvaardigde verwachtingen bij de eiser had gewekt, waardoor hij erop mocht vertrouwen dat hij recht had op studiefinanciering voor de laatste jaren van zijn studie geneeskunde.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de IB-Groep en stelde vast dat de eiser recht had op studiefinanciering in de vorm van een lening voor de periode van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2009. Tevens werd bepaald dat de IB-Groep het griffierecht van € 38,00 aan de eiser diende te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer overheidsinstanties onduidelijke informatie verstrekken die verwachtingen wekt bij burgers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 07/262 WSFBSF
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam],
wonende te Amstelveen,
eiser,
tegen
De hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep,
verweerster.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 13 oktober 2006 (Bericht 2007, no. 1) heeft verweerster eiser meegedeeld dat hij vanaf 1 oktober 2007 geen recht meer heeft op studiefinanciering omdat hij al het maximaal aantal maanden studiefinanciering voor zijn HBO/WO-studie heeft ontvangen. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij besluit van 18 december 2006 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 22 januari 2007, door de rechtbank ontvangen op 23 januari 2006, beroep ingesteld. Vervolgens is de zaak ter zitting van 11 juli 2007 behandeld. Eiser is ter zitting verschenen. Voor verweerster is drs. [naam] verschenen.
Motivering
1. Ingevolge artikel 2.13, aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) heeft een student geen aanspraak op studiefinanciering indien er 10 jaren verstreken zijn met ingang van de maand waarover voor het eerst studiefinanciering is toegekend voor het volgen van hoger onderwijs.
2. Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat aan eiser met ingang van 1 oktober 1997 studiefinanciering is toegekend. Vanwege het bepaalde in artikel 2.13, aanhef en onder b, van de Wsf 2000 komt hij met ingang van 1 oktober 2007 niet langer voor studiefinanciering in aanmerking. Uit de e-mails van 11 en 13 augustus 2004 blijkt niet dat door verweerster ondubbel-zinnige en ongeclausuleerde toezeggingen zijn gedaan waaraan eiser rechten kan ontlenen. Er is een misverstand over de uitleg van de tekst van de e-mail van 13 augustus 2004. Wellicht is deze tekst niet geheel duidelijk maar in de voorafgaande e-mail van eiser geeft hij er blijk van kennis te hebben van de 10-jaarsregel. Tegen de achtergrond hiervan is verweerster van oordeel dat eiser uit de laatste e-mail van verweerster niet de te rechtvaardigden verwachting mocht hebben dat hij na 1 oktober 2007 nog recht zou hebben op studiefinanciering.
3. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij sinds 1 oktober 1997 studiefinanciering ontvangt. Voordat hij in 2004 aan de studie Geneeskunde begon, heeft hij contact met de Informatie Beheer Groep opgenomen. Hij wilde in 5 jaar Geneeskunde studeren en heeft geïnformeerd naar de mogelijkheid om in de laatste 3 jaar van zijn studie (van 1 oktober 2006 tot 30 september 2009) van de lening gebruik te kunnen maken. Uit de antwoorden van verweerster in de e-mails blijkt dat hij nog 37 maanden recht heeft op een lening en 1 oktober 2007 wordt slechts genoemd als einddatum voor de omzetting van een oude lening in een gift. Op de vraag van eiser of het mogelijk was om de laatste drie jaar van zijn studie (van 1 oktober 2006 tot 30 september 2009) van de lening gebruik te maken, werd bevestigend geantwoord. Eiser heeft de eerste twee jaar van zijn geneeskundestudie uit eigen reserves betaald. Als de antwoorden van verweerster anders hadden geluid, had hij de eerste drie jaar van zijn studie gebruik gemaakt van de lening om vervolgens de laatste twee studiejaren zelf te bekostigen.
4. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser zich met vrucht op het vertrouwensbeginsel kan beroepen.
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser vanaf 1 oktober 1997 studiefinanciering ontvangt.
5.1 De ongedateerde e-mail van eiser aan de IB-Groep luidt als volgt:
“Tijdens mijn universitaire opleiding medische biologie heb ik 4 jaar studie-financiering ontvangen. Vervolgens heb ik twee jaar geleend. Nu ga ik per september geneeskunde studeren (6-jarige opleiding). De vraag is: hoeveel jaar heb ik nu nog recht op studie-financiering en hoeveel jaar op een lening?”
