ECLI:NL:RBALK:2007:BB9359

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/3272
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening uitwonendenbeurs en feitelijke woonsituatie van de studerende

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 20 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een studerende, en de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IBG). Eiser woont op het gba-adres van zijn vader, maar stelt dat hij feitelijk zelfstandig woont in een bungalow op de camping van zijn vader. De IBG heeft de uitwonendenbeurs van eiser herzien en een vordering van € 2.504,92 vastgesteld, omdat eiser volgens de gemeentelijke basisadministratie (gba) op hetzelfde adres woont als zijn ouders. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de IBG. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 18 september 2007 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij een plattegrond van de camping en een huurcontract heeft overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gba-registratie niet de feitelijke woonsituatie van eiser weergeeft. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de gba-registratie in beginsel doorslaggevend is, eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als uitwonende studerende dient te worden aangemerkt. De rechtbank heeft de IBG opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

De uitspraak benadrukt het belang van feitelijke omstandigheden bij de beoordeling van de woonsituatie van studerenden en de mogelijkheid om af te wijken van de gba-registratie indien er voldoende bewijs is van een andere woonsituatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 06/3272 WSFBSF
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van:
[naam eiser],
Wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen
De hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep,
gevestigd te Groningen,
verweerster.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 25 augustus 2006 heeft verweerster de uitwonendenbeurs van eiser met ingang van 1 augustus 2004 herzien. Hierbij is een vordering vastgesteld van € 2.504,92. Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerster bij besluit van 9 oktober 2006 ongegrond verklaard. Bij brief van 7 november 2006 heeft eiser tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 18 september 2007, waar eiser in persoon is verschenen. Verweerster is verschenen bij gemachtigde mr. P.E. Merema. Verder is verschenen de heer [naam], vader van eiser.
Met toepassing van artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.
Motivering
1. In deze zaak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerster terecht en op goede gronden de uitwonendenbeurs van eiser heeft herzien en hierbij een vordering heeft vastgesteld van € 2.504,92.
2. Verweerster stelt dat eiser volgens de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie (hierna: gba) en het door eiser overgelegde huurcontract op hetzelfde adres woont als zijn ouder(s), namelijk [adres] te [plaats]. Dat eiser een zelfstandige woonruimte bewoont doet hierbij niet ter zake volgens verweerster. In verweer heeft verweerster aangevoerd dat uit de jurisprudentie volgt dat het bij de desbetreffende gemeente geregistreerde adres doorslaggevend is. Verweerster heeft daarbij verwezen naar uitspraken van de rechtbanken Zwolle, Amsterdam en Arnhem. De omstandigheid dat eiser stelt zelfstandig te wonen in een bungalow op de camping van zijn vader kan geen aanleiding geven om in afwijking van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) eiser een uitwonendenbeurs toe te kennen, aldus verweerster.
3. Eiser stelt dat hij wel als uitwonend dient te worden beschouwd. Eisers familie huurt een camping van de gemeente [plaats]. Op deze camping staan, op hetzelfde adres, 4 gezinswoningen, die ieder afzonderlijk verhuurd worden en huur betalen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een plattegrond van de camping overgelegd met daarop aangegeven de woningen, waaronder de woning van zijn vader en zijn eigen woning.
4. In artikel 1.1. Wsf 2000 is bepaald dat een studerende die op hetzelfde adres woont als zijn ouders of één van hen, als thuiswonende studerende wordt aangemerkt. In beginsel kan verweerster bij de beoordeling van de woonsituatie van een studerende dus uitgaan van en volstaan met vergelijking van de adressen waaronder een studerende en (een van) de ouders zijn ingeschreven in het gba. Indien de gba-adressen gelijk zijn kan verweerster in beginsel uitgaan van een situatie van thuiswonen door de studerende.
Niet in geding is dat eiser op het gba-adres van zijn vader woont. Ook is niet in geding dat uit vaste jurisprudentie volgt dat het bij de gemeente geregistreerde adres doorslaggevend is. Dit blijkt ook uit de uitspraken zoals deze door verweerster zijn aangedragen. Dit laat echter onverlet dat de studerende omstandig¬heden kan aanvoeren die nopen tot het oordeel dat in afwijking van een overeen¬komend gba-adres, er feitelijk geen sprake is van thuiswonen. Het is ook vaste jurisprudentie dat de plaats waar iemand woont bepaald wordt door de feitelijke omstandigheden. Noch uit de Memorie van Toelichting van de Wet studiefinanciering (Wsf) (MvT, Kamerstukken II, 1984-1985, 19 1251, nr. 3), noch uit de Memorie van Toelichting van de Wsf 2000 (MvT, Kamerstukken II, 1999-2000, 26 872, nr. 3) blijkt dat voor het controleren van het wel of niet uitwonend zijn van de studerende geen andere controlemogelijkheden bestaan dan het gba. Uit de MvT van de Wsf (p.43) en uit de Memorie van Antwoord bij de behandeling van de Wsf (Kamerstukken, 1985-1986, 19 125, nr.6, p. 80) valt op te maken dat ook andere mogelijkheden van controle niet zijn uitgesloten.
In de door verweerster overgelegde uitspraken is sprake van studerenden die stellen uitwonend te zijn in een woonruimte die grenst aan de ouderlijke woonruimte of daar zelfs deel van uitmaakt. In het onderhavige geval is hiervan echter geen sprake. Eiser heeft een plattegrond overgelegd waarop duidelijk zichtbaar is dat zijn bungalow zich ver van de woning van zijn vader bevindt. Ook heeft eiser een huurcontract overgelegd waaruit blijkt dat hij huur voor de bungalow betaalt. Ter zitting heeft eiser verklaard dat in de huur een bedrag is verdisconteerd voor gas, licht en water en de onroerend-zaakbelastingen. Naar het oordeel van de rechtbank is met deze gegevens, die niet door verweerster zijn betwist, en hetgeen door eiser ter zitting is verklaard in voldoende mate door eiser aannemelijk gemaakt dat de gba-registratie in dit geval niet de feitelijke woonsituatie van eiser weergeeft en dat hij als een uitwonende studerende dient te worden aangemerkt.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerster opdragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerster een nieuw besluit neemt op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de Informatie Beheer Groep aan eiser het griffierecht van € 38,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2007 door mr. M.M. van Weely, rechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier.
griffier rechter
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerster hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.