ECLI:NL:RBALK:2008:BG5193

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
19 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810218.08
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en aanranding van patiënten door masseur/magnetiseur in behandelruimte eigen woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 19 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als magnetiseur/masseur werkzaam was. De verdachte werd beschuldigd van meerdere seksuele misdrijven, waaronder verkrachting en ontucht met verschillende patiënten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 10 mei 2006, en in andere periodes, verschillende vrouwen heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waarbij hij zijn positie als behandelende therapeut misbruikte. De slachtoffers, die zich in een kwetsbare positie bevonden, hebben verklaard dat de verdachte hen onder druk heeft gezet en hen in een afhankelijkheidsrelatie heeft gebracht. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als geloofwaardig beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat zijn handelingen therapeutisch van aard waren en dat er geen sprake was van dwang. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen niet alleen het vertrouwen van de slachtoffers heeft geschonden, maar ook hun lichamelijke integriteit ernstig heeft aangetast. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van enkele benadeelde partijen toegewezen, terwijl andere vorderingen niet ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810218.08 (P)
Datum uitspraak : 19 november 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[Naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman mr. R. Polderman, Postbus 3271, 1801 GG Alkmaar.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Ter terechtzitting zijn de slachtofferverklaringen van [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] voorgehouden.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging met betrekking tot feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 10 mei 2006 te Heerhugowaard door (een) feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen
tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1], hebbende verdachte zeer onverhoeds zijn vinger in de vagina van die [naam slachtoffer 1] gestoken en/of vervolgens heen en weer gaande bewegingen met zijn, verdachtes, vinger gemaakt in de vagina van die [naam slachtoffer 1] en/of hebbende verdachte zeer onverhoeds zijn vinger meermalen in de vagina van die [naam slachtoffer 1] gestoken,
en bestaande die feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut in het kader van een behandeling van die [naam slachtoffer 1] en/of als uitvloeisel van die behandeling die [naam slachtoffer 1] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en een vertrouwensrelatie met die [naam slachtoffer 1] heeft opgebouwd en zodoende een psychisch overwicht op die [naam slachtoffer 1] heeft opgebouwd/verworven
en/of
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [naam slachtoffer 1] zijn vinger in haar vagina heeft gestoken;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 10 mei 2006 in de gemeente Heerhugowaard, terwijl hij toen werkzaam was als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer 1], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij tijdens een behandeling zijn vinger in de vagina van die [naam slachtoffer 1] gestoken en/of vervolgens heen en weer gaande bewegingen met zijn,
verdachtes, vinger gemaakt in de vagina van die [naam slachtoffer 1], en/of meermalen zijn vinger in de vagina van die [naam slachtoffer 1] gestoken, en/of met zijn vingers de vagina en/of de schaamstreek van die [naam slachtoffer 1] betast;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 21 december 2007 in de gemeente Heerhugowaard door (een) feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 2], hebbende verdachte zeer onverhoeds zijn vinger en/of duim in de vagina van die [naam slachtoffer 2] gestoken en bestaande die feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut in het kader van een behandeling van die [naam slachtoffer 2] en/of als uitvloeisel van die behandeling die [naam slachtoffer 2] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en een vertrouwensrelatie met die [naam slachtoffer 2] heeft opgebouwd en zodoende een psychisch overwicht op die [naam slachtoffer 2] heeft opgebouwd/verworven
en/of
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [naam slachtoffer 2] zijn vinger in haar vagina heeft
gestoken;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot en met 21 december 2007
in de gemeente Heerhugowaard, terwijl hij toen als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer 2], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij tijdens een behandeling zijn vinger in de vagina van die [naam slachtoffer 2] gestoken en/of de vagina en/of de schaamlip(pen) van die [naam slachtoffer 2] aangeraakt en/of betast;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 21 december 2007 in de gemeente Heerhugowaard, (telkens) met [naam slachtoffer 3] ([geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het masseren en/of strelen en/of betasten van de vagina van die [naam slachtoffer 3];
