ECLI:NL:RBALK:2008:BD3877

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
100659 / FA RK 08-179
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk gezag over minderjarigen na eenzijdig verzoek van de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Alkmaar op 21 mei 2008 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om gezamenlijk ouderlijk gezag over zijn minderjarige kinderen, samen met de moeder. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, wat blijkt uit een verklaring die zij heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader en moeder van 1999 tot medio 2007 een affectieve relatie hebben gehad en dat uit deze relatie twee minderjarigen zijn geboren, die door de vader zijn erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag uit over de kinderen, maar de vader verzoekt nu om gezamenlijk gezag, waar de moeder mee instemt.

De rechtbank heeft het verzoek van de vader beoordeeld aan de hand van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelt dat de bepaling in artikel 1:252 BW, die stelt dat gezamenlijk gezag alleen op gezamenlijk verzoek kan worden toegekend, een ongeoorloofde beperking is van het recht van de vader op toegang tot de rechter. Dit recht is gewaarborgd door artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat de vader niet alleen om eenhoofdig gezag kan verzoeken, maar ook om gezamenlijk gezag. Dit betekent dat, indien de moeder tot nu toe alleen het gezag uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader zal uitoefenen.

De rechtbank heeft het verzoek van de vader toegewezen, met inachtneming van het belang van de minderjarigen. De beschikking bepaalt dat de vader en moeder gezamenlijk belast worden met het gezag over de minderjarigen, en dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij de moeder zullen hebben. Ook is er een omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en de minderjarigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog beroep worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
BB
zaak- en rekestnummer: 100659 / FA RK 08-179
datum: 21 mei 2008
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[naam vader],
wonende te Den Helder,
verzoekende partij,
procureur: mr. N.J.M. Plat,
tegen:
[naam moeder],
wonende te Den Helder,
gerekwestreerde,
niet verschenen.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als vader en moeder.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 28 februari 2008 het verzoekschrift van de vader ingekomen waarin wordt verzocht:
a. te bepalen dat de minderjarigen [naam kind 1], geboren in de gemeente Den Helder op [geboortedatum] en [naam kind 2], geboren in de gemeente Den Helder op [geboortedatum] hun gewone verblijfplaats bij de moeder zullen hebben;
b. tussen de vader en voornoemde minderjarigen een omgangsregeling vast te stellen zoals in punt 3 van het verzoekschrift nader is omschreven;
c. de vader en de moeder met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen te belasten.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend.
Er is een verklaring van de moeder ingekomen, waaruit blijkt dat zij kennis heeft genomen van het verzoekschrift en dat zij geen verweer zal voeren.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
Partijen hebben van 1999 tot en met medio 2007 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn voornoemde minderjarigen geboren. De minderjarigen zijn door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag uit over de minderjarigen.
De vader verzoekt tezamen met de moeder te worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen. Blijkens voormelde verklaring stemt de moeder met dit verzoek in.
De rechtbank overweegt met betrekking tot dit verzoek als volgt.
Dit verzoek van de vader dient te worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 253c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank is van oordeel dat de vraag, of de in artikel 1:252 BW besloten liggende regel dat de rechter het gezamenlijk gezag over een kind van ouders die niet met elkaar gehuwd zijn (geweest) en die nimmer het gezag over hun kind gezamenlijk hebben uitgeoefend, slechts op gezamenlijk verzoek van de ouders en niet enkel op verzoek van de vader kan toekennen, een ongeloorloofde beperking is van het door artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aan de vader gegarandeerde recht op toegang tot de rechter ter vaststelling van zijn aan artikel 8 lid 1 EVRM ontleende aanspraak op bescherming van zijn recht op "the exercise of parental rights", bevestigend moet worden beantwoord. Dit leidt er toe dat artikel 1:253c lid 1 BW aldus moet worden uitgelegd dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat artikel 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat inwilliging van dit verzoek tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Het vorenstaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee, mede gelet op de omstandigheid dat de moeder met dit verzoek van de vader instemt, dat het verzoek van de vader op dit onderdeel dient te worden toegewezen, nu toewijzing van dit verzoek in het belang van de minderjarigen wenselijk wordt geacht.
Ook de hierboven onder a. en b. genoemde verzoeken zullen als het meest in het belang van de minderjarigen worden toegewezen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Bepaalt dat de vader gezamenlijk met de moeder belast wordt met de uitoefening van het gezag over de minderjarigen:
[naam kind 1], geboren in de gemeente Den Helder op [geboortedatum] en
[naam kind 2], geboren in de gemeente Den Helder op [geboortedatum].
Bepaalt dat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats bij de moeder zullen hebben.
Bepaalt dat de omgang tussen de minderjarigen en de ouder bij wie de minderjarigen niet de gewone verblijfplaats hebben als volgt zal worden geregeld:
- tot de dag dat de minderjarige [naam kind 2] naar de basisschool gaat: elke woensdag en gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag 12.00 uur tot en met zondag 18.00 uur;
- vanaf de dag dat de minderjarige [naam kind 2] naar de basisschool gaat:
a. elke maandag, dinsdag en donderdag tussen de middag zullen de minderjarigen bij de vader blijven lunchen als de moeder niet thuis is. Als de moeder op een van deze dagen vrij is, haalt zij de minderjarigen zelf tussen de middag op uit school. De moeder zal de vader ruim van tevoren laten weten op welke dagen de minderjarigen bij de vader zullen verblijven, zodat de vader daar rekening mee kan houden;
b. elke vrijdagmiddag na schooltijd tot 18.00 uur;
c. alsmede gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondag 18.00 uur;
d. de verdeling van vakanties en feestdagen bij helfte in onderling overleg.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. van Weely, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.