ECLI:NL:RBALK:2007:BC0820

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
20 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810232-06
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Westdorp
  • S.M. Jongkind-Jonker
  • Y.M.I. Greuter-Vreeburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met zwaar lichamelijk letsel door meerdere personen

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 20 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel. De feiten vonden plaats in de periode van 27 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel. De verdachte, geboren in 1972, werd ervan beschuldigd samen met anderen slachtoffer 2 te hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag door middel van geweld. Slachtoffer 2 verklaarde dat hij door meerdere personen was mishandeld en gedwongen om aan te geven waar hij zijn geld bewaarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders slachtoffer 2 met harde voorwerpen hebben geslagen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft echter niet bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk de dood van slachtoffer 2 heeft beoogd, noch dat hij betrokken was bij de dood van slachtoffer 1. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlasteleggingen, maar werd wel schuldig bevonden aan de afpersing van slachtoffer 2. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de inbeslaggenomen goederen, die in verband stonden met de misdrijven, onttrokken moesten worden aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Locatie Alkmaar
Parketnummer : 14.810232-06
Datum uitspraak : 20 december 2007
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
Verdachte
geboren in 1972,
gedetineerd in PI Midden Holland, De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 februari 2007, 23 april 2007, 22 mei 2007, 16 juli 2007, 10 oktober 2007 alsmede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3, 4 en 6 december 2007.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 december 2007 gewijzigd op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk Slachtoffer 1 van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die Slachtoffer 1 met (een) knuppel(s), althans met (een) hard(e) voorwerp(en) een of meerma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam geslagen,
tengevolge waarvan voornoemde Slachtoffer 1 is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten de diefstal in vereniging van een geldbedrag van
(ongeveer) 5.000 euro, althans (ongeveer) 12.000 euro, althans enig geldbedrag
en/of de mobiele telefoon van Slachtoffer 1 althans een of meer mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk Slachtoffer 1 van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die Slachtoffer 1 met (een) knuppel(s), althans met (een) hard(e) voorwerp(en) een of meerma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam geslagen en/of die Slachtoffer 1 met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntige(e) voorwerp(en) in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde Slachtoffer 1 is overleden,
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld Slachtoffer 1 heeft gedwongen tot de afgifte van een geldsbedrag van 5.000 euro, althans (ongeveer) 12.000 euro, althans een geldsbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die Slachtoffer 1, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
- die Slachtoffer 1 met (een) knuppel(s), althans met (een) hard(e) voorwerp(en) een of meerma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam geslagen en/of
- die Slachtoffer 1 met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntige(e) voorwerp(en) in het lichaam gestoken en/of gesneden,
tengevolge waarvan die Slachtoffer 1 is overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk Slachtoffer 2 van het leven te beroven,
met dat opzet (tezamen met zijn mededaders, althans alleen)
- naar de woning van die Slachtoffer 2 is/zijn toegegaan en/of
- die Slachtoffer 2 met (een) knuppel(s), althans met (een) hard(e) voorwerp(en) een of meerma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam geslagen,
- die Slachtoffer 2 met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntige(e)
voorwerp(en) in het lichaam gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten de diefstal in vereniging van een geldbedrag van (ongeveer) 5.000 euro, althans (ongeveer) 12.000 euro, althans enig geldbedrag en/of de mobiele telefoon van Slachtoffer 2, althans een of meer mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk Slachtoffer 2 van het leven te beroven (samen met zijn mededaders, althans alleen)
- met dat opzet naar de woning van die Slachtoffer 2 is/zijn toegegaan en/of
- die Slachtoffer 2 met (een) knuppel(s), althans met (een) hard(e) voorwerp(en) een of meerma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen,
- die Slachtoffer 2 met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntige(e) voorwerp(en) in het lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld G. Slachtoffer 2 heeft gedwongen tot de afgifte van een geldsbedrag van 5.000 euro, althans (ongeveer) 12.000 euro, althans een geldsbedrag en/of de mobiele telefoon van Slachtoffer 2, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die Slachtoffer 2, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
- die Slachtoffer 2 (onder misleiding) weggevoerd in een voertuig naar een (andere) locatie en/of
- die Slachtoffer 2 in dat voertuig en/of op die (andere) locatie belet om dat voertuig en/of die locatie te verlaten en/of
- geslagen en/of geschopt tegen het lichaam van die Slachtoffer 2 en/of
- (na te zijn teruggekeerd naar de woning van die Slachtoffer 2) die Slachtoffer 2 met (een) knuppel(s), althans met (een) hard(e) voorwerp(en) een of meerma(a)l(en) op/tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam geslagen en/of
- die Slachtoffer 2 met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntige(e) voorwerp(en) in het lichaam gestoken en/of gesneden,
tengevolge waarvan die Slachtoffer 2 zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 27 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, aan Slachtoffer 2 zwaar lichamelijk letsel toegebracht
immers heeft verdachte die Slachtoffer 2 met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntige(e) voorwerp(en) in het lichaam gestoken en/of gesneden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. DE VORDERING VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten. Voorts heeft de officier gevorderd dat de rechtbank:
- verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- de in beslag genomen goederen en sporen zal verbeurd verklaren.