4.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 13 januari 2006 in de gemeente Heerhugowaard, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het zeer onverhoeds met olie insmeren van de vagina en/of de schaamstreek van die [naam slachtoffer 4]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut in het kader van een behandeling van die [naam slachtoffer 4] en/of als uitvloeisel van die behandeling die [naam slachtoffer 4] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en een vertrouwensrelatie met die [naam slachtoffer 4] heeft opgebouwd en zodoende een psychisch overwicht op die [naam slachtoffer 4] heeft opgebouwd/verworven
en/of
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [naam slachtoffer 4] haar onderbroek opzij heeft geschoven en/of vervolgens haar vagina en/of schaamstreeks met olie heeft ingesmeerd;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 13 januari 2006 in de gemeente Heerhugowaard, terwijl hij toen werkzaam was als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer 4], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij de vagina en/of de schaamstreek van die [naam slachtoffer 4] met olie ingesmeerd;
5.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2005 tot en met 30 oktober 2005 in de gemeente Heerhugowaard, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het masseren van de liezen van die [naam slachtoffer 5] en/of het masseren/betasten van de borsten en/of de tepels van die [naam slachtoffer 5] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte
als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut in het kader van een behandeling van die [naam slachtoffer 5] en/of als uitvloeisel van die behandeling die [naam slachtoffer 5] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en een vertrouwensrelatie met die [naam slachtoffer 5] heeft opgebouwd en zodoende een psychisch overwicht op die [naam slachtoffer 5] heeft opgebouwd/verworven
en/of
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [naam slachtoffer 5] haar ineens is gaan masseren bij haar liezen en/of ook haar borsten en/of tepels heeft gemasseerd, althans betast;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2005 tot en met 30 oktober 2005 in de gemeente Heerhugowaard, terwijl hij toen werkzaam was als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer 5], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, de liezen van die [naam slachtoffer 5] gemasseerd en/of de borsten en/of de tepels van die [naam slachtoffer 5] gemasseerd/betast;
6.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Heerhugowaard, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit het zeer onverhoeds met zijn, verdachtes, duimen en/of vingers
betasten van de bilnaad van die [naam slachtoffer 6] en/of het betasten van de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [naam slachtoffer 6]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut in het kader van een behandeling van die [naam slachtoffer 6] en/of als uitvloeisel van die behandeling die [naam slachtoffer 6] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en een vertrouwensrelatie met die [naam slachtoffer 6] heeft opgebouwd en zodoende een psychisch overwicht op die [naam slachtoffer 6] heeft opgebouwd/verworven
en/of
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [naam slachtoffer 6] haar billen en/of bilnaad en/of haar schaamlippen, althans schaamstreek heeft betast;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 6 niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 31 december 2004 in de gemeente Heerhugowaard, terwijl hij toen werkzaam was als magnetiseur/masseur/reiki-therapeut in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer 6], die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij met zijn, verdachtes, duimen en/of vingers de billen en/of de bilnaad en/of de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [naam slachtoffer 6] betast;
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 en onder feit 6 primair en subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt:
Ten aanzien van feit 3:
De verdachte heeft het plegen van ontuchtige handelingen met [naam slachtoffer 3] bij de politie en ter terechtzitting steeds met klem ontkend.
[naam slachtoffer 3] heeft tijdens haar verhoor in de verhoorstudio verklaard dat de verdachte aan haar plasser heeft gezeten tijdens het masseren. Voorafgaand aan het studioverhoor heeft [naam slachtoffer 3] gesprekken gevoerd met haar moeder.
Op bladzijde 77 van het proces-verbaal heeft de moeder van [naam slachtoffer 3] als getuige tegenover de politie onder meer het volgende verklaard :
“Ik vroeg aan [naam slachtoffer 3]: “Wat doet [naam verdachte] bij jou, masseert hij je armen en je benen?”Toen zei [naam slachtoffer 3]: “ja”. Toen vroeg ik: “zit [naam verdachte] ook in jouw onderbroek”? Toen keek ze naar beneden en zei ze: “nee”. Ik zei toen tegen haar: “Kijk me eens aan, zit [naam verdachte] echt niet in jouw onderbroekje?”. Toen begon ze te huilen en toen zei [naam slachtoffer 3] “ja”.
De rechtbank realiseert zich dat de moeder van [naam slachtoffer 3] vanuit haar bezorgdheid als moeder en met goede bedoelingen met [naam slachtoffer 3] heeft gesproken. Hierbij is het gevaar ontstaan dat de moeder van [naam slachtoffer 3] bevestiging van haar vermoedens heeft gezocht door het stellen van gesloten en/of suggestieve vragen.