6.2 Op 11 augustus 2004 mailt een medewerker van de IB-Groep aan eiser:
“Voor de studie geneeskunde kun je nog drie jaar studiefinanciering in de vorm van een lening ontvangen. Wanneer je voor 1 oktober 2007 een diploma geneeskunde behaald, kunnen wij lening betreffende de periode september 2001 tot en met augustus 2003 kunnen omzetten in een gift. Wanneer je niet voor 1 oktober 2007 het diploma behaald, moet je de lening vanaf 1 oktober 2001 terug betalen.”
6.3 De daaropvolgende ongedateerde e-mail van eiser aan de IB-Groep luidt als volgt:
“A Bedoel je met het diploma geneeskunde het doctoraal? Of het artsexamen (na de co-schappen?
B Ik ben van plan om nog vijf jaar te studeren, ik zou dan graag de laatste drie jaar gebruik willen maken van de lening (van 1 oktober 2006 tot 30 september 2009). Is dit mogelijk? Of kan ik na 1 oktober 2007 helemaal geen studiefinanciering meer krijgen (dan is het precies tien jaar geleden dat ik voor het eerst studie-financiering heb ontvangen)? Ik hoop dat dit een beetje duidelijke vragen zijn.”
6.4 Op 13 augustus 2004 mailt een medewerker van de IB-Groep aan eiser:
“De omzetting zal gebeuren op de resultaten van de medische biologie. Echter geeft geneeskunde recht op twee extra jaren studiefinanciering. Wil je 6 jaar omgezet krijgen moet dat gebeuren voor 1 oktober 2007. Het gaat dan om het doctoraal. Je kunt wel de laatste drie jaar lenen de datum 1 oktober 2007 geld alleen voor de omzetting prestatiebeurs. Op dit moment heb je voor de studie geneeskunde nog 37 maanden tot je beschikking. Laat me even weten of de volgende gegevens in de computer moeten Vu te Amsterdam studie geneeskunde per 1 september 2004 studiefinanciering in de vorm van een lening graag een bedrag noemen vanaf 1 oktober 2006 en dan 37 maanden.”
7. Volgens vaste jurisprudentie kan een beroep op het vertrouwensbeginsel slechts slagen, indien door een tot beslissen bevoegd orgaan ten aanzien van een aanvrager uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd toezeggingen zijn gedaan die bij die aanvrager gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 december 2006, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder LJ-Nummer AZ4449). De rechtbank is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval sprake is. Eiser heeft in zijn e-mail verweerster de vraag gesteld of hij na 1 oktober 2007 nog recht heeft op studiefinanciering en daarbij gerefereerd aan de 10-jaarsregel. Voorts heeft hij gevraagd of het – in geval hij na 1 oktober 2007 nog recht zou hebben - mogelijk is om de laatste drie jaar van zijn studie gebruik te kunnen maken van de lening en hij heeft daarbij de periode van 1 oktober 2006 tot 30 september 2009 genoemd. Verweerster heeft in de e-mail van 13 augustus 2004 geantwoord dat de datum 1 oktober 2007 alleen ziet op de omzetting van de prestatiebeurs. Voorts staat in deze e-mail geschreven dat in de computer zal worden ingevoerd dat eiser per 1 september 2004 geneeskunde aan de VU te Amsterdam gaat studeren en vanaf 1 oktober 2006 voor 37 maanden studiefinanciering in de vorm van een lening zal worden toegekend waarbij eiser is verzocht de hoogte van de gewenste lening aan te geven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de antwoorden van verweerster op de vragen en de situatie van eiser toegespitst en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Gelet hierop heeft verweerster gerechtvaardigde, rechtens te honoreren verwachtingen bij eiser gewekt. Eiser heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat hij – bij andersluidende antwoorden van verweerster – vanaf 1 oktober 2004 tot 1 oktober 2007 studiefinanciering in de vorm van een lening zou hebben aangevraagd. Eiser stond voor een vrije keuze en heeft zich bij die keuze geheel laten leiden door de gegevens die verweerster hem had verstrekt. Gelet hierop komt de strikte toepassing van artikel 2.13, aanhef en onder b, van de Wsf 2000 in die mate in strijd met het vertrouwensbeginsel, dat op deze grond toepassing daarvan geen rechtsplicht meer kan zijn. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
8. Nu er, gelet op hetgeen onder 7 staat overwogen, nog slechts een beslissing mogelijk is, ziet de rechtbank aanleiding om gebruik te maken van haar in artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde bevoegdheid om te bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- stelt vast dat eiser met ingang van 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2009 recht heeft op studiefinanciering in de
vorm van een lening;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de Informatie Beheer Groep aan eiser het griffierecht ten bedrage van
€ 38,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2007 door mr. T. Luigjes, rechter, in tegenwoordigheid van D.M.M. Luijckx, griffier.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.