ECLI:NL:RBALK:2007:BB6992

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
19 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
238982 - CV EXPL 07-2355
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslagprocedure tussen werknemer en HDC Media B.V.

In deze zaak, die voorlag bij de Rechtbank Alkmaar, ging het om een kennelijk onredelijk ontslagprocedure tussen een werknemer, aangeduid als [werknemer], en zijn werkgever, de besloten vennootschap HDC Media B.V. De werknemer was sinds 24 januari 1988 in dienst en werkte laatstelijk als scanoperator/werkvoorbereider. Per 15 november 2004 werd hij boventallig verklaard, en zijn arbeidsovereenkomst werd op 1 november 2006 door HDC Media opgezegd. De werknemer vorderde een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk was en eiste een schadevergoeding van € 95.200,- bruto, plus buitengerechtelijke incassokosten.

De rechtbank oordeelde dat het ontslag kennelijk onredelijk was, omdat de opzegging door HDC Media niet was onderbouwd met voldoende valide redenen. De werknemer had eerder al zijn standpunt over de onredelijkheid van het ontslag naar voren gebracht in procedures bij de Sociale Begeleidingscommissie en het CWI, maar de rechtbank concludeerde dat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat de ontslagredenen juist waren. De rechtbank wees erop dat de feitelijk verrichte werkzaamheden van de werknemer bepalend zijn voor de beoordeling van de ontslaggrond, en niet de functietitel.

