ECLI:NL:RBALK:2008:BG4010

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810236-08
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in poging tot overval met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 11 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een poging tot overval op een groentezaak in Alkmaar op 5 mei 2008. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte, hoewel zij een rol had gespeeld in de voorbereiding van de overval, niet kan worden aangemerkt als uitvoerder van het misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de overval en geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. De rol van de verdachte werd als sturend beschouwd, waarbij zij anderen had aangezet tot het plegen van de overval, maar zelf geen directe betrokkenheid had bij de uitvoering. De rechtbank heeft de relevante jurisprudentie van de Hoge Raad in overweging genomen, waarin werd gesteld dat medeplegen niet automatisch betekent dat de verdachte ook feitelijke handelingen moet hebben verricht. Gezien het gebrek aan bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de uitvoering van het misdrijf, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is daarom vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14/810236-08
Datum uitspraak : 11 november 2008
TEGENSPRAAK
VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats[ op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank terzake het primair ten laste gelegde de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden: zich laten behandelen bij de FPA te Heiloo; het volgen van een budgetteringscursus en zich aanmelden bij een schuldhulpbemiddelingsinstantie,
- hetgeen door de verdachte en mr. T. de Bont, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
zij op of omstreeks 05 mei 2008 te Alkmaar
ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een groentezaak (genaamd [naam bedrijf]) gevestigd op/aan de Gedempte Nieuwesloot [huisnummer] aldaar, weg te nemen geld en/of een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een of meer goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
het volgende heeft gedaan:
verdachte en/of haar mededader(s) is/zijn naar die groentezaak toegegaan en/of (vervolgens) is/zijn zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die groentezaak naar binnen gegaan en/of (daarbij) heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) haar/zijn/hun gezicht(en) onherkenbaar gemaakt door een capuchon over zijn/hun hoofd(en) te trekken en/of door een bivakmuts op zijn/hun hoofd(en) te doen en/of (vervolgens) heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (een) pisto(o)l(en), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) uit zijn/hun kleding gehaald en/of heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) dat/die pisto(o)l(en), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) getoond en/of getoond gehouden en/of gericht en/of gericht gehouden op/aan die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1]
en/of
(daarna) - toen zij, verdachte, en/of haar mededader(s) die groentezaak was/waren uitgevlucht en/of zij, verdachte, en/of haar mededader(s) werd(en) achtervolgd door die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1]-
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (wederom) dat/die pisto(o)l(en), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) gericht en/of gericht gehouden op, althans in de richting van die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (gericht) geschoten op die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[Mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] op of omstreeks 05 mei 2008 te Alkmaar ter uitvoering van het door die/deze [mededader 1]en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een groentezaak (genaamd [naam bedrijf]) gevestigd op/aan de Gedempte Nieuwesloot [huisnummer] aldaar, weg te nemen geld en/of een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die/deze [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan die/deze [mededader 1]
en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich -die/deze [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3]- wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een of meer goed(eren), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die/deze [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3],
het volgende heeft/hebben gedaan:
die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] is/zijn naar die groentezaak toegegaan en/of (vervolgens) is/zijn die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] die groentezaak naar binnen gegaan en/of (daarbij) heeft/hebben die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] zijn/hun gezicht(en) onherkenbaar gemaakt door een capuchon over zijn/hun hoofd(en) te trekken en/of door een bivakmuts op zijn/hun hoofd(en) te doen en/of (vervolgens) heeft/hebben die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] (een) pisto(o)l(en), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) uit zijn/hun kleding gehaald en/of heeft/hebben die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] dat/die
pisto(o)l(en), althans op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) getoond en/of getoond gehouden en/of gericht en/of gericht gehouden op/aan die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1]
en/of
(daarna) - toen die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] die groentezaak was/waren uitgevlucht en/of die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] werd(en) achtervolgd door die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1]-
heeft/hebben die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] (wederom) dat/die pisto(o)l(en), althans (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en) gericht en/of gericht gehouden op,
althans in de richting van die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] (gericht) geschoten op die/deze [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
in of omstreeks de periode van 01 april 2008 tot en met 05 mei 2008 in de
gemeente Alkmaar en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door die/deze [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] mee te delen hoeveel geld er gebruikelijk
aanwezig was op een bepaald tijdstip en/of waar dat geld zich bevond en/of
door aan die/deze [mededader 1] en/of [mededader 3] en/of [mededader 2] mee te delen hoeveel
personeelsleden er (normaal) gesproken aanwezig zou(den) zijn;
2. OVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT HET BEWIJS VAN HET TEN LASTE GELEGDE
Op 5 mei 2008 is door twee personen te Alkmaar in een aan de Gedempte Nieuwesloot gelegen groentezaak, welke toebehoort aan [slachtoffer 1] -kort gezegd- een poging ondernomen die groentezaak te overvallen. Verdachte wordt verweten bij dit feit betrokken te zijn.
De rechtbank zal eerst de rol van verdachte (zoals gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting) bij genoemd feit bespreken. Vervolgens zal de rechtbank bespreken in hoeverre de rol van verdachte wordt verwoord in de tenlastelegging en tenslotte tot welke conclusies dat moet leiden met betrekking tot de vraag of het ten laste gelegde al dan niet bewezen is.
I. DE ROL VAN VERDACHTE
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was tot en met 5 mei 2008 werkzaam bij [naam bedrijf], een groentezaak gevestigd aan de Gedempte Nieuwesloot te Alkmaar. Ik was die maandag zoals gewoonlijk om 8.00 uur met mijn werk begonnen. [mededader 3] was mijn vriend. De vrijdag daaraan voorafgaand bespraken [mededader 3], [mededader 1] (bijnaam) [mededader 1] en ik in Den Haag met elkaar dat we geld nodig hadden. Toen zei ik tegen hen dat we wel geld konden halen in de [naam bedrijf]. Ik heb tegen de jongens gezegd dat ze het op maandagochtend vroeg moesten doen, dan was mijn baas er nog niet en was ik alleen in de winkel. Ik werd die nacht om elf uur of twaalf uur door de jongens gebeld met de mededeling “We doen het morgen”. Toen vertelden ze mij dat ze met een auto naar Alkmaar zouden gaan. De afspraak was dat ik zou delen in de buit en € 5.000,-- zou krijgen.
Het geld zat in een kluis die onder het bureau in het kantoor stond. Ik kende de code van de kluis. Ik had de jongens verteld waar de kluis stond. Ik zou hen de code geven om de kluis te kunnen openen. Ik stuurde de jongens om 8.00 uur een SMS toen ik nog in de winkel was. Later werd mij een SMS-bericht gestuurd met de vraag hoeveel pionnen er waren. Ik ben gewoon aan het werk gegaan. Om 10.30 uur kwam mijn werkgever in de winkel. Ik ben toen bestellingen gaan wegbrengen. Toen de jongens de winkel binnengingen, was ik er niet. Acht minuten vóór de overval heb ik [mededader 3] gebeld. Ik kreeg toen [mededader 3] aan de telefoon. Ik zei toen tegen [mededader 2] dat ik niet wilde dat het doorging, maar [mededader 2] zei dat ze er al waren. Toen ik terug kwam bij de winkel lag voor de winkel een scooter op de grond. Ik wist niet dat zij zich onherkenbaar zouden maken. Het zou kunnen dat ik wel wist dat ze een wapen mee zouden nemen. De avond daarvoor belde ik hen met de mededeling dat ze vooral vroeg moesten komen. Het woord “pionnen” betrof het aantal mensen dat aanwezig was.
De verdachte heeft op 19 mei 2008 tegenover de politie onder meer het volgende verklaard :
Ik heb [mededader 3] ontmoet via [naam]. Zij is bevriend met [bijnaam mededader 1]. Dat is de bijnaam van haar vriend [mededader 1]. Door hen heb ik [mededader 3], degene die ik [bijnaam mededader 3] noem, leren kennen. Ik kwam op het idee de groentezaak te overvallen. De vrijdag voor de overval, toen ik in Den Haag was bij [mededader 3] en [mededader 1], vertelde ik hen dat ik helemaal klaar was met [slachtoffer 1]. Daar kwam nog eens bij dat ik zelf in financiële nood was geraakt. In een opwelling heb ik [mededader 3] en [mededader 1] toen aangegeven dat als ze geld wilden hebben, ze geld in de groentezaak konden halen. De volgende dag zeiden [mededader 3] en [mededader 1] tegen mij dat ze het gingen doen. [mededader 3] en [mededader 1] verzekerden mij dat er niets fout kon gaan. Er is gesproken over een eventueel aandeel in de buit voor mij. Ik heb gezegd dat als het zou lukken, ik genoeg zou hebben aan € 5.000,--, omdat ik dan met dat bedrag uit de financiële zorgen zou zijn. Ik wist niet dat ze het op 5 mei 2008 zouden doen. Omstreeks 8.00 uur die ochtend werd ik gebeld door de telefoon van [mededader 3]. Ik kreeg [bijnaam mededader 1] aan de telefoon. Hij zei “Werk ze, we zien je straks nog wel”. Ik heb later toen ik op mijn werk was, [mededader 3] gebeld en gevraagd wat ze gingen doen. [mededader 3] antwoordde mij dat ze het vandaag gingen doen. Kort voor de overval heb ik naar de telefoon van [mededader 3] gebeld maar ik kreeg toen [bijnaam mededader 2] aan de lijn.
[bijnaam mededader 2] is degene die jullie [mededader 2] noemen. Ik zei tegen [bijnaam mededader 2] dat [mededader 3] er beter van af kon zien waarop [bijnaam mededader 2] antwoordde dat het te laat was, omdat [mededader 3] en [mededader 1] reeds onderweg waren. We hadden het er wel over gehad hoe ze de overval zouden gaan plegen. Zij zouden alles regelen. Ik wist wel dat een van hen een vuurwapen mee zou nemen.
De verdachte heeft op 20 mei 2008 tegenover de politie onder meer het volgende verklaard :
Ik wilde dat de overval zo vroeg mogelijk in de ochtend zou worden gepleegd, namelijk om 8.00 uur, omdat ik dan als enige in de winkel aanwezig zou zijn. Dat zou het plegen van de overval vergemakkelijken. De overige medewerkers van de winkel zouden dan in het magazijn aan het werk zijn en niet in de winkel zelf.
De verdachte [mededader 1] heeft op 2 juni 2008 tegenover de politie onder meer het volgende verklaard :
Jullie weten dat ik [bijnaam mededader 1] wordt genoemd. Ik beken de overval te hebben gepleegd. Ik bestuurde de scooter. Ik heb [verdachte] leren kennen via mijn vriendin [naam]. [bijnaam mededader 2] is een Turkse jongen uit Den Haag. Toen ik in de winkel stond had ik twee vuurwapens bij mij. Ineens merkte ik dat er achter mij iemand strubbelingen kreeg. Dat kan mijn mededader geweest zijn. Ik heb met een van de pistolen geschoten. Ik had mijn gezicht bedekt met een panty.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de door verdachte en [mededader 1] afgelegde verklaringen de rol van verdachte bij het begaan van dit feit worden omschreven als een sturende, waarbij zij anderen ertoe heeft bewogen het feit te plegen maar zelf geen uitvoeringshandelingen heeft verricht. Zij was echter bij het bedenken, het begeleiden en het afhandelen van het feit betrokken. Zij heeft immers vlak voor en na het plegen van het feit telefonisch contact gehad met de uitvoerders van hun gezamenlijk voornemen, terwijl zij voorts de code van de kluis bekend zou maken en zou delen in de opbrengst. Bovendien heeft ze, wetende dat de overval zou worden gepleegd, zich daar op geen enkele wijze van gedistantieerd door bijvoorbeeld haar werkgever of de politie in te lichten over de aanstaande overval.
Hetgeen verdachte hierover ter zitting heeft verklaard, namelijk dat zij telefonisch aan [mededader 2] zou hebben doorgegeven dat zij wilde dat de geplande overval niet doorging, wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat in het geval van verdachte kan worden gesproken van “medeplegen”.
II. DE TENLASTELEGGING
Aan verdachte is ten laste gelegd, zoals hiervoor onder primair is aangegeven, kort gezegd
- dat zij op of omstreeks 05 mei 2008 te Alkmaar
- ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf
- om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een groentezaak (genaamd [naam bedrijf]) gevestigd op/aan de Gedempte Nieuwesloot [huisnummer] aldaar, weg te nemen geld en/of een of meer goed(eren), door middel van geweld of bedreiging met geweld dan wel middels afpersing.
Voorts worden haar diverse met name genoemde uitvoeringshandelingen verweten.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte de haar verweten uitvoeringshandelingen heeft verricht. Zij is niet van Den Haag naar Alkmaar vertrokken, is tijdens de overval niet in de winkel geweest en was kort na de overval niet in de nabijheid van haar mededaders. Geen van de tenlastegelegde feitelijke handelingen is door verdachte verricht. Uit haar hiervoor aangehaalde verklaringen blijkt dat door haar met name in het weekend voorafgaande aan het feit een bijdrage aan het feit is geleverd en niet op of omstreeks 5 mei 2008. Wel zou verdachte na het plegen van de overval nog haar medewerking verlenen door met de aan haar bekende code de kluis te openen.
De Hoge Raad overweegt in zijn arrest van 6 juli 2004, NJ 2004, 443, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AO9905 met betrekking tot het ten laste leggen van feitelijke uitvoeringshandelingen, indien medeplegen is ten laste gelegd, het volgende:
Het Hof heeft met de in de bewezenverklaring gebezigde woorden “tezamen en in vereniging met zijn mededaders” tot uitdrukking gebracht dat het telkens bewezen acht dat verdachte en die mededaders zo nauw en volledig hebben samengewerkt, dat ieder aansprakelijk is ook voor de daden die hij niet zelf, maar zijn mededaders hebben verricht. Voorzover het middel blijkens de toelichting berust op een andere lezing van genoemde bewezenverklaring en op grond daarvan ervan uitgaat dat uit de gebezigde bewijsmiddelen moet kunnen volgen dat de verdachte zelf de omschreven feitelijke handelingen heeft verricht, mist het daarom feitelijke grondslag. Anders dan in de toelichting op het middel wordt betoogd behoeft in een bewezenverklaring naar aanleiding van een op medeplegen toegespitste tenlastelegging, waarin is gesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen het feit heeft gepleegd, niet te worden vermeld of en zo ja, welke feitelijke handelingen de verdachte zelf dan wel zijn mededader of mededaders hebben verricht.
Aan verdachte is ten laste gelegd “dat zij op of omstreeks 5 mei 2008….’. Haar is niet ten laste gelegd dat zij “tezamen en in vereniging met anderen op of omstreeks 5 mei 2008…” handelingen heeft verricht ter uitvoering van haar voornemen. Met andere woorden: in de tenlastelegging van verdachte zijn geen handelingen gesteld die een begin van uitvoering van het voornemen van verdachte betreffen. Reeds om die reden slaat genoemd arrest van de Hoge Raad op een andere situatie dan hier aan de orde.
Aan verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat verdachte medeplichtig zou zijn geweest aan het door [mededader 3] en [mededader 1] gepleegd misdrijf. Reeds op grond van hetgeen hiervoor door de rechtbank is geoordeeld over de rol van verdachte (namelijk dat er sprake is van medeplegen) kan dit feit evenmin worden bewezen.
3. VRIJSPRAAK
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte zowel primair als subsidiair is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
4. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Westdorp, voorzitter,
mr. T. Luigjes en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van W. Veenstra, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2008.