RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 241346 \ EJ VERZ 07-3151 (H.K.)
Uitspraakdatum: 24 oktober 2007
Beschikking op verzoek tot herroeping (ex art. 382 juncto 390 Rv)
in de zaak van:
de Coöperatie Coöperatieve Rabobank Noord-Kennemerland U.A., gevestigd en kantoorhoudende te Castricum
verzoekende partij
verder ook te noemen: Rabobank
gemachtigde: mr. W. Hovingh, advocaat te Alkmaar
[werknemer], wonende te Heerhugowaard aan [adres]
verwerende partij
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. P.M. Smits, advocaat te Amsterdam.
Het verdere procesverloop
Na de tussenbeschikking van 12 september 2007 is van beide partijen een reactie ontvangen, eerst van Rabobank en daarna van [werknemer].
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Vervolgens is heden wederom uitspraak bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
1. [werknemer], geboren op 27 november 1965, is met ingang van 15 april 1991 bij de rechtsvoorganger van Rabobank Noord-Kennemerland (Rabobank Bergen-Egmond-Schoorl) in dienst getreden in de functie van adviseur verzekeringen tegen een salaris van laatstelijk € 3.394,12 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en een pro rata dertiende maand.
2. Bij schrijven van 23 november 2006 heeft Rabobank verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zulks op de voet van artikel 7:685 BW stellende dat sprake is van gewichtige redenen bestaande in een verandering van omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst zo spoedig mogelijk dient te eindigen.
3. Bij beschikking van 30 maart 2007 (onder Rep.nr. 226.609 / 06-5258) heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2007 ontbonden onder toekenning van een vergoeding aan [werknemer] van € 35.000,00 bruto.
4. Met ingang van 1 mei 2007 is [werknemer] in dienst getreden van de Rabobank Midden-Westfriesland, en wel op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur.
5. Rabobank heeft de kantonrechter ingevolge artikel 390 RV verzocht om herroeping van de hiervoor onder 3 genoemde beschikking voor zover daarin de aan [werknemer] toegekende vergoeding is vastgesteld op een bedrag van € 35.000,00 bruto.
6. Bij beschikking van 12 september 2007 heeft de kantonrechter het geding tussen partijen dat heeft geleid tot voornoemde beschikking van 30 maart 2007 heropend, voor zover het de toegekende vergoeding betreft. Daartoe heeft de kantonrechter - onder meer - overwogen dat Rabobank zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [werknemer] zijn voormalige werkgever vóór de beslissing van de kantonrechter in de ontbindingszaak ervan op de hoogte had moeten brengen dat hij een concreet vooruitzicht had op een nieuwe baan. [werknemer] heeft dit niet uit eigen beweging gedaan en dit valt hem - gelijk de kantonrechter heeft overwogen - te verwijten. Ook de kantonrechter was van een en ander in het ongewisse zodat de kantonrechter bij beschikking van 30 maart 2007 aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding heeft verbonden zonder dat hij daarbij rekening heeft kunnen houden met een (mogelijke) indiensttreding van [werknemer] bij Rabobank Midden-Westfriesland.
7. De kantonrechter overweegt verder dat de heropening tot gevolg heeft dat de discussie over de vraag of en zo ja tot welk bedrag een ontbindingsvergoeding moet worden toegekend weer open is. Dienaangaande overweegt de kantonrechter het volgende.
8. De kantonrechter stelt in de eerste plaats voorop dat indien hij bij het geven van zijn ontbindingsbeschikking had geweten dat [werknemer] inmiddels een andere baan had hij daarmee bij de vaststelling van een ontbindingsvergoeding rekening zou hebben gehouden. Naar het oordeel van de kantonrechter zou alsdan een correctie zijn toegepast op de door hem naar billijkheid vastgestelde ontbindingsvergoeding en de kantonrechter ziet voldoende reden om dit thans alsnog te doen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat het gegeven dat [werknemer] kan worden verweten dat hij niet tijdig melding heeft gemaakt van zijn nieuwe baan geen omstandigheid is waarmee bij het bepalen van de hoogte van de ontbindingsvergoeding rekening zou moeten worden gehouden.
9. Gegeven het vorenstaande en in aanmerking genomen hetgeen de kantonrechter in zijn ontbindingsbeschikking van 30 maart 2007 heeft overwogen (verwezen wordt naar overweging 11) - voor een wezenlijk ander oordeel bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen reden - ziet de kantonrechter aanleiding om op de toen vastgestelde ontbindingsvergoeding een correctie toe te passen van 50% zodat thans de vergoeding naar billijkheid zal worden vastgesteld op een bedrag van € 17.500,00 bruto, dit ter (gedeeltelijke) compensatie van het inkomenverlies dat [werknemer] zal leiden naar aanleiding van de beëindiging van het dienstverband met Rabobank. Ten overvloede (in het bijzonder naar aanleiding van punt 6.2 van het nadere verweerschrift van [werknemer] van 19 oktober 2007) overweegt de kantonrechter dat een vergoeding ingevolge artikel 7:685 BW niet meer beoogt te zijn dan een billijkheidsvergoeding en derhalve niet een (volledige) schadevergoeding betreft.
10. Rabobank heeft een lagere vergoeding aangeboden, zodat zij mede als gevolg van deze herroepingsprocedure opnieuw ingevolge artikel 7:685 lid 9 BW de gelegenheid zal krijgen om haar ontbindingsverzoek binnen de hierna te noemen termijn in te trekken. De beslissing dat Rabobank in de kosten van de procedure zal worden veroordeeld indien zij het verzoek intrekt, blijft in stand.
11. [werknemer] zal als de in het ongelijk gestelde partij wel in de kosten van de herroepingsprocedure worden veroordeeld.
Herroept de beschikking van 30 maart 2007 (onder Rep.nr. 226.609 / 06-5258) in die zin dat deze als volgt komt te luiden:
"Bepaalt dat de termijn, waarbinnen Rabobank haar verzoek zal kunnen intrekken [i.c. door middel van een schriftelijke mededeling (eventueel bij faxbericht) aan de griffier en in afschrift aan de (gemachtigde van de) wederpartij], zal lopen tot en met 15 november 2007.
Voor het geval Rabobank haar verzoek niet binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2007.
Kent aan [werknemer] ten laste van Rabobank een vergoeding toe van € 17.500,-- bruto.
Bepaalt dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Voor het geval Rabobank haar verzoek binnen die termijn zal hebben ingetrokken:
Veroordeelt Rabobank in de proceskosten, die aan de zijde van [werknemer] worden vastgesteld op € 400,-- voor salaris gemachtigde, waarover Rabobank geen BTW
verschuldigd is."
Veroordeelt [werknemer] in de proceskosten van de onderhavige herroepingsprocedure, die aan de zijde van Rabobank worden vastgesteld op een bedrag van € 685,--, waarover [werknemer] geen btw is verschuldigd, waaronder € 285,-- aan griffierecht en € 400,-- aan salaris van de gemachtigde van Rabobank.
Deze beschikking is gegeven door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 24 oktober 2007 in het openbaar uitgesproken.