4.1 In het onderhavige geschil staan twee belangen tegenover elkaar. Enerzijds het recht van HDC op vrije meningsuiting, anderzijds het recht van Pretium op bescherming van de eer en goede naam. In dat kader ligt de vraag voor of HDC met de publicatie van het artikel de grenzen van de vrijheid van meningsuiting op ontoelaatbare wijze zal overschrijden. Het recht op meningsuiting vindt zijn begrenzing onder meer in de zorgvuldigheid en betamelijkheid die in het maatschappelijk verkeer jegens anderen in acht genomen moet worden.
4.2 In dit kader stelt de voorzieningenrechter voorop dat onder de titel van het (concept-) artikel staat vermeld dat het artikel afkomstig is van de ombudsredactie. Zoals hij ter zitting desgevraagd heeft verklaard, heeft de betreffende journalist dit artikel niet uitsluitend geschreven in zijn hoedanigheid van journalist, maar mede uit hoofde van zijn functie van ombudsman bij HDC. Op grond hiervan mag van de schrijver van het artikel een grotere mate van zorgvuldigheid in onderzoek en weergave worden vereist dan in de journalistiek gebruikelijk is. De schrijver van het onderhavige artikel heeft aan deze mate van zorgvuldigheid echter niet voldaan.
4.3 Van de zijde van HDC is betoogd dat de informatie van de journalist afkomstig is van lezers die hem als journalist hebben benaderd. Zo heeft hij onder meer een brief ontvangen van een klager, waarin verwezen werd naar een brief van de geschillencommissie waarin staat dat de afhandeling van de klacht nog even op zich zou laten wachten. Hierop heeft hij zich met die klacht gewend tot de geschillencommissie in zijn hoedanigheid van ombudsman De Gooi en Eemlander. Hij heeft vervolgens verzocht of het juist is dat de klachtenafhandeling nog enige tijd op zich zou laten wachten, waarop hij van de geschillencommissie nadere informatie heeft ontvangen. Ter zitting heeft hij verder verklaard dat hij zich uitvoerig in de kwestie heeft verdiept en zodoende een gedegen beeld heeft geschapen van de verschillende rechten en plichten van de klanten van telecomaanbieders. Ook heeft hij verklaard dat hij met het artikel de lezers beoogt te waarschuwen dat zij als gevolg van de feitelijke situatie tussen Pretium en KPN als het ware tussen wal en het schip dreigen te geraken.
4.4 In het concept-artikel staat vermeld dat klanten niet terug kunnen naar KPN. Ook staat in het concept dat degenen die zich weer proberen aan te melden bij KPN ontdekken dat KPN daar sinds kort niet meer aan meewerkt. Deze informatie is echter onvolledig en daardoor suggestief. KPN mag op basis van een eerder kort geding vonnis weliswaar niet meer klanten aanzetten tot ontbinding van hun overeenkomst met Pretium door uit eigen beweging formulieren aan (voormalige) klanten te sturen waarmee zij kunnen aangeven dat zij terugwillen naar KPN. Dit betekent echter niet dat KPN op verzoek van de desbetreffende klant in het geheel niet meer kan of mag meewerken aan het overstappen van klanten van Pretium naar haar. Aan KPN staat derhalve niets in de weg om de nieuwe aanmeldingen van klanten in behandeling te nemen en om de klanten die zichzelf melden weer te aanvaarden. In het licht van het door de journalist zelf omschreven doel van het artikel, is de vermelding van deze onvolledige informatie als onzorgvuldig aan te merken. Bovendien is het artikel op zodanige wijze opgebouwd dat daarin de suggestie besloten ligt dat Pretium de kwade genius is, terwijl tot nu toe geen bewijs van de gegrondheid van de tegen Pretium ingediende klachten is bijgebracht. Daarmee zijn voormelde onderdelen van het (concept-) artikel als onrechtmatig jegens Pretium aan te merken, zodat het artikel zoals dat thans ter beoordeling voorligt, niet kan worden gepubliceerd.
4.5 Niet gezegd kan echter worden dat de rest van de inhoud van het artikel ook als onrechtmatig jegens Pretium moet worden aangemerkt. Immers, de mededeling dat klanten doorgaans niet snel en probleemloos kunnen terugkeren naar KPN is niet in strijd met de waarheid. Voor het overige is het vooral een weergave van de verklaring van de woordvoerster van de geschillencommissie. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de weergave van die verklaring onjuist is. Op basis van het voorgaande bestaat er onvoldoende aanleiding om HDC te verbieden om het artikel te publiceren, maar is er wel reden om HDC te verplichten om het artikel te wijzigen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt genoegzaam tegemoet gekomen aan de gerechtvaardige belangen van Pretium indien de navolgende passages uit het artikel worden verwijderd:
a) Terug naar KPN kunnen ze momenteel niet, omdat die de terughaal-procedure noodgedwongen heeft stilgelegd. De situatie leidt ertoe dat mensen min of meer gegijzeld raken tussen twee aanbieders.
b) Wie probeert zichzelf weer aan te melden bij KPN Telecom, ontdekt sinds kort dat die daar niet meer aan meewerkt.
c) KPN is daarom gestopt met het toesturen van formulieren waarmee mensen kunnen aangeven dat ze terugwillen naar KPN Telecom."
4.6 Daarnaast ligt het in de rede dat HDC in het te publiceren artikel ruimhartiger moet zijn in de weergave van de reactie van Pretium op het artikel, in die zin dat daaraan tenminste toegevoegd zal moeten worden dat het KPN verboden is om opzegging door klanten van hun overeenkomst met Pretium uit te lokken, maar dat het haar wel is toegestaan om, zoals hiervoor reeds is overwogen, nieuwe aanmeldingen van klanten in behandeling te nemen en te aanvaarden. Ten slotte wordt overwogen dat het niet aan de voorzieningenrechter is om zich te buigen over de vraag of, na verwijdering van voormelde passages, een lezenswaardig artikel overblijft. Het is in deze aan HDC om, met in achtneming van het voorgaande, het artikel te wijzigen.
4.7 De gevorderde dwangsom wordt gematigd.
4.8 HDC wordt als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding veroordeeld.