ECLI:NL:RBALK:2007:BC0146

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
245177 EJ VERZ 07-4251, zie ook vonnis 241249 CV EXPL 07-2847
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoring van de arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Alkmaar op 17 oktober 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgeefster en een werkneemster. De werkneemster, geboren op 17 april 1969, was sinds 13 februari 2002 in dienst als schoonmaakster bij de werkgeefster, die gevestigd is in Rotterdam. De werkneemster was op staande voet ontslagen op 8 december 2006, maar heeft de nietigheid van dit ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor haar werkzaamheden na herstel. De werkgeefster verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat de arbeidsverhouding verstoord was, wat in overwegende mate aan de werkneemster te wijten was. De werkneemster voerde aan dat zij arbeidsongeschikt was en dat de correspondentie van de werkgeefster haar niet had bereikt omdat deze naar een verkeerd adres was verzonden.

De kantonrechter overwoog dat het deskundigenoordeel van het CWI aangaf dat de werkneemster per 8 augustus 2006 ongeschikt was om haar eigen arbeid te verrichten. Echter, het verzoek tot ontbinding werd gegrond op het feit dat de werkneemster niet meewerkte aan haar re-integratie, waardoor het opzegverbod tijdens ziekte niet van toepassing was. De rechter concludeerde dat de vertrouwensbreuk tussen partijen dermate groot was dat er geen perspectief op normalisatie van de arbeidsverhouding meer was. Daarom werd het verzoek van de werkgeefster toegewezen en werd de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 november 2007.