In het proces-verbaal van het studioverhoor verklaart [naam slachtoffer 3] als volgt:
p. 11 (Vraag): [naam verdachte]? Oke. En wat kun je daarover vertellen, over [naam verdachte]?
A(ntwoord): Hij zat steeds aan me moeder, hij zat steeds aan mij. […]
p. 12 V: […] want dan zeg je op een gegeven moment tegen mij van die heeft mijn moeder aangeraakt en hij heeft mij ook aangeraakt.
A: Ja, hij zat steeds aan ons.
p. 13 V: Want jij zegt die heeft mijn moeder aangeraakt.
A: Ja en ik ook. Hij zat steeds aan ons, hij kon niet van ons afblijven.
(p. 18) V: Waar raakt ie jou dan aan dan?
A: Dat voel ik nie.
V: Je wees het wel aan.
A: Ja maar maar dan uh dat heb mijn moeder verteld.
V: Wat heeft jouw moeder verteld?
A: Dat uh hij uh uh aan me plasser zat.
V: […] Dat moet helder zijn wat jij zegt, mijn moeder heeft verteld dat hij aan m’n plasser zat.
A: Nee (steekt rechter wijsvinger omhoog) dat dat [naam verdachte] er niet meer was uh dat ie op een verkeerde plek ging masseren. Dat zei mama.
Mede op grond van de hier aangehaalde passages uit het studioverhoor van [naam slachtoffer 3] kan naar het oordeel van de rechtbank niet uitgesloten worden dat de verklaring van [naam slachtoffer 3] is beïnvloed door de gesprekken die zij voorafgaand aan het studioverhoor heeft gevoerd met haar moeder of door gesprekken die haar moeder wellicht, in het bijzijn van [naam slachtoffer 3], met anderen voerde over het door verdachte gepleegde seksuele misbruik bij moeder.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat tegen deze achtergrond de verklaringen van [naam slachtoffer 3] gedurende het studioverhoor niet zonder meer als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en derhalve onvoldoende zijn om te komen tot de bewezenverklaring van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde. Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich ook overigens in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 6 primair en subsidiair:
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van dit feit. De aangifte van [naam slachtoffer 6] is onvoldoende om tot het wettig en overtuigend bewijs te komen. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken terzake het onder 6 primair en subsidiair tenlastegelegde.
5. De bewijsmotivering
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair en 6 primair aan de verdachte ten laste gelegde.
B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair:
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat het juist is dat hij tijdens het masseren van de aangeefster op een gegeven moment met zijn vinger in haar vagina is gegaan. De verdachte heeft aangevoerd dat deze situatie ontstond en dat hij daaraan geen weerstand kon bieden. De verdachte heeft verklaard dat er geen sprake was van dwang, maar dat er sprake was van wederzijdse goedkeuring. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weet dat het plegen van seksuele handelingen tijdens zijn werk als masseur niet is toegestaan.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte heeft toegegeven dat hij seks heeft gehad met aangeefster [naam slachtoffer 1], bestaande uit het strelen en vingeren van de vagina van [naam slachtoffer 1], maar dat er geen sprake was van dwang.
