ECLI:NL:RBALK:2007:BC2668

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
14 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
144090
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige machtiging op basis van geestesstoornis en gevaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 14 december 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging op basis van de Wet BOPZ. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een geestesstoornis, in dit geval dementie, en heeft onderzocht of deze stoornis gevaar voor zichzelf of anderen kan veroorzaken. De rechtbank heeft in de procedure verwezen naar verschillende risico's die door de verzoeker zijn genoemd, waaronder ernstige verwaarlozing, gevaar voor de psychische gezondheid van een ander en letsel door vallen.

Tijdens de behandeling van de zaak is gebleken dat de ernstige verwaarlozing, die zou voortkomen uit slecht eten en drinken, op het moment van de uitspraak niet meer aan de orde was. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat er onvoldoende bewijs was dat de dementie van de betrokkene daadwerkelijk het gevaar van vallen veroorzaakte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat niet voldaan was aan het wettelijk vereiste criterium dat er sprake moest zijn van gevaar dat door de geestesstoornis werd veroorzaakt.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging afgewezen. De beslissing is genomen door mr. L.J. Saarloos, rechter van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in aanwezigheid van griffier E.B.B.M. van Linden. De rechtbank heeft benadrukt dat, zelfs als er een risico op vallen zou zijn, dit risico niet opweegt tegen de ingrijpende maatregel van gedwongen opname, vooral gezien de zorg die door de familie en thuiszorg wordt geboden.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
Kenmerk: 144090
Datum beschikking: 14 december 2007
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
VOORLOPIGE MACHTIGING
betreffende:
naam [betrokkene] e.v. []
geboortedatum en -plaats [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres en woonplaats [adres]
Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken, waarvan de inhoud hier als ingelast geldt;
* het verzoek van de officier van justitie d.d. 13 november 2007 tot het verlenen van een voorlopige machtiging;
* de op 12 november 2007 ondertekende en met redenen omklede verklaring van
mevr. Y. de Kok, psychiater, die de betrokkene heeft onderzocht, maar niet bij haar behandeling betrokken was,
* het proces-verbaal van de zitting d.d. 16 november 2007.
De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek aangehouden voor een periode van vier weken teneinde de mogelijkheden te onderzoeken om het gevaar op een andere wijze af te wenden dan door een gedwongen opname.
Het tweede verhoor heeft d.d. 14 december 2007 plaatsgevonden op voornoemd huisadres.
Gehoord zijn
Betrokkene en haar advocaat mr. J.H.S. Vogel, mevr. M.W. Lammers (verpleeghuisarts), dhr.[](zoon van betrokkene), mevr. [] (dochter van betrokkene) alsmede, mevr. [] (zus van betrokkene).
Verder aanwezig zijn
Mevr. E.C. Gijselaar (stagiaire), dhr. [] (schoonzoon van betrokkene),
dhr. [] (zoon van betrokkene), alsmede dhr. [](schoonzoon van betrokkene).
De behandeling van de zaak
De rechtbank gaat uit van de geestesstoornis, zoals in de geneeskundige verklaring omschreven, te weten dementie. De vraag is of deze stoornis gevaar doet veroorzaken. Ter onderbouwing van het verzoek is een drietal risico's genoemd: ernstige verwaarlozing, gevaar voor de psychische gezondheid van een ander en letsel als gevolg van vallen.
De ernstige verwaarlozing zou het gevolg zijn van slecht eten en drinken. Voorzover al sprake was van dit gevaar ten tijde van het indienen van het verzoek, heeft de rechtbank geconstateerd dat daarvan op dit moment in ieder geval geen sprake meer is.
Het in de geneeskundige verklaring aangekruiste gevaarscriterium "psychische gezondheid van een ander" wordt in die verklaring niet nader onderbouwd. Ook uit de gehouden verhoren is hiervan niet gebleken. Integendeel, de bij het tweede verhoor aanwezige familieleden - met name de jongste zus van betrokkene en de dochter van betrokkene - hebben verklaard de dagelijkse zorg nog te kunnen bieden en dat ook te willen volhouden.
Voorzover met "een ander" de oudste zoon van betrokkene wordt bedoeld, is niet gebleken dat deze zodanige zorg aan zijn moeder verleent, dat zijn eigen psychische gezondheid daaronder lijdt.
Ten aanzien van het gevaar op vallen overweegt de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat de dementie dit gevaar doet veroorzaken.
Ten overvloede overweegt de rechtbank hierover nog het volgende. Inderdaad lijkt er wel een risico te zijn dat betrokkene valt, zonder dat er iemand op dat moment in haar aanwezigheid is, die haar kan helpen. Uit het verhoor en de bij dat verhoor in het geding gebrachte "lijst van hulpverlenersuren" (door GGZ) en "schema verzorging/begeleiding" (door advocaat van betrokkene) is echter gebleken, dat dit risico al aanzienlijk wordt verminderd. Er is immers een groot deel van de week iemand van de familie of van de (thuis)zorg bij betrokkene in de buurt. Daarbij is gebleken dat betrokkene in de afgelopen vier weken (de periode van aanhouding van het verzoek) feitelijk niet is gevallen.
Ook indien zou vaststaan dat het gevaar op vallen wordt veroorzaakt door een geestesstoornis, dient de rechtbank het risico dat dit gevaar zich binnen korte termijn verwezenlijkt af te wegen tegen de ingrijpende maatregel van een gedwongen opname. Gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden, acht de rechtbank ook na die afweging het verzoek niet toewijsbaar.
Nu niet voldaan is aan het wettelijk criterium dat sprake is van gevaar, dat door een geestesstoornis wordt veroorzaakt, zal het verzoek worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank
Wijst af het verzoek tot het verlenen voorlopige machtiging.
Deze beschikking is gegeven te [] op 14 december 2007 door mr. L.J. Saarloos, rechter van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in bovengenoemde rechtbank, in tegenwoordigheid van E.B.B.M. van Linden als griffier.