ECLI:NL:RBALK:2007:BB0503

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
25 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.715325-05
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs van het passeren van een stopstreep bij rood licht

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 25 april 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het passeren van een stopstreep bij rood licht met zijn vrachtauto, wat leidde tot een aanrijding met een bromfiets. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2007 gevoerd en de tenlastelegging bestond uit twee onderdelen: primair het passeren van de stopstreep bij rood licht en subsidiair het passeren bij geel licht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand tussen de stopstreep en de verkeerslichten relatief groot is, wat van belang is voor de beoordeling van de verklaringen van getuigen.

Getuige [getuige 2] verklaarde dat zij de vrachtauto van de verdachte niet door rood licht heeft zien rijden, maar dat deze mogelijk de stopstreep bij geel licht heeft gepasseerd. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte bij rood licht de stopstreep heeft gepasseerd. De rechtbank heeft daarbij ook de afstand tussen de stopstreep en de verkeerslichten in overweging genomen, evenals de inconsistenties in de verklaringen van de getuigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de tenlastelegging heeft overtreden. Daarom is de verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de Rechtbank Alkmaar, waarbij de voorzitter, mr. A.J. Dondorp, niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Parketnummer : 14.715325-05
Datum uitspraak: 25 april 2007
OP TEGENSPRAAK
VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2007.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het proces-verbaal van de zitting van 17 mei 2006
- het interlocutoire vonnis van 31 mei 2006
- hetgeen door de officier de justitie naar voren is gebracht, met name dat hij zich conformeert aan de op de zitting van 17 mei 2006 gedane vordering die ertoe strekt dat de rechtbank
- het onder 1 primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren;
- de verdachte zal veroordelen tot een taaksstraf bestaande uit een werkstraf van 160
uren, subsidiair 80 dagen hechtenis;
- de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen zal ontzeggen voor de
duur van 30 maanden waarvan 24 (vierentwintig) maanden voorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaren.
- hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, naar
voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 16 september 2005 in de gemeente Alkmaar als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdende over genoemde weg en naderende de kruising of splitsing van genoemde weg met de Westdijk, alwaar
tevens een oversteekplaats is voor fietsers/bromfietsers, op welke kruising of splitsing het verkeer werd geregeld door middel van
driekleurige verkeerslichten, terwijl het verkeerslicht voor het verkeer in de door verdachte te volgen richting rood straalde, niet is gestopt voor genoemd rood stralend verkeerslicht, en vervolgens in botsing of aanrijding is gekomen met een op die oversteekplaats rijdende bromfiets en/of de bestuurder en/of passagier van die bromfiets, waardoor de bestuurder en/of de passagier van die bromfiets (respectievelijk genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel ([slachtoffer 1] ongeveer twee maanden in coma en opname op 8 december 2005 in een revalidatiecentrum en [slachtoffer 2] een gebroken knieschijf en een gebroken middenhandsbeentje), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2005 in de gemeente Alkmaar als bestuurdervan een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N 242, en naderende de kruising of splitsing van genoemde weg met de Westdijk, alwaar tevens een oversteekplaats is voor fietsers/bromfietsers, op welke kruising of splitsing het verkeer werd geregeld door middel van driekleurige verkeerslichten, terwijl het verkeerslicht voor het verkeer in de door verdachte te volgen
richting rood straalde, niet is gestopt voor genoemd rood stralend verkeerslicht, en vervolgens in botsing of aanrijding is gekomen met een op die oversteekplaats rijdende bromfiets en/of de bestuurder en/of passagier van die bromfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
2. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