3. HET STANDPUNT VAN DE VERDEDIGING
De verdediging heeft betoogd dat in de zaak "extreem weinig feiten kunnen worden vastgesteld". Daarentegen kan er wel een "enorme hoeveelheid mogelijkheden worden geproduceerd". Volgens de verdediging zijn er reële alternatieve scenario's denkbaar, welke geloofwaardiger zijn dan het scenario waarin verdachte, in welke hoedanigheid dan ook, betrokken is geweest bij de hem ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van het in de Suzuki Alto aangetroffen mengprofiel heeft de verdediging opgemerkt dat er een redelijke verklaring kan zijn voor het aangetroffen spoor. De mogelijkheid bestaat dat verdachte na de aanslag in Sint Maarten daar aanwezig is geweest en op enige manier contact heeft gehad met Slachtoffer 2.
4. HET OORDEEL VAN DE RECHTBANK
Op 28 maart 2006 omstreeks 02.47 uur kreeg de politie de opdracht naar perceel Dorpsstraat 17 te Sint Maarten te gaan. Daar aangekomen zag één van de verbalisanten aan de overzijde van de weg een man staan. De man had een bebloed hoofd en liep slecht.
Eén van de verbalisanten treft in een aanbouw van het perceel Dorpstraat 17 te Sint Maarten een man aan die geknield met zijn gezicht tegen een kast aanzit. De verbalisant vermoedt dat deze man is overleden.
De als getuige gehoorde Getuige 1 verklaarde tegenover de politie dat hij die dag omstreeks 02.45 uur iemand op het raam hoorde kloppen. Getuige 1 verbleef op dat moment op het adres Dorpsstraat 17 te Sint Maarten. Getuige 1 zag een persoon, die onder het bloed zat en meer knielde dan dat hij rechtop stond. Op verzoek van de politie heeft Getuige 1 de man naar zijn naam gevraagd. Deze antwoordde daarop Slachtoffer 2 te heten.
Slachtoffer 2 is overgebracht naar het Medisch Centrum Alkmaar, waar hij werd bewaakt door een tweetal verbalisanten. Op 28 maart 2006, omstreeks 07.30 uur, verklaarde Slachtoffer 2 tegenover deze verbalisanten: “Ik ben vannacht een half uur lang met honkbalknuppels in elkaar geslagen. Het waren vier personen”.
De forensisch geneeskundige P.T. Bet heeft in een geneeskundige verklaring melding gemaakt van het navolgende, door hem bij Slachtoffer 2 geconstateerde letsel:
- bloeduitstortingen voeten/onderbenen
- streepvormige bloeduitstortingen
- door verband omwikkelde letsels beide handen en polsen
- wonden lippen + ontbrekende boventanden
- roodbruine vloeistof in urinekatheter
ziekenhuisdossier:
- midschacht middelste kootje fractuur
- toppneumothorax links (linkerlong ingeklapt)
- fractuur neusbot
- grote barstwonden achterhoofd
- bloeduitstortingen wangen, ledematen links en rechts.
Orthopaedisch chirurg L.C.M. Keijser heeft schriftelijk verklaard bij Slachtoffer 2, geboren in 1974 te P., het volgende uitwendig letsel te hebben waargenomen:
- zeer uitgebreide bloeduitstortingen en barstwonden over het gehele lichaam
- zwelling en standsafwijking rechter wijsvinger
- scherpe verwonding gelaat
- zwelling neusrug.