De raadsman voert aan dat de aangifte van verkrachting niet past bij hetgeen er gebeurd zou zijn en dat de aangeefster na overleg met haar therapeute en na een bijeenkomst met andere aangeefsters tot haar aangifte is gekomen. De raadsman stelt dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en verzoekt de verdachte vrij te spreken.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair:
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij zonder daarvóór iets te zeggen, de aangeefster zeer kortstondig heeft aangeraakt op de vagina aan de zijkant daarvan. De verdachte heeft, evenals bij de politie, ontkend dat hij met zijn vinger in de vagina van aangeefster is geweest.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat op grond van de verklaring van verdachte vastgesteld kan worden dat verdachte de aangeefster [naam slachtoffer 2] een seconde aan de zijkant van een van de schaamlippen heeft aangeraakt, maar niet met een duim of een vinger in haar vagina is geweest. De raadsman stelt dat, al zou er al sprake zijn van binnendringen, het seksuele karakter van dit binnendringen niet kan worden vastgesteld, nu verdachte heeft gehandeld met een therapeutisch doel: het opheffen van blokkades bij aangeefster. De raadsman stelt dat er voor de aanwezigheid van het psychische overwicht onvoldoende bewijs is. De raadsman stelt dat de verklaring van de aangeefster [naam slachtoffer 2] alleen onvoldoende is voor het wettig en overtuigend bewijs, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3:
De verdachte heeft dit feit bij de politie en tijdens de behandeling op de terechtzitting met klem ontkend.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verklaring van [naam slachtoffer 3] in de verhoorstudio onvoldoende betrouwbaar is en dat de verdachte, gelet op het ontbreken van enig ander rechtstreeks en objectief bewijs dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 primair en subsidiair:
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de puisten in de liezen van de aangeefster heeft behandeld met olie en dat hij 1 keer te schielijk olie heeft aangebracht aan de zijkant van haar liezen. De verdachte stelt zich op het standpunt dat hij met toestemming van de aangeefster de puisten in haar liezen heeft aangestipt met olie en dat hij hiertoe haar string opzij heeft geschoven.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat behoudens de verklaring van aangeefster er geen ander onafhankelijk bewijsmiddel in het dossier ligt waaruit afgeleid zou kunnen worden dat er meer gebeurd is dan zijn cliënt heeft verklaard. De raadsman stelt dat uit het dossier naar voren komt dat er weliswaar een vertrouwensrelatie was tussen aangeefster en verdachte maar niet een situatie van afhankelijkheid waardoor er psychisch overwicht van verdachte aanwezig was. De raadsman verzoekt de rechtbank de verdachte vrij te spreken van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 5 primair en subsidiair:
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij blijft bij zijn verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. Hij heeft op de terechtzitting verklaard dat hij uit een vorm van vriendschap aan de tepels van de aangeefster heeft gedraaid en dat hij dat niet zag als een seksuele handeling.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat vastgesteld kan worden dat verdachte de borsten van de aangeefster heeft gemasseerd en de tepels heeft aangeraakt. De raadsman voert aan dat de verdachte heeft verklaard dat hij nooit de indruk heeft gehad dat de aangeefster dit vervelend vond en voorts dat er geen sprake is van dwingen met geweld of met andere feitelijkheden omdat ook hier de afhankelijkheidsrelatie ontbreekt. Naar de mening van de raadsman was er wel een vertrouwensband tussen verdachte en aangeefster maar niet een zodanig psychisch overwicht dat valt te spreken van aanranding. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde voert de raadsman aan dat de verdachte geen seksuele bedoeling had bij het strelen van de borsten van de aangeefster. De raadsman verzoekt verdachte vrij te spreken van het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 6 primair en subsidiair:
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de aangeefster één of twee keer heeft gemasseerd en dat hij de aangeefster daarbij nooit heeft betast in de schaamstreek.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
C. Beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair:
De aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft op 8 maart 2008 aangifte gedaan van verkrachting tegen verdachte. Zij heeft verklaard dat zij verdachte heeft leren kennen in augustus 2005. Ze heeft verklaard dat de behandeling bij verdachte is begonnen aan het einde van het jaar 2005 en dat deze behandeling bestond uit magnetiseren en masseren en plaatsvond in de woning van verdachte aan [adres] te Heerhugowaard. De aangeefster heeft verklaard dat ze 5 Euro voor een behandeling moest betalen. Dat was een speciale prijs omdat verdachte haar wilde helpen en haar bijzonder vond. De aangeefster heeft tegenover de politie verklaard dat ze tot een paar dagen voor haar verjaardag op 10 mei 2006 bij verdachte in behandeling is geweest en dat zij een verandering in de behandeling bemerkte op het moment dat verdachte eerder dan gewoonlijk haar benen ging masseren en dat hij daarbij geen olie gebruikte.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op een gegeven moment weer haar benen ging masseren aan de binnenkant van haar liezen, vervolgens haar string opzij trok en met zijn vinger in haar vagina ging en met zijn vinger heen en weer ging in haar vagina, waarbij er niets werd gezegd tussen verdachte aan aangeefster. De aangeefster heeft verklaard dat ze vervolgens van de behandeltafel is gegaan en heeft geprobeerd om [naam getuige 1], de echtgenote van verdachte, te roepen.
De aangeefster heeft verklaard dat verdachte wist dat zij in het verleden een paar keer was verkracht. Zij had hem dit verteld omdat ze hem vertrouwde. Zij zag verdachte en zijn partner als haar tweede ouders .
Verdachte heeft verklaard dat zij, nadat ze van de behandeltafel was gesprongen, zich meteen heeft aangekleed en naar beneden is gegaan. Zij zag daar [naam getuige 1] staan en is meteen gaan huilen.
De aangeefster is tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, bij haar tegenover de politie afgelegde verklaring gebleven .
De getuige [naam getuige] heeft tegenover de politie verklaard dat zij op 19 februari 2008 is gebeld door [naam slachtoffer 1] die tegen haar zei dat [naam verdachte] “erin” had gezeten tijdens de massage. De getuige heeft haar echtgenoot hiermee geconfronteerd. De verdachte, die reeds eerder was geconfronteerd was met andere aangiften, heeft toen tegen zijn echtgenote gezegd dat hij de situatie met [naam slachtoffer 1] helemaal was vergeten .
De verdachte heeft tijdens het onderzoek op de terechtzitting verklaard dat hij op een gegeven moment tijdens het masseren van [naam slachtoffer 1], die toen op haar buik lag, met zijn vinger in haar vagina is gegaan. De verdachte heeft voorts op de terechtzitting verklaard dat aangeefster hem vertrouwelijke dingen heeft verteld, onder meer dat zij in het verleden is verkracht.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair:
De aangeefster [naam slachtoffer 2] heeft op 7 april 2008 aangifte gedaan van verkrachting, gepleegd door verdachte. Zij heeft tegenover de politie verklaard dat ze de verdachte al kende toen ze klein was en dat zij hem eigenlijk als vader zag. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar tweeëneenhalf à drie jaar geleden begon te helpen door massages. Deze massages vonden plaats in een behandelkamer in de woning van verdachte aan [adres] in Heerhugowaard. De aangeefster heeft verklaard dat ze de verdachte voor 100% vertrouwde. De aangeefster heeft tegenover de politie verklaard dat ze tijdens behandelingen steeds op haar buik op de tafel lag. Ze heeft verklaard dat ze, op het moment dat de verdachte echt te ver ging, veel olie voelde. Ze voelde de olie richting haar vagina lopen. Ze voelde de handen van de verdachte en opeens voelde ze dat hij met zijn vinger of duim in haar vagina zat. De aangeefster heeft verklaard dat één en ander heel snel is gegaan, dat ze meteen heel boos werd, meteen van de behandeltafel is afgegaan en gelijk naar huis is gegaan .
De aangeefster [naam slachtoffer 2] is door de rechter-commissaris als getuige gehoord. De aangeefster is tijdens dat verhoor bij haar verklaring gebleven zoals ze die tegenover de politie heeft afgelegd. In aanvulling daarop heeft zij tegenover de rechter-commissaris verklaard dat de laatste behandeling door de verdachte plaatsvond op 21 december 2007 .
De getuige [naam getuige 1] heeft tegenover de politie verteld dat zij de aangeefster [naam slachtoffer 2] eind november 2007 (de rechtbank begrijpt eind december 2007) naar beneden zag komen en dat [naam slachtoffer 1] op dat moment meteen naar huis wilde en erg kortaf deed. De getuige heeft verklaard dat de aangeefster op een gegeven moment tegen haar gezegd heeft dat [naam verdachte] er met zijn vinger had ingezeten. De getuige heeft haar echtgenoot geconfronteerd met de vraag of hij met zijn vinger in [naam slachtoffer 2] had gezeten. Volgens de getuige heeft haar man toen met ja geantwoord en dat hij dat heeft gedaan op therapeutische basis om een seksuele blokkade op te heffen bij aangeefster .
De getuige [naam getuige 2] heeft op 14 april 2008 tegenover de politie verklaard dat ze op 24 november 2007 (de rechtbank begrijpt december 2007) is gebeld door de aangeefster [naam slachtoffer 2] die haar toen telefonisch meedeelde dat [naam verdachte] met zijn vinger in haar doos had gezeten. De getuige heeft vervolgens verklaard dat ze erbij is geweest op het moment dat de aangeefster bij haar thuis de verdachte confronteerde met zijn handelen. De getuige heeft de verdachte toen tegen de aangeefster horen zeggen dat hij het er al met de aangeefster over had gehad en dat hij haar reeds zijn excuses had aangeboden .
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij tijdens één van de behandelingen zeer kortstondig de zijkant van het kruis van de aangeefster heeft aangeraakt teneinde een blokkade bij haar weg te nemen.
Ten aanzien van feit 4 primair en subsidiair:
De aangeefster [naam slachtoffer 4] heeft op 17 april 2008 tegenover de politie verklaard dat zij in het voorjaar of in de zomer van 2005 bij verdachte in behandeling kwam bij hem thuis en dat deze behandeling bestond uit massage. Verdachte heeft verklaard dat zij in de periode erg depressief was. Volgens de aangeefster wist de verdachte precies hoe hij met haar moest omgaan op dat moment en luisterde hij heel goed naar haar en wist hij precies de goede woorden te zeggen.
Rond november/december 2005 begon de getuige zich wat beter te voelen en merkte zij dat zij door de verdachte werd bekeken tijdens het uitkleden en hoorde zij dat de verdachte seksistische opmerkingen maakte. Zo hoorde zij de verdachte tegen haar zeggen dat hij haar een lekker ding vond en dat zij een lekkere kont had. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte op een gegeven moment tijdens de behandeling de littekens in haar liezen zag. De aangeefster heeft verklaard dat op 6 of 12 januari 2006 de verdachte haar littekens in de liezen ging insmeren met olie. Tijdens dit insmeren werd zij overrompeld door het feit dat de verdachte ineens haar onderbroek opzij schoof, zodanig dat haar geslachtsdeel daardoor zichtbaar werd, en dat de verdachte met zijn andere hand olie op haar lies begon te smeren en toen met zijn hand gelijk door ging naar haar geslachtsdeel. Ze voelde dat de verdachte met zijn vingers over haar schaamlippen en haar clitoris en rond haar vagina ging. De aangeefster heeft verklaard dat ze in twee etappes is ingesmeerd, eerst haar ene lies en haar geslachtsdeel en toen haar andere lies en wederom haar geslachtsdeel .
De aangeefster heeft tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, een verklaring afgelegd op 23 september 2008 en is daarbij bij haar tegenover de politie afgelegde verklaring gebleven .
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij tijdens één van de behandelingen van aangeefster een puist in haar lies heeft aangestipt met olie en dat het best zou kunnen dat hij tegen de aangeefster heeft gezegd dat ze een lekkere kont had.
Ten aanzien van feit 5 primair en subsidiair:
De aangeefster [naam slachtoffer 5] heeft op 12 maart 2008 aangifte gedaan van aanranding, gepleegd door verdachte. De aangeefster heeft verklaard dat verdachte vanaf juni 2004 bij haar begonnen is met Reiki massage en dat hij haar in de maanden januari, februari en maart 2005 heeft gemasseerd in zijn massagekamer in zijn woning. De aangeefster heeft verklaard dat zij aanvankelijk haar bovenbroek aanhad en dat zij op een vraag van de verdachte deze tijdens een behandeling in april 2005 heeft uitgedaan omdat hij haar benen wilde masseren. Volgens de aangeefster moesten er gaandeweg steeds meer kleren uit en ging de verdachte steeds meer delen van haar lichaam masseren. De aangeefster heeft verklaard dat ze de verdachte net zo vertrouwd beschouwde als haar eigen huisarts. In oktober 2005 voelde de aangeefster dat de verdachte ook haar buik ging masseren en daarbij ook haar borsten en haar tepels aanraakte. De aangeefster heeft verklaard dat ze op dat moment perplex was en niet had ingeschat dat het zou gebeuren. De aangeefster heeft verklaard dat ze daarna met stomheid geslagen van de massagetafel is gekomen en daarna niet meer bij verdachte in behandeling is geweest .
De aangeefster [naam slachtoffer 5] heeft tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, verklaard dat zij bij haar tegenover de politie afgelegde verklaring blijft .
De verdachte heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting verklaard dat hij bij zijn verklaring bij de politie blijft. Hij heeft verklaard dat hij uit een vorm van vriendschap aan de tepels van de aangeefster heeft gedraaid en dat hij haar borstspier heeft gemasseerd.
D. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen, mede in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 4 primair en feit 5 primair ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair:
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 10 mei 2006 te Heerhugowaard door feitelijkheden [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn vinger in de vagina van die [naam slachtoffer 1] gestoken en vervolgens heen en weer gaande bewegingen met zijn, verdachtes, vinger gemaakt in de vagina van die [naam slachtoffer 1]
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte als magnetiseur/masseur in het kader van een behandeling van die [naam slachtoffer 1] die [naam slachtoffer 1] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en een vertrouwensrelatie met die [naam slachtoffer 1] heeft opgebouwd en zodoende een psychisch overwicht op die [naam slachtoffer 1] heeft opgebouwd
en
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [naam slachtoffer 1] zijn vinger in haar vagina heeft gestoken.
2 primair:
hij in de periode van 1 december 2007 tot en met 21 december 2007 in de gemeente Heerhugowaard door feitelijkheden [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 2], hebbende verdachte zijn vinger in de vagina van die [naam slachtoffer 2] gestoken
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte als magnetiseur/masseur in het kader van een behandeling van die [naam slachtoffer 2] die [naam slachtoffer 2] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en een vertrouwensrelatie met die [naam slachtoffer 2] heeft opgebouwd en zodoende een psychisch overwicht op die [naam slachtoffer 2] heeft opgebouwd
en
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [naam slachtoffer 2] zijn vinger in haar vagina heeft
gestoken.
4 primair:
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 13 januari 2006 in de gemeente Heerhugowaard, door feitelijkheden [naam slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het zeer onverhoeds met olie insmeren van de vagina en de schaamstreek van die [naam slachtoffer 4]
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte als magnetiseur/masseur in het kader van een behandeling van die [naam slachtoffer 4] die [naam slachtoffer 4] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en een vertrouwensrelatie met die [naam slachtoffer 4] heeft opgebouwd en zodoende een psychisch overwicht op die [naam slachtoffer 4] heeft opgebouwd
en
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [naam slachtoffer 4] haar onderbroek opzij heeft geschoven en vervolgens haar vagina en schaamstreek met olie heeft ingesmeerd.
5 primair:
hij in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 oktober 2005 in de gemeente Heerhugowaard, door feitelijkheden [naam slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het masseren/betasten van de borsten en de tepels van die [naam slachtoffer 5]
en bestaande die feitelijkheden hierin dat hij, verdachte, als magnetiseur/masseur in het kader van een behandeling van die [naam slachtoffer 5] die [naam slachtoffer 5] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en een vertrouwensrelatie met die [naam slachtoffer 5] heeft opgebouwd en zodoende een psychisch overwicht op die [naam slachtoffer 5] heeft opgebouwd
en
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [naam slachtoffer 5] haar ineens is gaan masseren bij haar borsten en tepels.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair, telkens:
Verkrachting.
Ten aanzien van feit 4 primair en feit 5 primair, telkens:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
7. De strafbaarheid van de verdachte
De psychiater R.L. Noll heeft in zijn rapport, gedateerd 31 oktober 2008, geconcludeerd dat er bij de verdachte geen aanwijzingen bestaan voor een psychiatrische stoornis en dat, indien dit bewezen wordt, verdachte volledig toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden voor het tenlastegelegde.
Verdachte is strafbaar nu ook overigens niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
A Korte leesbare beschrijving van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele jaren een aantal malen schuldig gemaakt aan verkrachting van een tweetal vrouwen en aan het plegen van ontuchtige handelingen bij twee andere vrouwen, terwijl deze vrouwen bij hem onder behandeling waren in zijn massagepraktijk.
B. De eis van de officier
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen en dat daarbij telkens de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De officier van justitie heeft opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd.
C. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat vrijspraak dient te volgen voor alle tenlastegelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, indien de feiten bewezen zullen worden verklaard, uit het rapport van de heer Wouda van de reclassering Nederland blijkt dat de heer Wouda geen van de strafmodaliteiten passend acht voor de verdachte, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte door zijn vrouw en dochter het huis is uitgezet en dat door de gebeurtenissen de kwaliteit van leven voor de verdachte in negatieve zin is veranderd en dat hij hierdoor al voldoende is gestraft. De raadsman verzoekt subsidiair verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Meer subsidiair verzoekt de raadsman een onderzoek naar de detentiegeschiktheid van verdachte te gelasten, indien de rechtbank overweegt om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
D. Feitgerelateerde factoren
De verdachte heeft in een periode van enkele jaren vier vrouwen, die hij als magnetiseur/masseur in behandeling had, seksueel misbruikt. Bij twee vrouwen bestond dit misbruik uit het met zijn vinger verkrachten van die vrouwen en bij twee andere vrouwen bestond dit misbruik uit het ontuchtig betasten van het geslachtsdeel of de borsten van die vrouwen.
