RECHTBANK HAARLEM
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: 06/1661 WSFBSF
Uitspraak van de enkelvoudige kamer
[eiseres],
wonende te [plaatsnaam],
eiseres,
De hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep,
verweerster.
Ontstaan en loop van de zaak
Bij besluit van 24 februari 2006 (Bericht Studiefinanciering 2005, nr. 5) heeft verweerster aan eiseres meegedeeld dat, in verband met een wijziging in de situatie van haar moeder, de bijdrage op de maximale toelage is veranderd en dat eiseres als gevolg daarvan een bedrag van € 92,95 te veel heeft ontvangen. Dit bedrag is een kortlopende schuld geworden.
Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft verweerster bij besluit van 19 mei 2006 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 29 mei 2006 beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 9 november 2006.
Eiseres is in persoon verschenen, vergezeld door haar vader [naam].
Verweerster is verschenen bij gemachtigde mr. drs. E.H.A. van der Berg.
Met toepassing van artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.
In haar uitspraak van 13 februari 2007 heeft de rechtbank het onderzoek heropend ten einde nadere inlichtingen in te winnen bij verweerster.
Bij brief van 14 februari 2007 heeft de rechtbank verweerster verzocht de berekening van de veronderstelde ouderlijke bijdrage van de vader en de moeder van eiseres nader toe te lichten en inzichtelijk te maken. Voorts is verzocht de berekening van de aanvullende beurs en de ontstane terugvordering inzichtelijk te maken.
Bij brief van 16 februari 2007 heeft verweerster nadere informatie in het geding gebracht. Daarbij heeft verweerster - onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb - de rechtbank verzocht de inkomensgegevens van de moeder van eiseres niet aan de wederpartij te verstrekken omdat de moeder geen partij is in het geding.
In haar uitspraak van 20 maart 2007 heeft de rechtbank op grond van artikel 8:29 van de Awb beslist dat de beperking in de kennisneming van de bij de brief van 16 februari 2007 aan haar toegezonden stukken, gerechtvaardigd is omdat het belang van eiseres niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de moeder van eiseres, nu het strikt persoonlijke gegevens betreft.
Bij brief van 24 maart 2007 heeft eiseres toestemming gegeven, om mede op de grondslag van de gedingstukken waarvan de rechtbank heeft beslist dat beperkte kennisneming gerechtvaardigd is, uitspraak te doen.
Bij brief van 26 juni 2007 heeft de rechtbank verweerster - onder verwijzing naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 februari 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer:BA1016 - verzocht om verweersters verzoek om geheimhouding in te trekken.
Bij brief van 28 juni 2007 heeft verweerster geweigerd om het verzoek om geheimhouding in te trekken waarna de rechtbank bij uitspraak van 11 september 2007 de uitspraak van 20 maart 2007 heeft herroepen en bepaald dat de geheimhouding van bovenvermelde gedingstukken niet gerechtvaardigd is.
Op verzoek van verweerster heeft de rechtbank deze gedingstukken geretourneerd.
Vervolgens hebben partijen toestemming gegeven om de behandeling van beroep ter zitting achterwege te laten als bedoeld in artikel 8:64 van de Awb.
1. De rechtbank moet in deze zaak de vraag beantwoorden of verweerster terecht en op goede gronden de aanvullende beurs van eiseres heeft herzien en teruggevorderd.
2. Verweerster stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat na een controle van de inkomensgegevens van de ouders bij de belastingdienst over het jaar 2003 is gebleken dat het inkomen van de moeder van eiseres is gewijzigd. Op basis hiervan is de veronderstelde ouderlijke bijdrage opnieuw vastgesteld. Als gevolg hiervan is het recht van eiseres op studiefinanciering met terugwerkende kracht herzien, onder toepassing van artikel 7.1, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wsf 2000. Het te veel ontvangen bedrag is op grond van artikel 7.4 van de Wsf 2000 van eiseres teruggevorderd.
Voorts stelt verweerster zich op het standpunt dat de inkomensgegevens van de moeder van eiseres, zonder toepassing van artikel 8:29 van de Awb, niet in het geding worden gebracht nu de moeder van eiseres geen partij is in de onderhavige procedure.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat zij na de scheiding van haar ouders geen contact meer heeft met haar moeder. Eiseres betwist dat een wijziging in de inkomensgegevens van haar moeder heeft plaatsgevonden. Eiseres vermoedt dat bij de berekening van de ouderlijke bijdrage verweerster het jaarsalaris van de vader en de alimentatie van de moeder bij elkaar heeft opgeteld. Eiseres wil dit controleren. Op basis hiervan is eiseres van mening dat verweerster ten onrechte haar recht op aanvullende beurs heeft herzien en het bedrag van € 92,95 heeft teruggevorderd.
4. De rechtbank overweegt dat het recht van een student op aanvullende beurs afhankelijk is van de som van de gezamenlijk veronderstelde ouderlijke bijdragen. Blijkens de gedingstukken heeft verweerster in eerste instantie gebruik gemaakt van een voorlopige opgave van de inkomensgegevens van de moeder van eiseres over het peiljaar 2003. Na een controle van deze inkomensgegevens bij de belastingdienst bleek dat dit inkomen hoger had moeten worden vastgesteld. Op basis hiervan heeft verweerster het recht van eiseres op een aanvullende beurs herzien en een bedrag van € 92,95 teruggevorderd.
Eiseres betwist deze wijziging in het inkomen van haar moeder. Eiseres wil de inkomensgegevens controleren.
5. De rechtbank overweegt dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in zijn uitspraak van 9 februari 2007 heeft bepaald dat bij de vaststelling van de ouderlijke bijdrage, beperking van de kennisneming van de (inkomens)gegevens van de ouders niet gerechtvaardigd is. De CRvB overwoog dat aan de door verweerster aangevoerde redenen, te weten privacygevoelige gegevens, niet een zodanige gewicht toekomt dat beperking van de kennisneming van de inkomensgegevens van de ex-echtgenote opweegt tegen het belang van haar ex-echtgenoot bij inachtneming van het verdedigingsbeginsel.
Gelet op deze uitspraak is de rechtbank van oordeel dat verweerster de inkomensgegevens over 2003 van de moeder van eiseres in het geding had moeten brengen. Nu verweerster dit niet heeft gedaan is het voor de rechtbank niet inzichtelijk hoe verweerster de herziening van het recht op aanvullende beurs en de daaruit voortvloeiende terugvordering heeft vastgesteld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbeert als bedoeld in artikel 7:12 van de Awb wegens het ontbreken van de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegen stukken.
Het beroep is gegrond, het besluit zal worden vernietigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerster een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is verwoord;
- bepaalt dat de Informatie Beheer Groep aan eiseres het griffierecht ten bedrage van € 38,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 13 maart 2008 door mr. M.M. van Weely, rechter, in tegenwoordigheid van E.A.D. Horn, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.