Technisch rechercheur Van de Hee heeft op 28 maart 2006 in het Medisch Centrum Alkmaar gezien dat het slachtoffer Slachtoffer 2 onder andere steekwonden in beide billen had. Deze steekwonden worden door hem als volgt omschreven :
“Het letsel op de billen is gezien de vorm, vrijwel zeker veroorzaakt door een mes en een voorwerp met twee scherpe punten (foto 35). In de rechterbil bevinden zich 1 steekwond van een mes en twee van een voorwerp met twee scherpe punten (foto 36). In de linkerbil bevonden zich 3 wonden van een mes en twee van een voorwerp met twee scherpe punten (foto 37)”.
Op 12 april 2006 heeft getuige Getuige 2 tegenover de politie verklaard dat op 27 maart 2006 omstreeks 09.30 uur, een man van Poolse afkomst zijn zwarte Opel Calibra ter reparatie aanbood en dat hem als vervangende auto een Suzuki Alto werd meegegeven, kleur rood en voorzien van kenteken. De getuige heeft voorts verklaard dat op dinsdag 28 maart 2006, omstreeks 16.30 uur, een Poolse vrouw, van wie hij wist dat het de vriendin was van de Poolse man, de Opel Calibra kwam ophalen en dat zij daarbij de vervangende auto, de rode Suzuki Alto, achterliet. Aan getuige Getuige 2 zijn foto's getoond van verdachte, Verdachte, geboren in 1972 te L, en medeverdachte, geboren in 1980 te L. De rechtbank begrijpt dat het hier gaat om de foto's op respectievelijk pagina 166 in map G1 en pagina 167 in map G2 .De getuige herkent beide personen voor de volle honderd procent als de hiervoor genoemde Poolse man en diens vriendin.
De Suzuki Alto met kenteken is door de politie in beslag genomen en vervolgens op 24 april 2006 onderzocht op de aanwezigheid van (latent) bloed. Tijdens dit onderzoek werden op verschillende plaatsen verspreid in het voertuig luminescenties aangetroffen, indicatief voor de aanwezigheid van bloed. Vijftien bloedsporen zijn veiliggesteld.
De sporen zijn overhandigd aan opsporingsambtenaar Denneman en door hem in beslag genomen conform de DNA-wetgeving. Op 26 april 2006 zijn de bemonsteringen afgegeven aan het Nederlands Forensisch Instituut te Rijswijk (hierna: het NFI).
Ing. M.J.W. Pouwels van het NFI heeft de bemonsteringen onderworpen aan een vergelijkend DNA- onderzoek. Hij komt tot de conclusie dat het celmateriaal van een drietal bemonsteringen afkomstig kan zijn van G. Slachtoffer 2. Het betreft de volgende bemonsteringen:
- een stukje kunststof van het dakhemeltje rechts naast de binnenspiegel;
- een bemonstering van de linkerzijde van de rugleuning van de bijrijdersstoel;
- een bemonstering van de leerbekleding van de stoelzitting van de bijrijdersstoel.
De kans dat een ander willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel bezit is volgens de deskundige kleiner dan 1 op 1 miljard.
Een vierde bemonstering, te weten van de stiknaad rechts op de zitting van de bijrijdersstoel, betreft bloed/celmateriaal waarvan een DNA-mengprofiel is verkregen. In dit mengprofiel zijn DNA-kenmerken zichtbaar geworden van Slachtoffer 2 en van de verdachte. Dit betekent volgens het NFI dat het onderzochte bloed/celmateriaal afkomstig kan zijn van Slachtoffer 2, vermengd met het celmateriaal dat afkomstig kan zijn van de verdachte. De kans dat DNA-kenmerken van een willekeurig gekozen persoon passen in het DNA-mengprofiel van het celmateriaal van de desbetreffende bemonstering is ongeveer 1 op 10.000.
Technisch rechercheurs Dogger en Van de Hee hebben op 28 maart 2006 omstreeks 04.00 uur een onderzoek ingesteld in en rond het perceel Dorpsstraat 17. In het gedeelte van de woonkamer en de keuken zagen zij op de witte plavuizen vloer in de bloedsporen meerdere afdrukken van schoenzolen. Omdat het niet mogelijk bleek de sporen met folie af te nemen, hebben de rechercheurs de schoenzoolsporen gefotografeerd. Zij hebben onder meer een afdruk gefotografeerd van een schoen met paarsgewijze noppen langs de zoolrand en stervormige noppen in het midden van de zool. De zool is aangeduid als zool E en voorzien van spoornummer 149.
Op 6 april 2006 werd verdachte aangehouden door de federale recherche te Leuven, België. Bij die aanhouding werden de schoenen van verdachte onderworpen aan technisch onderzoek. De schoenen (merk SNKS) en de zolen daarvan werden gefotografeerd. Van de zolen zijn bovendien afdrukken gemaakt. De schoenen zijn niet meer voor nader onderzoek voorhanden.
Verbalisanten hebben de schoenen van verdachte op 25 april 2006 opgevraagd in de gevangenis te Leuven, waar verdachte na zijn aanhouding verbleef. De bewaarders aldaar hebben aan de verbalisanten laten weten dat verdachte desgevraagd wegens medische redenenen na goedkeuring van de arts zijn schoenen op cel bezorgd heeft gekregen. Verdachte heeft de schoenen vervolgens weggegooid.
Op 2 februari 2007 heeft Getuige 3 als getuige tegenover de politie de navolgende verklaring afgelegd:
U laat mij foto nummer 12 zien ( de rechtbank begrijpt de foto op blz. 12 in map E4). Dat is A. Deze man, die zich later voorstelde als A, werkte op een manege in Petten. Heb je voor mij een stuk papier en een pen? Ik wil iets tekenen.
De verbalisanten zien vervolgens dat De Getuige 3 gaat tekenen. Zij horen hem zeggen: "Ik ga een mes tekenen. Het handvat is zwart en het mes heeft twee punten".
De Getuige 3 heeft voorts verklaard:
Volgens mij heeft het mes vier scherpe zijden. Ik heb spullen gekregen om in mijn huis op te slaan van een vriend uit Hensbroek. Wat ik onder andere gekregen had, was dit mes wat ik zojuist getekend heb. A. heeft dat mes bij mij vandaan meegenomen. Ik heb hem dat mes geleend. Hij kwam het mes bij mij vragen, twee dagen voor de moord in het pension in Sint Maarten.
Op 24 april 2006 is aan de getuige 3 door verbalisanten de foto getoond van de man die op 7 april 2006 in België is aangehouden, op dat moment nog bekend onder de naam K.
Getuige 4 heeft op 7 februari 2007 tegenover de politie bevestigd dat getuige 3 voor hem gereedschap heeft opgeslagen, alsmede een double shadow, een mes van carbonstaal met een zwart handvat. Hij verklaart voorts dat hij van De getuige 3 hoorde dat A. dat mes wilde lenen en dat hij het mes nooit heeft teruggezien. Getuige 4 verklaart dat hij het mes in 2000 of 2001 heeft gekocht bij S. in Alkmaar.
Aan Getuige 4 is een kopie getoond van een foto van een mes (foto in map E4, blz. 120), welke foto door S. ter beschikking was gesteld van de politie. Getuige 4 verklaarde dat deze fotokopie het mes betrof, waarover hij had verklaard.
Verbalisant Overtoom heeft verklaard dat in overleg met de teamleiding van het onderzoek via de getuige S. het mes/dolk is besteld bij het bedrijf Böker Baumwerk GmbH te Solingen. Op 12 maart 2007 heeft de verbalisant het mes in ontvangst genomen en op 13 maart 2007 voor nader onderzoek overgedragen aan de afdeling forensische opsporing van de Regiopolitie Noord-Holland Noord. Het aangeschafte mes betrof een mes van het merk United Cutlerye, type Wasp Dagger.
Forensisch arts D. Botter van het NFI heeft ter beoordeling van het letsel van Slachtoffer 2 het mes aangeleverd gekregen ( de rechtbank begrijpt uit zijn verslag dat het hier gaat om het mes, afgebeeld op de foto's op pagina 5 van het rapport), alsmede een kleurenfotoprint van de achterzijde van twee billen ( de rechtbank constateert dat het hier gaat om dezelfde foto als genoemd in het proces-verbaal onder voetnoot nr. 6)
De in het verslag opgenomen conclusie van D. Botter luidt als volgt:
De dubbele/gepaarde scherprandige huidklievingen kunnen zeer wel veroorzaakt zijn door een mes met de uiterlijke kenmerken als van het getoonde exemplaar.