Uit de stukken komt naar voren dat de slachtoffers in verband met psychosociale problemen door de verdachte werden behandeld door middel van masseren en magnetiseren. Van één van de slachtoffers wist de verdachte dat zij in het verleden ook seksueel was misbruikt. Zonder uitzondering hebben de slachtoffers verklaard dat zij gedurende de behandelingen de verdachte steeds meer gingen vertrouwen. Twee van de slachtoffers hebben zelfs verklaard dat zij de verdachte als tweede vader beschouwden. De verdachte heeft door zijn handelen niet alleen het vertrouwen dat de slachtoffers in hem stelden op grove wijze geschonden, maar hij heeft tevens een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Uit het onderzoek ter terechtzitting, met name uit de schriftelijke verklaringen, is naar voren gekomen dat de slachtoffers nog dagelijks te kampen hebben met de psychische gevolgen van het handelen van verdachte.
E. Verdachte gerelateerde factoren
De verdachte heeft tijdens het onderzoek door de politie en ook tijdens het onderzoek op de terechtzitting nauwelijks blijk gegeven van enig inzicht in de ernst van de door hem gepleegde feiten. Verdachte heeft aangegeven dat zijn handelingen moesten worden gezien als onderdeel van de behandeling. In een ander geval heeft de verdachte aangegeven dat hij handelingen heeft gepleegd die niet waren toegestaan binnen het vak van masseur/magnetiseur. Naar het oordeel van de rechtbank strekten de seksuele handelingen door de verdachte bij de slachtoffers er slechts toe om op dat moment zijn eigen seksuele behoeften te bevredigen.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verdachte het huis is uitgezet en dat daardoor de kwaliteit van leven voor hem in negatieve zin is veranderd, het gevolg is van zijn eigen handelen.
De aard en de ernst van bovengenoemde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft aangevoerd dat er een onderzoek dient te geschieden naar de detentiegeschiktheid van verdachte. De rechtbank acht dit verzoek onvoldoende onderbouwd en zal dit onderzoek niet gelasten.
9. Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak, door tussenkomst van de gemachtigde raadsvrouw mr. A. Koopsen, bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1000,00 als voorschot op de immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder feit 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering in billijkheid tot het gevorderde bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak, door tussenkomst van de gemachtigde raadsvrouw mr. A. Koopsen, bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1000,00 als voorschot op de immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder feit 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering in billijkheid tot het gevorderde bedrag worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 3], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak, door tussenkomst van de gemachtigde raadsvrouw mr. A. Koopsen, bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1000,00 als voorschot op de immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 3 is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 5], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak, door tussenkomst van de gemachtigde raadsvrouw mr. J.W.E. Groot, bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1771,54 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover die het voorschot op de immateriële schade, de kosten voor de medische verklaring, een deel van de schade door opgenomen verlofuren (in redelijkheid vastgesteld op €250,00), de reiskosten en een deel van de telefoonkosten (in redelijkheid vastgesteld op €25,00) betreft, van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder feit 5 primair bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 940,86, kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen, waarbij de vergoeding van immateriële schade in billijkheid wordt vastgesteld.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. In het bijzonder valt niet eenvoudig vast te stellen of er rechtstreeks verband bestaat tussen de post “rechtsbijstand bij procedure R.C.” en het bewezen verklaarde strafbare feit.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 6], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1117,89 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 6 primair en subsidiair is tenlastegelegd, kan de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat tenlastegelegde feit, worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
10. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair, 2 primair en 5 primair bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 242, 246 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. Beslissing
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 3 en 6 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde onder 1 primair, 2 primair, 4 primair en 5 primair, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
¦Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
¦Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1000,00 (éénduizend euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van
€ 1000,00 (éénduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
¦Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1000,00 (éénduizend euro) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 1000,00 (éénduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
¦Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 940,86 (negenhonderd veertig euro en zesentachtig eurocent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam slachtoffer 5] te betalen een som geld ten bedrage van € 940,86 (negenhonderd veertig euro en zesentachtig eurocent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
¦ Verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet ontvankelijk in haar vordering.
¦ Verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 6] niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
Mr. J. Westdorp, voorzitter,
Mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg en mr. A.E. Merkus, rechters,
in tegenwoordigheid van G.A.M. Delis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2008.