ECLI:NL:RBALK:2007:BC2668
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige machtiging op basis van geestesstoornis en gevaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 14 december 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging op basis van de Wet BOPZ. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een geestesstoornis, in dit geval dementie, en heeft onderzocht of deze stoornis gevaar voor zichzelf of anderen kan veroorzaken. De rechtbank heeft in de procedure verwezen naar verschillende risico's die door de verzoeker zijn genoemd, waaronder ernstige verwaarlozing, gevaar voor de psychische gezondheid van een ander en letsel door vallen.
Tijdens de behandeling van de zaak is gebleken dat de ernstige verwaarlozing, die zou voortkomen uit slecht eten en drinken, op het moment van de uitspraak niet meer aan de orde was. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat de dementie van de betrokkene daadwerkelijk het gevaar van vallen veroorzaakte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet voldaan was aan het wettelijk vereiste criterium dat er sprake moest zijn van gevaar dat door de geestesstoornis werd veroorzaakt.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging afgewezen. De beslissing is genomen door mr. L.J. Saarloos, rechter van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in aanwezigheid van griffier E.B.B.M. van Linden. De rechtbank heeft benadrukt dat, zelfs als er een risico op vallen zou zijn, dit risico niet opweegt tegen de ingrijpende maatregel van gedwongen opname, vooral gezien de zorg die door de familie en thuiszorg wordt geboden.