Op bevel van de officier van justitie werd op 6 februari 2007 in een bezoekersruimte van de penitentiaire inrichting te Amsterdam vertrouwelijke communicatie opgenomen tussen de aldaar gedetineerde Slachtoffer 2 en zijn bezoeker getuige 5 (rb.: niet zijnde verdachte), geboren te polen in 1983.
Het gesprek tussen Slachtoffer 2 en Getuige 5, gevoerd in de Poolse taal, is door een beëdigde tolk Poolse taal beluisterd en vertaald. Het gesprek is voor zover mogelijk letterlijk weergegeven in het proces-verbaal :
G= Slachtoffer 2
Z= Getuige 5
Map E5 blz. 73:
G: Hij sloeg me hier, zes of zeven keer, ik kon geen stap verzetten (....stukje onverstaanbaar...) ze hebben me naar de auto gebracht aan de zijkant, met z'n vieren.
Z: Maar er stond daar geschreven, dat de actie eerst voor het huis plaatsvond.
G: Je weet het niet, je weet het niet, eerst was het als volgt, ongeveer een uur eerder (...stukje onverstaanbaar...) vraagt hij mij om met hem mee te gaan om iets te eten te halen. Hij heeft mij mee weten te krijgen. Hij heeft mij mee weten te krijgen, hij wist toch dat ik dat wilde kopen. Ik wist niet (...stukje onverstaanbaar...) ik wilde het kopen . Hij nam mij mee naar dat huisje van hen, hoerenzoon daar waren er meer, ze hebben me vastgebonden toen in de auto gegooid. We kwamen aan bij het motel, ze vielen binnen, ze bonden hem vast, het is moeilijk om het mij te herinneren snap je, en toen pas hebben ze mij gebracht. Ik heb alles gezien.
Z: Is het niet gelukt om uit de auto te ontsnappen?
G: pfff, nee voor geen meter.
Ze slaan je op je enkels, je kunt geen stap verzetten. Ik was al op mijn benen geslagen en mijn handen waren vastgebonden. Ik wist al dat het mis zou gaan, ik wist dat al in de auto, ik heb dat al tegen hem in de auto gezegd, neem het geld mee en neem de benen, neem het geld mee en neem de benen.
G: Want ik had een deel van het geld bij me en een deel had ik daar, snap je, ze wilden nodig nog dat tweede deel krijgen klote, onzin.
Op 11 april 2006 heeft slachtoffer 2 tegenover de politie verklaard : Ik heb gezien dat ze mijn geld vonden. Ze hebben ons in elkaar geslagen. Toen ze mij om geld vroegen maakte ik een gebaar met mijn hoofd van: "hier".
Op grond van de bewijsmiddelen, zoals hiervoor weergegeven, acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de nacht van 27 op 28 maart 2006 slachtoffer 2 heeft opgehaald bij het pension, waar slachtoffer 2 en slachtoffer 1 op dat moment verbleven. Onder valse voorwendselen is slachtoffer 2 met verdachte meegelokt, in de rode Suzuki Alto naar een onbekend gebleven locatie gebracht en daar door meerdere personen mishandeld. Vervolgens werd slachtoffer 2 teruggebracht naar het pension. Deze gang van zaken vindt bevestiging in het feit dat op de bijrijdersstoel van de Suzuki Alto, welke auto slechts gedurende een zeer korte periode door verdachte is gebruikt, meerdere bloedsporen zijn aangetroffen met het DNA-profiel van slachtoffer 2.
De verdediging heeft ten aanzien van het in de Suzuki Alto aangetroffen mengprofiel opgemerkt dat de mogelijkheid bestaat dat verdachte na de aanslag in Sint Maarten daar aanwezig is geweest en op enige manier contact heeft gehad met slachtoffer 2. De in de auto aangetroffen bloedsporen van slachtoffer 2 zijn echter dermate redengevend voor het bewijs dat het op de weg van verdachte had gelegen een meer concrete verklaring te geven teneinde die redengevendheid te ontzenuwen.
Verdachte heeft er echter - ook na overleg met zijn raadsman tijdens een onderbreking van de behandeling ter terechtzitting - voor gekozen om te blijven zwijgen. Aan dit zwijgen verbindt de rechtbank de consequentie dat de bloedsporen dienen mee te werken tot het bewijs van de hiervoor geschetste gang van zaken.
Overigens blijkt deze gang van zaken ook uit de hiervoor weergegeven opname van vertrouwelijke communicatie tussen slachtoffer 2 en getuige 5, geboren in 1983, en de door deze getuige 5 ter terechtzitting van 3 december 2007 afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik heb gehoord dat die andere Verdachte ermee te maken had. Slachtoffer 2 bevestigde dat hij, die Verdachte, ermee te maken had. Slachtoffer 2 heeft nooit een andere naam genoemd dan Verdachte, dit is de enige naam die ter sprake is gekomen.
Slachtoffer 2 zei tegen mij dat hij vanuit zijn huis naar een schuurtje was gebracht om hem daar in elkaar te slaan. Daarna is hij teruggebracht. Hij heeft gezegd dat er drie of vier personen zijn meegegaan in de auto. Hij heeft gezegd dat hij een dreun op zijn hoofd kreeg toen hij het schuurtje binnen ging.
Slachtoffer 2 heeft verteld dat ze hem weer hebben teruggebracht en dat hij daar verder is geslagen. Hij heeft verteld dat slachtoffer 1 al op de grond lag toen hij thuis kwam, die was al in elkaar gemept. Zij waren slachtoffer 1 op dat moment aan het slaan.
Mede redengevend voor het bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de mishandeling van slachtoffer 2 zijn naar het oordeel van de rechtbank de bevindingen met betrekking tot het tweepuntig mes. Op basis van de door getuige 4 en getuige 3 afgelegde, hiervoor reeds weergegeven verklaringen, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte een paar dagen vóór de mishandeling van Slachtoffer 2, in het bezit is gekomen van een dergelijk, niet alledaags mes. Ook gaat de rechtbank ervan uit dat een aantal steken in de billen van slachtoffer 2 met een dergelijk mes moeten zijn toegebracht.
Dat verdachte na de mishandeling van slachtoffer 2 op een onbekend gebleven locatie is teruggekeerd naar diens woning en daar ook binnen is geweest, vindt bevestiging in het gegeven, dat bij nadere beschouwing van de in België gemaakte proefafdrukken van de zolen van de schoenen van verdachte is gebleken dat in een van de tapse noppen van de rechterhak van de schoen een typische onregelmatigheid aanwezig was, welke mogelijk was veroorzaakt door een beschadiging in de zool van de schoen.
Bij vergelijking van enerzijds het onder nummer 149 in beslag genomen schoenspoor (zoals hiervoor reeds aangegeven betreft het hier een fotografische opname van een in bloed gezet schoenspoor) en anderzijds de afdruk van de rechterschoen bleek dat de maatvoering en het profiel overeen kwamen. Tevens bleek dat op de plaats van de onregelmatigheid in de proefafdruk van de rechterschoen eveneens op die plaats een typische onregelmatigheid in spoor nummer 149 aanwezig was.
Ook al wordt de kwaliteit van schoenspoor nummer 149 zeer matig genoemd, dit spoor kan in samenhang met de overige bewijsmiddelen wel meewerken tot het bewijs van de aanwezigheid van verdachte in de woning van slachtoffer 2 en slachtoffer 1 in Sint Maarten na het moment waarop slachtoffer 2 op een locatie elders was mishandeld. De rechtbank heeft hierbij ook in aanmerking genomen dat verdachte zijn schoenen desgevraagd om medische redenen heeft teruggekregen om ze vervolgens zonder opgave van redenen weg te gooien.
Gelet op de verklaring van slachtoffer 2 heeft hij, eenmaal in de woning, met een hoofdknik aangeduid waar hij zijn geld bewaarde. Naar het oordeel van de rechtbank moet worden aangenomen dat slachtoffer 2, die ter zitting geen getuigenis heeft willen afleggen, hiertoe werd gedwongen door het op hem uitgeoefende geweld.
Het aanduiden van de plaats waar hij zijn geld bewaarde, dient naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als het gedogen dat dit geld werd weggenomen, hetgeen gelijk gesteld kan worden met een feitelijke afgifte van dat geld.
De rechtbank heeft geen bewijsmiddelen aangetroffen, waaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij het jegens slachtoffer 1 uitgeoefende geweld. Gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is immers niet denkbeeldig dat slachtoffer 1 reeds gewond was op het moment dat verdachte, slachtoffer 2 en mogelijk nog andere personen in het pension te Sint Maarten terugkeerden. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat een ander of anderen verantwoordelijk moeten worden gehouden voor de dood van slachtoffer 1. Dit geldt temeer nu uit de bewijsmiddelen ook niet is gebleken van enig plan om slachtoffer 1 zodanig letsel toe te brengen, dat deze zou komen te overlijden, bij het maken van welk plan verdachte betrokken zou zijn geweest. Tenslotte heeft de rechtbank ook geen bewijsmiddelen aangetroffen, op grond waarvan bewezen zou kunnen worden geacht, dat verdachte op enigerlei wijze, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, geld en/of goederen afhandig heeft gemaakt van slachtoffer 1.
Het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde kan naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen worden geacht omdat, gelet op de aard van de aan slachtoffer 2 toegebrachte verwondingen, niet kan worden aangenomen dat er sprake is geweest van opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de dood van slachtoffer 2. De rechtbank wijst er in dit verband op dat Slachtoffer 2 in diens billen is gestoken, derhalve niet op een vitale plaats, en dat niet is gebleken dat slachtoffer 2 meermalen zo hard met een of meer voorwerpen op zijn hoofd is geslagen dat de aanmerkelijke kans bestond dat hij zou komen te overlijden.
Ook is niet duidelijk geworden of de onbekend gebleven locatie, waar slachtoffer 2 werd mishandeld, gelegen was in de gemeente Harenkarspel. De tenlastelegging onder 2 vermeldt slechts de gemeente Harenkarspel als pleegplaats.
De rechtbank acht het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde, met uitzondering van het gedeelte na "en/of" wel bewezen. Weliswaar is niet gebleken dat verdachte zich in Sint Maarten (gemeente Harenkarspel) ook zelf heeft schuldig gemaakt aan gewelddadige handelingen jegens het slachtoffer 2, maar dat is in het kader van het medeplegen ook niet vereist. De in het kader van het medeplegen wel vereiste samenwerking is in voldoende mate uit de bewijsmiddelen gebleken.
Wat betreft het na "en/of" onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de steken met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), hebben geleid tot lichamelijk letsel, dat als zwaar moet worden gekwalificeerd.
5. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wetttig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
6. DE BEWEZENVERKLARING
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 27 maart 2006 tot en met 28 maart 2006 te Sint Maarten, gemeente Harenkarspel, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld Slachtoffer 2 heeft gedwongen tot de afgifte van een geldsbedrag, toebehorende aan die slachtoffer 2, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders die slachtoffer 2 met harde voorwerpen meermalen op/tegen diens lichaam geslagen, tengevolge waarvan die slachtoffer 2 zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Hetgeen onder 2 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Dit geldt ook voor de in de tenlastelegging opgenomen passage dat verdachte en/of zijn mededader(s) slachtoffer 2 (onder misleiding) heeft/hebben weggevoerd in een voertuig naar een andere locatie en slachtoffer 2 aldaar hebben geslagen en/of geschopt. Hoewel deze handelingen op zichzelf wel bewezen zijn, is niet komen vast te staan dat zij in de gemeente Harenkarspel zijn gepleegd. Ten aanzien van de aan slachtoffer 2 toegebrachte messteken is niet komen vast te staan dat deze steken zijn toegebracht teneinde hem te dwingen tot de afgifte van geld. Integendeel, uit hetgeen slachtoffer 2 aan de getuige 5 heeft verteld blijkt dat de steken zijn toegebracht nadat slachtoffer 2 al had aangegeven waar hij zijn geld bewaarde.
7. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
8. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
9. MOTIVERING VAN DE STRAF
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft zich samen met mededaders schuldig gemaakt aan een bijzonder gewelddadige afpersing. Uit het dossier is komen vast te staan dat het de verdachte en zijn mededaders te doen was om een geldbedrag. De verdachte heeft onder valse voorwendselen het slachtoffer 2 in een auto meegenomen naar een onbekende plaats, alwaar het slachtoffer is mishandeld. Vervolgens heeft verdachte samen met anderen het slachtoffer weer teruggebracht naar zijn verblijfplaats in Sint Maarten, alwaar het slachtoffer 2 werd geconfronteerd met zijn gewonde vriend slachtoffer 1. In het pension hebben verdachte en/of zijn mededaders het slachtoffer 2 nog meer klappen toegebracht met harde voorwerpen. slachtoffer 2 heeft uiteindelijk de verdachte en zijn mededaders met een hoofdknik aangegeven waar zij het geld konden vinden.
Vervolgens hebben de verdachte en zijn mededaders het pension verlaten met achterlating van de zwaar gewonde slachtoffer 2 en slachtoffer 1.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 8 februari 2007. Hoewel het nog niet in voornoemd uittreksel is vermeld is het de rechtbank ambtshalve bekend dat de verdachte kort geleden in de zaak met de onderzoeksnaam OSCAR terzake vermogens en geweldsdelicten tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is veroordeeld.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
Bij de bepaling van de duur en de vorm van die vrijheidsstraf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft steeds geweigerd mee te werken aan rapportage en heeft ter zitting, ook op het moment dat zijn persoonlijke omstandigheden aan de orde kwamen, ervoor gekozen om gebruik te maken van zijn zwijgrecht.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op haar plaats is.
10. MOTIVERING VAN DE MAATREGEL
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een lijst van inbeslaggenomen goederen Dorpsstraat 17 te Sint Maarten overgelegd. Deze goederen zijn onder verdachte, slachtoffers 2 en 1 en mede-verdachte in beslag genomen en worden bij de BDR te Alkmaar bewaard. Deze lijst wordt als lijst I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank is van oordeel, dat de inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers M002 (een kogelwerend vest) en M023 (1 zwarte tas, inhoudende 4 portofoons, 4 klips, een portofoonhouder, 1 lader en 1 laadstation voor 2 portofoons) op de lijst van de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting het volgende gebleken.
De voorwerpen behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf aangetroffen en kunnen dienen tot begaan van soortgelijke misdrijven.
11. BESLISSING OMTRENT IN BESLAG GENOMEN VOORWERPEN
11.1 De rechtbank is van oordeel, dat de navolgende op bovengenoemde lijst I voorkomende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
a. B 1000-22 afgescheurd briefje met de tekst: Hansema Jefrie;
b. B 1000-27 stuk grijs tape,
dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat onder slachtoffer 2 en slachtoffer 1 inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
a. B 109-08 simkaart “heyah SIM kaartnr imsi , telefoonnummer pincode pukcode
b. B 109-09 simkaart “T-mobile” simkaart nummer .
c. A 109-16 1 oplader van een mobiele telefoon, merk Mitsubishi, bebloed;
d. A 108-02 Mes, type huishoud;
e. A 109-17 1 paar teenslippers, kleur blauw, merk Sport, bebloed;
f. A 109-18 1 paar schoenen, type instappers, merk Damage, kleur blauw/grijs/wit en bebloed;
g. A 109-22 onderbroek, merk Cottonworld, kleur zwart en bebloed;
h. 105-01a SIM kaart uit de Trium van de PD. Betreft een Heyah kaart met imsi,
dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat thans nog geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
11.2 Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een lijst van inbeslaggenomen goederen/sporen Dorpsstraat 17 te Sint Maarten overgelegd. Deze goederen zijn onder een onbekende verdachte in beslag genomen en worden bij de Technische Recherche bewaard. Deze lijst (nader te noemen lijst II) wordt aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank is van oordeel, dat deze voorwerpen dienen te worden bewaard ten behoeven van de rechthebbende(n).
12. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47, 63, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
13. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair 1 meer subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers M002 en M023 op de lijst van de aan dit vonnis gehechte lijst I van inbeslaggenomen goederen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de navolgende inbeslaggenomen voorwerpen:
B 1000-22: afgescheurd briefje met de tekst: Hansema Jefrie;
B 1000-27: stuk grijs tape;
B 109-08: simkaart “heyah” SIM kaartnr imsi , telefoonnummer pincode pukcode
B 109-09: simkaart “T-mobile” simkaart nummer.
A 109-16: 1 oplader van een mobiele telefoon, merk Mitsubishi, bebloed;
A 108-02: Mes, type huishoud;
A 109-17: 1 paar teenslippers, kleur blauw, merk Sport, bebloed;
A 109-18: 1 paar schoenen, type instappers, merk Damage, kleur blauw/grijs/wit en bebloed;
A 109-22: onderbroek, merk Cottonworld, kleur zwart en bebloed;
105-01a: SIM kaart uit de Trium van de PD. Betreft een Heyah kaart met imsi,
alsmede de goederen op de lijst van inbeslaggenomen goederen en sporen welke zijn inbeslaggenomen onder een onbekende verdachte en welke zijn vermeld in de aan dit vonnis gehechte lijst II.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Westdorp, voorzitter,
mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis en D.H. Geuze, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 december 2007.