Sector civiel recht
NB / LJS
KV RK nummer: 100519 / KV RK 08-100
datum: 13 maart 2008
Beschikking van de voorzieningenrechter,
1. de coöperatie COÖPERATIEVE RABOBANK HOORN EN OMSTREKEN U.A.,
gevestigd en kantoor houdende te Hoorn (NH),
2. de naamloze vennootschap RABOHYPOTHEEKBANK N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam, mede kantoor houdende te Eindhoven,
VERZOEKSTERS,
procureur mr. H.R.M. Jenné,
advocaat mr. A.F. van Ingen te Utrecht,
[gerekwestreerde],
voorheen wonende te []),
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
GEREKWESTREERDE.
Verzoekers zullen verder samen worden genoemd "de bank" en gerekwestreerde "[gerekwestreerde]".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
Op 21 februari 2008 is bij het bureau voorzieningenrechter van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift van de bank.
Een afschrift van het verzoekschrift is aan deze beschikking gehecht.
2.1 [gerekwestreerde] is eigenaar van de onroerende zaak, staande en gelegen te [] aan de [adres], kadastraal bekend gemeente [] (NH), sectie [], nummer [], groot 1 are en 54 centiare [hierna ook te noemen: de onroerende zaak].
2.2 Bij akte van 1 mei 2006 heeft de bank het recht van hypotheek op de onroerende zaak verkregen.
2.3 In de hypotheekakte is onder meer het volgende bepaald:
"BEHEER EN ONTRUIMING
a. Indien de hypotheekgever in zijn verplichtingen jegens de bank in ernstige mate tekortschiet is de bank bevoegd het onderpand met machtiging van de president van de arrondissementsrechtbank in beheer te nemen.
b. De bank is bevoegd het onderpand onder zich te nemen, indien zulks met het oog op de executie vereist is.
(...)"
2.4 De bank heeft een opeisbare vordering op [gerekwestreerde], per 1 juli 2007 tot een bedrag van euro 230.673,31.
2.5 De bank is voornemens tot uitwinning van haar hypotheekrecht over te gaan en heeft daartoe bij exploot van 6 februari 2008 aan [gerekwestreerde] de executieveiling aangezegd op 10 juni 2008.
3. HET VERZOEK EN DE GRONDSLAG DAARVAN
3.1 De bank verzoekt de voorzieningenrechter (samengevat):
I. de bank machtiging te verlenen om de onroerende zaak in beheer te nemen, nu dit met het oog op de executie is vereist, zonodig met behulp van de sterke arm;
II. de bank tevens verlof te verlenen om - indien dit noodzakelijk is in het kader van de executie - tot onmiddellijke algehele ontruiming van de onroerende zaak over te gaan ten aanzien van [gerekwestreerde] met de zijnen (eventuele huisgenoten), zonodig met behulp van de sterke arm;
III. de termijn als bedoeld in artikel 555 juncto 502 Rv te verlenen tot nihil en voorts belanghebbenden niet op te roepen voor een mondelinge behandeling ex artikel 276 juncto 279 Rv;
IV. deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren op de minuut en alle dagen en uren.
3.2 De bank stelt hiertoe, zakelijk weergegeven, het volgende. [gerekwestreerde] schiet in ernstige mate tekort in zijn verplichtingen jegens de bank, zodat de bank bevoegd is de onroerende zaak in beheer te nemen. Het beheersbeding wordt ingeroepen omdat [gerekwestreerde] inmiddels met onbekende bestemming is vertrokken en geen toegang verschaft tot de woning voor het opmaken van een volledige taxatie ten behoeve van de executieveiling. Indien dit met oog op de executie nodig is, wenst de bank de onroerende zaak voorts te ontruimen.
4. DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1 De bank heeft haar verzoek gegrond op artikel 3:267 BW. Dit artikel luidt:
"In de hypotheekakte kan worden bedongen dat de hypotheekhouder bevoegd is om het verhypothekeerde goed in beheer te nemen, indien de hypotheekgever in zijn verplichtingen jegens hem in ernstige mate te kort schiet en de voorzieningenrechter van de rechtbank hem machtiging verleent. Eveneens kan in de akte worden bedongen dat de hypotheekhouder bevoegd is de aan de hypotheek onderworpen zaak onder zich te nemen, indien zulks met het oog op de executie vereist is. Zonder uitdrukkelijke bedingen mist de hypotheekhouder deze bevoegdheden."
