ECLI:NL:RBALK:2007:BC2047
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verhuurder vordert verwijdering van schotelantennes van huurwoningen in Den Helder
In deze zaak vorderde de Stichting Woningstichting Den Helder de verwijdering van schotelantennes van twee huurwoningen, gelegen aan [adres A] en [adres B]. De huurovereenkomst voor adres A dateerde van vóór 1 augustus 2003, terwijl de overeenkomst voor adres B inging op 17 november 2003. De kantonrechter oordeelde dat de vordering voor adres A werd toegewezen, omdat artikel 7:215 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing was op deze overeenkomst. Voor adres B werd de vordering ook toegewezen, na een belangenafweging. De Woningstichting had eerder toestemming gegeven voor het plaatsen van de schotelantennes, maar onder strikte voorwaarden. De huurder van adres A, [huurder 1], had de antennes bevestigd aan de voorgevels van de woningen, wat in strijd was met de voorwaarden. De Woningstichting had herhaaldelijk verzocht om de antennes te verwijderen, maar zonder resultaat. De kantonrechter oordeelde dat de Woningstichting niet had verzaakt in haar rechten, aangezien de toestemming voor de antennes altijd onder voorwaarden was verleend. De kantonrechter concludeerde dat de huurder van adres A de antenne moest verwijderen, terwijl de vordering tegen de huurder van adres B werd afgewezen, omdat deze huurder niet gebonden was aan het contractuele verbod op het aanbrengen van de antenne. De Woningstichting werd veroordeeld in de proceskosten van de huurder van adres B, terwijl de huurder van adres A in de kosten van de Woningstichting werd veroordeeld.