Voor een veroordeling in zowel het onder 1 primair als subsidiair ten laste gelegde is nodig dat, gelet op de tekst van de tenlastelegging, bewezen kan worden dat verdachte met zijn vrachtauto door een in zijn richting rood licht uitstralend verkeerslicht is gereden.
Verdachte naderde met zijn vrachtauto de kruising van de N 242 met de Westdijk. Bij de zich op die kruising bevindende verkeerslichtinstallatie doet zich de situatie voor waarin de stopstreep voor het verkeer komende vanuit de richting Heerhugowaard zich op relatief grote afstand vóór de bijbehorende verkeerslichten bevindt. De oversteekplaats waarvan de bestuurster van de bromfiets, [slachtoffer 1], gebruik maakte, is gesitueerd tussen bovengenoemde stopstreep en de bovengenoemde verkeerslichten.
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte door rood licht is gereden moet vastgesteld worden of verdachte bij rood licht de stopstreep heeft gepasseerd. Niet van belang is of verdachte de achter de stopstreep gelegen verkeerslichten bij rood licht heeft gepasseerd.
Verdachte heeft zowel bij de politie als op de zitting van 17 mei 2006 verklaard dat hij door oranje (geel) licht is gereden.
Getuige [getuige 1] verklaart bij de rechter-commissaris dat hij heeft gezien dat de vrachtauto van verdachte doorreed toen het licht oranje (geel) was en dat toen die vrachtauto tien meter voor de stopstreep was, het licht op rood sprong. Ook verklaart hij dat de voorkant van de auto door rood ging. Getuige [getuige 1] verklaart bij de rechter-commissaris op ongeveer 200 meter achter de vrachtauto van verdachte te hebben gereden.
Getuige [getuige 2] verklaart bij de rechter-commissaris dat zij kort voor de aanrijding achter de brommer van [slachtoffer 1] stond te wachten. Zij verklaart dat zij niet gezien heeft dat de vuilnisauto van verdachte door rood reed. Wel heeft zij gezien dat de vuilnisauto van verdachte een meter of tien tot twintig van het stoplicht verwijderd was toen het licht op rood sprong. Zij trekt daaruit dan de conclusie dat het licht voor de vuilniswagen rood was op het moment dat deze het stoplicht passeerde.
Blijkens het deskundigenrapport van ir. A.C.E. Spek van het Nederlands Forensisch Instituut van 24 januari 2007 is uit de verkeersongevals-analyse af te leiden dat de afstand tussen de stopstreep en de verderop geplaatste verkeerslichten circa twaalf meter is.
De conclusie van dit deskundigenrapport is dat de verklaring van [getuige 1] impliceert dat de vrachtauto door rood reed. De verklaring van [getuige 2] impliceert dat de vrachtauto door rood reed, of nog net bij oranje passeerde.
In het deskundigenrapport van ir. A.C.E. Spek van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 juli 2006 merkt deze deskundige op, naar aanleiding van de analyse van de verklaring van [getuige 1] zoals opgenomen in het proces-verbaal van de politie, dat het in een dergelijke situatie vrij lastig is om exact het moment waarop de stopstreep wordt overschreden waar te nemen. Hierbij dient nog te worden opgemerkt dat getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris verklaart dat hij op ongeveer 200 meter achter de vrachtauto van verdachte reed terwijl hij in een aan de verklaring van de rechter-commissaris gehechte brief aan mr. Van der Weijden, zijnde de advocaat van [slachtoffer 1], schrijft dat hij ongeveer 100 meter achter de vrachtauto van verdachte reed.
Gelet op de afstand van de stopstreep tot de daarbij behorende verkeerslichten en de afstand waarop getuige [getuige 1] zijn waarneming deed, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] met terughoudendheid dient te worden gebruikt.
De verklaring van getuige [getuige 2] laat de mogelijkheid open dat de vrachtauto de stopstreep is gepasseerd bij geel licht.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte bij rood licht de stopstreep heeft gepasseerd. Derhalve dient verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Aangezien dit onderdeel van de tenlastelegging de kern vormt van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, dient verdachte zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
3. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mr. Y.M.I Greuter-Vreeburg en mr. G.D.M. Hoedemaker , rechters,
in tegenwoordigheid van J.G. Postma, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2007.
mr. Dondorp is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen.