ECLI:NL:RBALK:2007:BC1997

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
12 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
241346 EJ VERZ 07-3151
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van ontbindingsbeschikking en beoordeling van bedrog in arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de Coöperatie Coöperatieve Rabobank Noord-Kennemerland U.A. (hierna: Rabobank) een verzoek ingediend tot herroeping van een eerdere ontbindingsbeschikking van de kantonrechter, waarin aan de werknemer een vergoeding van € 35.000,00 bruto was toegekend. De kantonrechter had op 30 maart 2007 de arbeidsovereenkomst ontbonden, maar Rabobank stelde dat de werknemer, die per 1 mei 2007 een nieuwe baan had bij Rabobank Midden-Westfriesland, dit feit niet had gemeld tijdens de ontbindingsprocedure. Dit zou volgens Rabobank kunnen wijzen op bedrog, zoals bedoeld in artikel 382 RV.

De mondelinge behandeling vond plaats op 29 augustus 2007, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer zijn voormalige werkgever niet op de hoogte had moeten brengen van zijn nieuwe dienstverband, wat hem te verwijten viel. De kantonrechter baseerde zijn oordeel op de overweging dat de werknemer, die begin februari 2007 had gesolliciteerd, had moeten melden dat hij in vergevorderde onderhandelingen was over een nieuwe functie. Dit had invloed kunnen hebben op de beslissing van de kantonrechter over de hoogte van de ontbindingsvergoeding.

De kantonrechter besloot het geding te heropenen, zodat partijen de gelegenheid kregen hun stellingen schriftelijk te wijzigen en aan te vullen. De beslissing om de ontbindingsbeschikking niet onmiddellijk te herroepen, maar de discussie over de vergoeding opnieuw open te stellen, werd genomen in het licht van de nieuwe informatie die naar voren was gekomen. De kantonrechter hield iedere verdere beslissing aan, maar wees partijen erop dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking was geschorst, wat betekende dat de betaling van de vergoeding tijdelijk was opgeschort. De uitspraak werd gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts op 12 september 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 241346 \ EJ VERZ 07-3151 (H.K.)
Uitspraakdatum: 12 september 2007
Beschikking op verzoek tot herroeping (ex art. 382 juncto 390 Rv)
in de zaak van:
de Coöperatie Coöperatieve Rabobank Noord-Kennemerland U.A., gevestigd en kantoorhoudende te Castricum
verzoekende partij
verder ook te noemen: Rabobank
gemachtigde: mr. W. Hovingh, advocaat te Alkmaar
tegen
[werknemer], wonende te Heerhugowaard aan [adres]
verwerende partij
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. P.M. Smits, advocaat te Amsterdam.
Het procesverloop
Rabobank heeft op 7 juni 2007 een verzoekschrift ingediend.
Daar heeft [werknemer] op gereageerd door het overleggen van diverse producties.
De mondelinge behandeling heeft in deze plaatsgevonden op 29 augustus 2007, waarbij Rabobank is verschenen bij [mw. X] en [dhr. Y.], respectievelijk HR-manager en directievoorzitter, en [werknemer] in persoon; partijen werden bijgestaan door hun gemachtigden.
Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht aan de hand van pleitnotities en producties.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is heden uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1. [werknemer], geboren op 27 november 1965, is met ingang van 15 april 1991 bij de rechtsvoorganger van Rabobank Noord-Kennemerland (Rabobank Bergen-Egmond-Schoorl) in dienst getreden in de functie van adviseur verzekeringen tegen een salaris van laatstelijk € 3.394,12 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en een pro rata dertiende maand.
2. Bij schrijven van 23 november 2006 heeft Rabobank verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zulks op de voet van artikel 7:685 BW stellende dat sprake is van gewichtige redenen bestaande in een verandering van omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk dient te eindigen.
3. Bij beschikking van 30 maart 2007 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2007 ontbonden onder toekenning van een vergoeding aan [werknemer] van € 35.000,00 bruto.
4. Met ingang van 1 mei 2007 is [werknemer] in dienst getreden van de Rabobank Midden-Westfriesland, en wel op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
5. Rabobank heeft de kantonrechter ingevolge artikel 390 RV verzocht om herroeping van de hiervoor onder 3 genoemde beschikking voor zover daarin de aan [werknemer] toegekende vergoeding is vastgesteld op een bedrag van € 35.000,00 bruto. Daartoe heeft zij - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat [werknemer] zich tijdens de periode dat de ontbindingsprocedure aanhangig was - de zaak is na de mondelinge behandeling van 10 januari 2007 enige maanden aangehouden in verband met mediation - schuldig heeft gemaakt aan bedrog in de zin van artikel 382 aanhef en onder a RV. Rabobank heeft daartoe gesteld dat [werknemer] melding had moeten maken van het feit dat hij per 1 mei 2007 aan de slag zou gaan bij Rabobank Midden-Westfriesland dan wel zeer concrete vooruitzichten daarop had.
6. [werknemer] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van het onderhavige herroepingverzoek. [werknemer] heeft ontkend dat er sprake is geweest van bedrog.
7. De standpunten van partijen zijn bekend uit hun schrifturen en worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.
8. Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek dient te worden vooropgesteld
- gelijk door de Hoge Raad bij arrest van 19 december 2003 is overwogen (JAR 2004/15) - dat reeds van bedrog in de zin van artikel 382 aanhef en onder a RV sprake is indien een partij door haar oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de wederpartij gunstige afloop van die procedure zouden hebben kunnen leiden. De kantonrechter neemt met inachtneming van het vorenstaande tot uitgangspunt dat indien voor of tijdens een ontbindingsprocedure ex artikel 7:685 BW wordt onderhandeld over de hoogte van een aan de werknemer toe te kennen vergoeding althans indien tussen partijen duidelijk is dat de hoogte van een eventueel aan de ontbinding te verbinden vergoeding onderwerp van discussie is of zal zijn, van de werknemer mag worden gevergd dat, indien hij reeds een andere baan heeft dan wel concrete vooruitzichten daarop, hij daarvan desgevraagd of uit eigen beweging melding maakt.
9. De kantonrechter is van oordeel dat er grond is om de door Rabobank aangevoerde grond voor herroeping van de ontbindingsbeschikking van 30 maart 2007 juist te bevinden. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
10. Vast staat dat [werknemer] begin februari 2007, derhalve na de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek en tijdens de periode dat sprake was van mediation heeft gesolliciteerd bij Rabobank Midden-Westfriesland. Als vaststaand kan tevens worden aangenomen dat hij medio maart 2007 een concreet vooruitzicht had op een nieuwe baan. [werknemer] is immers vervolgens uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek en bij schrijven van 15 maart 2007 werd aan hem medegedeeld dat hij per 1 mei 2007 bij de Rabobank Midden-Westfriesland in dienst zou kunnen treden.
11. De kantonrechter is van oordeel dat Rabobank zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [werknemer] zijn voormalige werkgever daarvan vóór de beslissing van de kantonrechter in de ontbindingszaak op de hoogte had moeten brengen. [werknemer] heeft dit niet uit eigen beweging gedaan en dit valt hem te verwijten.
12. Weliswaar werd [werknemer] een nieuw dienstverband aangeboden onder de "opschortende voorwaarde dat de nog op te vragen werkgeversverklaringen geen aanleiding geven om aan de betrouwbaarheid van" [werknemer] te twijfelen, doch dit gegeven rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat hij jegens zijn voormalige werkgever geen open kaart heeft gespeeld. Daarbij acht de kantonrechter het volgende van belang.