De rechtbank oordeelde dat de werknemer recht had op een schadevergoeding van € 10.000,- bruto, te vermeerderen met wettelijke rente, en dat HDC Media de proceskosten moest vergoeden. De beslissing werd op 19 september 2007 openbaar uitgesproken door kantonrechter mr. P.G. Vroom, bijgestaan door de griffier. De uitspraak bevestigde de bescherming van werknemers tegen onredelijke ontslagen en benadrukte het belang van een zorgvuldige onderbouwing van ontslagredenen door werkgevers.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 238982 \ CV EXPL 07-2355
Uitspraakdatum: 19 september 2007
Vonnis in de zaak van:
[naam] te Alkmaar
eisende partij
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mw.mr. C.H. Vervoort van SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer
tegen
de besloten vennootschap m.b.a. HDC Media B.V. te Alkmaar
gedaagde partij
verder ook te noemen: HDC Media
gemachtigde: mr. R.J. Wiebosch, advocaat te Haarlem.
Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 24 april 2007 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis d.d. 11 juli 2007 tot comparitie van partijen;
- de ingebrachte twee producties van de zijde van [werknemer];
- de ingebrachte twee producties van de zijde van HDC Media;
- de aantekeningen van de griffier van de op 4 september 2007 gehouden comparitie van partijen.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Het vonnis is bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. [werknemer], geboren [in] 1950, is per 24 januari 1988 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij HDC Media en werkte laatstelijk in de functie van scanoperator/werkvoorbereider. Het actuele maandsalaris van [werknemer] bedraagt € 2.894,82 bruto excl. een maandelijkse loontoeslag van € 96,58 bruto en een vakantietoeslag van 8%.
2. Het bedrijf dat thans HDC Media heet, bestond tot 1 januari 2004 uit twee zelfstandige ondernemingen, die in het kader van een algehele reorganisatie zijn samengevoegd. Het organisatieonderdeel, waar [werknemer] werkzaam was (het Technisch Advertentiebedrijf) is in de loop van 2004 verder gereorganiseerd. Aan deze reorganisatie lag een onderzoeksrapport van CAP Gemini ten grondslag, op basis waarvan een adviesaanvraag is gericht tot de OR, die daarop positief heeft gereageerd.
Op de reorganisatie is het Sociaal Plan van toepassing verklaard, die ook van toepassing is geweest op de samenvoeging van de beide ondernemingen. Onderdeel van het sociaal plan is een ontslagbeschermingsperiode voor boventallig verklaarde werknemers.
3. Per 15 november 2004 is [werknemer] boventallig verklaard, welke periode eindigde per 15 augustus 2006.
4. Na verkregen toestemming van het CWI is de arbeidsovereenkomst tussen partijen vanwege opzegging door HDC Media per 1 november 2006 geëindigd.
Het geschil
5. Kort gezegd, vordert [werknemer] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat HDC Media de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft doen eindigen, een schadevergoeding van € 95.200,- bruto met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten van € 1.500,- excl. btw, kosten rechtens.
6. HDC Media heeft gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer hierna - voor zover nodig - bij de beoordeling van het geschil aan de orde komt.
7. Voor de onderbouwing van de vordering en de (nadere) standpunten van partijen verwijst de kantonrechter kortheidshalve naar de wederzijdse gedingstukken met producties.
De beoordeling
8. [werknemer] is in de eerste plaats van oordeel dat het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk is nu de opzegging van de arbeidsovereenkomst door HDC Media volgens hem is geschied onder opgave van een voorgewende of valse reden.
Tegenover het verweer van HDC Media is de juistheid van die stelling niet gebleken. Zowel in de procedure bij de Sociale Begeleidingscommissie, als in de CWI-procedure heeft [werknemer] dit standpunt reeds breedvoerig naar voren gebracht en heeft (ook) hij telkens de gelegenheid gehad om met name het door hem in dit verband genoemde rapport van de Arbitragecommissie van 3 november 2004 te overleggen. De opzegging is daarmee niet gegeven zonder of onder onjuiste of valse redenen.
9. Anders dan [werknemer] stelt, is niet de benaming van de functie doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een nieuwe functie, doch de feitelijk verrichte werkzaamheden in een functie. Dat criterium is naar HDC Media heeft aangevoerd in overleg met de vakorganisaties gehanteerd, ook in het geval van [werknemer]. [werknemer] heeft de juistheid van die stelling niet voldoende gemotiveerd betwist en heeft evenmin (voldoende) bestreden dat zijn werkzaamheden vooral bestonden uit het inlezen en bewerken van digitaal beeldmateriaal, zodat met het CWI en met de Sociale Begeleidingscommissie van de juistheid daarvan zal worden uitgegaan. De enkele schriftelijke verklaring van mw. [H.], zoals overgelegd door [werknemer], doet daaraan niet af nu niet betwist is dat het vroegere werk van [werknemer] in 2006 is geautomatiseerd en is overgebracht naar India.
Daarmee staat in dit geding voldoende vast dat per 15 november 2004 ten aanzien van [werknemer] sprake was van boventalligheid.
10. [werknemer] stelt verder dat de "nieuwe afspraken" in het Sociaal Plan op zijn situatie zien. Die nieuwe afspraken gelden vanaf 1 juli 2006, derhalve tijdens de duur van zijn arbeids-overeenkomst.
Voor zover van belang voorzien die nieuwe afspraken voor boventallige medewerkers, geboren in 1950 of 1951, in een vergoeding van de Kantonrechtersformule met factor 1,4 of een beschermingsperiode van maximaal 24 maanden.
Anders dan HDC Media aanvoert, valt niet in te zien waarom toepassing van die nieuwe afspraken, waarbij uiteraard rekening dient te worden gehouden met hetgeen reeds op basis van het Sociaal Plan is uitgevoerd, ten gunste van [werknemer] apert onredelijk zou zijn.
11. [werknemer] is geboren in 1950 en hij heeft gebruik gemaakt van de periode van ontslagbescherming van 21 maanden, welke periode volgens de nieuwe afspraken 24 maanden bedraagt.
Rekening houdende met de gewijzigde WW-regeling is een gekapitaliseerde toepassing daarvan redelijk en billijk te achten.
Het vorenstaande resulteert erin dat nog aan [werknemer] toekomt een vergoeding van 3 maandsalarissen, of afgerond € 10.000,- bruto.
Slechts in het licht van dit aspect kan het ontslag als kennelijk onredelijk worden getypeerd (artikel 7:681 lid 2 onder b BW).
12. Dat de begeleiding van [werknemer] (de inspanningsverrichtingen van de zijde van HDC Media) ter gelegenheid van de ontslagbeschermingsperiode niet geheel naar zijn wens is verlopen, is de resultante van factoren die, zoals voldoende is gebleken, niet in de risicosfeer liggen van HDC Media en aldus niet aan haar kan worden toegerekend.
De gestelde pensioenbreuk zal als niet (voldoende) geconcretiseerd verder buiten beschouwing blijven. Ook de medegevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen nu niet is gebleken van incassowerkzaamheden die meer handelingen hebben omvat dan die waarvoor art. 241 Rv een vergoeding pleegt in te sluiten.
13. HDC Media dient als de merendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
Verklaart voor recht dat het [werknemer] gegeven ontslag van 1 november 2006 kennelijk onredelijk is.
Veroordeelt HDC Media om aan [werknemer] tegen kwijting te betalen € 10.000,- bruto ten titel van schadevergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het-opeisbaar-worden van dit bedrag tot de dag van algehele betaling.
Veroordeelt HDC Media in de proceskosten, die voor [werknemer] tot heden worden vastge-steld op een bedrag van € 683,31 [inclusief btw, indien en voor zover door HDC Media verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 400,- voor salaris van de gemachtigde van [werknemer] [waarover HDC Media geen BTW verschuldigd is].
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 19 september 2007 in het openbaar uitgesproken.