4.2 Nu [gerekwestreerde] in ernstige mate tekortschiet in de nakoming van zijn (betalings)verplichtingen tegenover de bank, zal de voorzieningenrechter de bank machtiging verlenen om de onroerende zaak in beheer te nemen. Dit onderdeel van het verzoek is derhalve toewijsbaar.
4.3 De bank verzoekt voorts dat de voorzieningenrechter haar verlof verleent om
- indien dit noodzakelijk is in het kader van de executie - tot ontruiming van de onroerende zaak ten aanzien van [gerekwestreerde] en diens huisgenoten over te gaan. Dit verzoek is gebaseerd op het ontruimingsbeding dat in de hypotheekakte is opgenomen. De vraag is echter of verlof van de voorzieningenrechter wel vereist is om een dergelijk beding in te roepen. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.4 Uit de parlementaire geschiedenis van artikel 3:267 BW blijkt onder meer het volgende (Parl. Gesch. Nieuwe B.W. boek 3, blz. 820-822):
"Ontwerp Meijers:
Tenzij uitdrukkelijk anders is bedongen, mist een hypotheekhouder de bevoegdheid een zaak die het voorwerp van de hypotheek is, onder zich te houden en om de vruchten van het verhypothekeerde goed te innen.
Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer:
Dit artikel is in het gewijzigd ontwerp in twee opzichten verduidelijkt. Vooropgesteld wordt thans dat het beding waarop dit artikel betrekking heeft, in beginsel is toegelaten, terwijl in een nieuwe tweede zin is bepaald wat oorspronkelijk uit de aanhef van het artikel bleek: dat van een desbetreffende bedoeling uit een uitdrukkelijk beding moet blijken. (...)
Gewijzigd ontwerp:
In de hypotheekakte kan worden bedongen dat de hypotheekhouder bevoegd is om, zo de hypotheekgever in zijn verplichtingen jegens hem tekortschiet, de zaak die het voorwerp van de hypotheek is, onder zich te nemen of het verhypothekeerde goed te beheren. Zonder uitdrukkelijk beding mist de hypotheekhouder deze bevoegdheden."
4.5 Uiteindelijk is de wettekst tot stand gekomen, zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.1 is geciteerd. In de parlementaire geschiedenis is de volgende - voor zover hier van belang weergegeven - toelichting op de eindtekst opgenomen:
"In de eerste zin van de nieuwe redactie wordt thans voor de bevoegdheid om het goed in beheer te nemen geëist dat de hypotheekgever in ernstige mate in zijn verplichtingen jegens de hypotheekhouder is tekortgeschoten. Ook dan kan deze bevoegdheid slechts worden uitgeoefend met machtiging van de boedelrechter. Deze beide eisen sluiten aan bij vergelijkbare regelingen ter zake van andere beperkte rechten; men zie met name de artikelen 3.8.19 en 5.7.1.10.
De tweede zin betreft de bevoegdheid van de hypotheekhouder om de zaak waarop de hypotheek rust, onder zich te nemen. Deze bevoegdheid kan volgens de nieuwe redactie uitsluitend worden bedongen, voor zover de uitoefening ervan met het oog op de executie vereist is. Men denke aan de ontruiming van een gebouw ten einde dit leeg aan de koper ter executie te kunnen opleveren. (...)"
4.6 De voorzieningenrechter leidt uit wettekst en de parlementaire geschiedenis van artikel 3:267 BW af dat, anders dan voor het in beheer nemen van het verhypothekeerde goed, geen verlof van de voorzieningenrechter is vereist om de zaak waarop de hypotheek rust onder zich te nemen. Dit betekent dat het verzoek van de bank dat daartoe strekt, wordt afgewezen.
4.7 Ook het verzoek tot verkorting van de termijn van aanzegging van de ontruiming, dat overigens niet is onderbouwd, moet op grond van het voorgaande worden afgewezen.
4.8 Het verzoek van de bank om deze beschikking uitvoerbaar te verklaren op alle dagen en uren wordt eveneens afgewezen, nu de bank dit niet heeft onderbouwd.
- verleent machtiging aan de bank om de onroerende zaak, met als kadastrale omschrijving wonen, staande en gelegen te [adres], kadastraal bekend gemeente Hoorn, sectie [], nummer [], groot 1 are en 54 centiare, in beheer te nemen, zonodig met behulp van de sterke arm;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar op 13 maart 2008, bijgestaan door de griffier.