13. Namens [werknemer] is gesteld dat hij Rabobank buiten de sollicitatie bij Rabobank Midden-Westfriesland heeft willen houden omdat hem inmiddels - in het bijzonder naar aanleiding van diens opmerkingen tijdens de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek - was gebleken dat zijn toenmalige leidinggevende [dhr. Y.] niet bepaald positief over hem dacht. [werknemer] wilde kennelijk vermijden dat laatstgenoemde bij zijn lopende sollicitatie roet in het eten zou gooien. Vast staat evenwel dat [werknemer] op 22 maart 2007 aan Rabobank Midden-Westfriesland toestemming heeft gegeven om inlichtingen in te winnen bij [dhr. Y.]. Bezwaarlijk valt dan ook in te zien dat op dat moment nog reden bestond om Rabobank niet over een en ander in te lichten. [werknemer] heeft dit evenwel om hem moverende reden nagelaten en dit klemt te meer omdat van de zijde van de griffie van de kantonsector op 23 maart 2007 aan partijen te kennen was gegeven dat van een voortgezette mondelinge behandeling van de ontbindingszaak zou worden afgezien en dat op korte termijn beschikking zou worden gegeven. Onder die omstandigheden had het op de weg van [werknemer] gelegen om óf Rabobank óf de kantonrechter ervan op de hoogte te brengen dat hij in een vergevorderd stadium van onderhandeling met de Rabobank Midden-Westfriesland was over een nieuw dienstverband. Nu heeft de kantonrechter bij beschikking van 30 maart 2007 aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding verbonden zonder dat hij daarbij rekening heeft kunnen houden met een (mogelijke) indiensttreding van [werknemer] bij Rabobank Midden-Westfriesland. Rabobank valt van dit laatste - anders dan [werknemer] zelf - geen verwijt te maken aangezien gebleken is dat Rabobank eerst op 6 april 2007 het verzoek om inlichtingen aangaande de betrouwbaarheid van [werknemer] heeft ontvangen, derhalve nadat de kantonrechter een beslissing had genomen én eveneens nadat die beschikking was verzonden. Overigens heeft [dhr. Y.] vervolgens dienaangaande wel positief geadviseerd.
14. Met inachtneming van het vorenstaande moet uitvoering worden gegeven aan het toepasselijke artikel 387 RV ingevolge waarvan het geding geheel of gedeeltelijk moet worden heropend indien de rechter de voor herroeping aangevoerde grond of gronden juist bevindt. Partijen krijgen alsdan de gelegenheid om hun stellingen en verweren te wijzigen en aan te vullen. De bestreden beschikking wordt dus niet onmiddellijk herroepen of vernietigd. De heropening heeft tot gevolg dat de discussie over de vraag of en zo ja tot welk bedrag een ontbindingsvergoeding moet worden toegekend weer open is. Partijen zullen zich op de hierna nader aangegeven wijze schriftelijk kunnen uitlaten.
15. De kantonrechter gaat er vanuit - tenzij één der partijen anders zal aangeven - dat voortzetting van de mondelinge behandeling niet vereist zal zijn.
16. De nu voorgeschreven voortgang van de procedure laat onverlet dat het partijen vrij staat alsnog een regeling tot stand te brengen.
17. Ten overvloede wijst de kantonrechter partijen erop dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking ingevolge artikel 388 RV in zoverre is geschorst. De schorsing betreft derhalve de indertijd uitgesproken veroordeling tot betaling van de toegekende vergoeding, niet de ontbinding zelf.
De beslissing
De kantonrechter:
Heropent het geding tussen partijen dat heeft geleid tot de beschikking van de kantonrechter van 30 maart 2007 voor zover het de toegekende vergoeding betreft.
Bepaalt dat partijen de gelegenheid krijgen hun stellingen schriftelijk zonodig te wijzigen en aan te vullen.
Hiertoe krijgt Rabobank de gelegenheid tot 29 september 2007
[werknemer] kan na ontvangst van de reactie van Rabobank hierop reageren binnen drie weken.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 12 september 2007 in het openbaar uitgesproken.