De kantonrechter oordeelde dat er geen vergoeding aan de werkneemster moest worden toegekend, omdat de verstoring van de arbeidsrelatie in overwegende mate aan haar te wijten was. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. Deze beschikking werd in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 245177 \ EJ VERZ 07-4251 \RvK
Uitspraakdatum: 17 oktober 2007
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [werkgeefster], gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam
verzoekende partij [verder ook te noemen: [werkgeefster]]
gemachtigde: mr. E. Spijer, advocaat te Naaldwijk
tegen
[werkneemster], wonende te Heerhugowaard
verwerende partij [verder ook te noemen: [werkneemster]]
gemachtigde: mr R. Kiewitt, advocaat te Alkmaar.
[toevoeging nr.: 4GC2029]
Het procesverloop
[werkgeefster] heeft op 8 augustus 2007 een verzoekschrift ingediend.
Daar heeft [werkneemster] bij verweerschrift op gereageerd.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 26 september 2006, tegelijkertijd met de comparitie van partijen in de dagvaardingszaak (zaaknr./rolnr.: 241249 CV EXPL 07-2847); verzoekster werd vertegenwoordigd door de heer [V.].
Beide partijen werden ter zitting bijgestaan door hun gemachtigden, welke pleitnota's hebben overgelegd.
Vervolgens is heden uitspraak bepaald.
De uitgangspunten
1. [werkneemster], geboren op 17 april 1969, is op 13 februari 2002 als schoonmaakster in dienst getreden bij [werkgeefster]. Zij verrichtte haar werkzaamheden bij het Van der Valk Hotel te Alkmaar. Het laatstverdiende salaris bedraagt gemiddeld € 624, 35 bruto.
2. [werkneemster] is op 8 december 2006 op staande voet ontslagen. De gemachtigde van [werkneemster] heeft op 19 december 2006 de nietigheid van dat ontslag ingeroepen en tevens aangegeven dat [werkneemster] zich beschikbaar hield de overeengekomen arbeid te verrichten na haar herstel.
Het geschil
3. [werkgeefster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] op een zo kort mogelijke termijn te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding, voor zover onherroepelijk in rechte zou komen vast te staan dat er (nog) sprake is van een arbeidsovereenkomst, kosten rechtens.
4. Aan dit verzoek legt [werkgeefster], kort gezegd, ten grondslag dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De arbeidsverhouding tussen partijen is verstoord hetgeen in overwegende mate aan [werkneemster] is te wijten. [werkneemster] is immers sinds 1 augustus 2006, de eerste werkdag na haar vakantie, niet meer op het werk verschenen en zij houdt zich steeds onbereikbaar voor [werkgeefster], terwijl die er alles aan heeft gedaan om haar te bereiken.
5. Het verweer van [werkneemster] strekt tot afwijzing van het verzoek. [werkneemster] voert aan dat zij arbeidsongeschikt is vanaf 8 augustus 2006. De brieven van [werkgeefster] hebben haar nooit bereikt omdat deze naar een verkeerd adres zijn verzonden. Bovendien had [werkneemster] een gemachtigde ingeschakeld zodat [werkgeefster] de correspondentie aan het adres van de gemachtigde had dienen te sturen en niet naar haar huisadres.
De beoordeling
6. De kantonrechter overweegt in de eerste plaats dat de conclusie van het deskundigenoordeel van het CWI d.d. 2 april 2007 luidt dat [werkneemster] per 8 augustus 2006 ongeschikt is om de eigen arbeid te verrichten, zodat een verbod tot opzegging zou kunnen gelden. Echter gebleken is dat het verzoek tot ontbinding gegrond is op de omstandigheid dat [werkneemster] zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan haar re-integratie, zodat de het opzegverbod tijdens ziekte ex artikel 7:670 van het Burgerlijk Wetboek [BW] niet geldt. Evenmin houdt het ontbindingsverzoek verband met een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 7:648 en 7:670a BW of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
7. Hoewel [werkneemster] in beginsel de arbeidsovereenkomst wenst te continueren, komt de kantonrechter op grond van de inhoud van de schriftelijke bescheiden en hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gekomen evenwel tot de slotsom dat de vertrouwensbreuk (in elk geval aan de zijde van [werkgeefster]) thans dermate groot is dat elk perspectief op normalisatie van de arbeidsverhouding illusoir is te achten. Het (voorwaardelijke) verzoek van [werkgeefster] is daarom toewijsbaar en de arbeidsovereenkomst tussen partijen zal op grond van gewichtige redenen, meer in het bijzonder van verandering in de omstandigheden per 1 november 2007 ontbonden worden.
8. Thans rest de vraag of er een vergoeding moet worden toegekend, waartoe de kantonrechter het volgende overweegt. Na terugkomst van haar vakantie is [werkneemster] niet op het werk verschenen. Nadat [werkgeefster] contact met haar zocht is zij op het spreekuur van de bedrijfsarts geweest, welke van mening was dat [werkneemster] met twee weken haar werkzaamheden zou kunnen hervatten. Sindsdien is [werkneemster] niet meer op het werk verschenen. Uit niets blijkt dat [werkneemster] ook maar enige poging heeft gedaan om met [werkgeefster] in contact te komen. Met name heeft zij haar adreswijziging(en) niet tijdig doorgegeven. Voor [werkgeefster] was op deze manier niet te controleren of [werkneemster] al dan niet arbeidsongeschikt is. Daaraan doet niet af dat, zoals ter zitting is gebleken, [werkneemster] moeite heeft met de Nederlandse taal, zodat zij wellicht de inhoud van de brieven van [werkgeefster] niet begreep. Vast staat dat [werkneemster] in ieder geval enkele van de brieven van [werkgeefster] - waaronder de brief van 23 augustus 2006, waarop haar gemachtigde heeft gereageerd - heeft ontvangen, zodat [werkneemster] had moeten beseffen dat zij in ieder geval contact op diende te nemen met [werkgeefster]. Nu zij dat niet heeft gedaan is de verstoring van de arbeidsrelatie in overwegende mate aan [werkneemster] te wijten, zodat geen plaats is voor toekenning van een vergoeding.
9. De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren.
De beslissing
De kantonrechter:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen - voor zover die mocht blijken te bestaan - met ingang van 1 november 2007.
Bepaalt, dat beide partijen de eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 17 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken.