ECLI:NL:RBALK:2008:BG7401

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.704969-07
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrift door opmaken en indienen van valse facturen en nota's

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte heeft gedurende een lange periode valse facturen en nota's opgemaakt en ingediend bij zijn werkgevers, waarbij hij zijn eigen bankrekeningnummer heeft vermeld. Dit heeft geleid tot een financieel voordeel van meer dan driehonderdduizend euro voor de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 januari 1999 tot en met 17 februari 2003 en van 17 februari 2005 tot en met 19 oktober 2006 meermalen valse rekeningen en nota's heeft opgemaakt, met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat deze buiten de tenlastegelegde periode vielen of niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, en heeft geadviseerd om de verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een schadevergoeding van € 16.750 aan de benadeelde partij, [naam bedrijf 4]. De rechtbank heeft ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.704969-07
Datum uitspraak : 17 december 2008
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
[woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2008.
1. TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is, nadat ten aanzien van feit 1 een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 januari 1999 t/m 17 februari 2003 te [plaatsnaam], gemeente Wester-Koggenland en/of in de gemeente Purmerend, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) rekening(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk (een) gefingeerde rekening(en), met het rekeningnummer
- [rekeningnummer 1], althans [rekeningnummer] en/of
- [rekeningnummer 2], althans [rekeningnummer] en/of
- [rekeningnummer 3], althans [rekeningnummer] en/of
- [rekeningnummer 4], althans [rekeningnummer] en/of
- [rekeningnummer 5], althans [rekeningnummer] en/of
- [rekeningnummer 6], althans [rekeningnummer]
gedateerd
- 14 januari 2003 en/of
- 17 februari 2003,
opgemaakt als zijnde afkomstig van [naam bedrijf 1] en/of ondertekend met [naam 1], algemeen direkteur en/of op die rekening(en) gefingeerde werkzaamheden opgevoerd en/of (die aldus opgemaakte) rekening(en) getekend, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; 2.
hij in of omstreeks de periode van 17 februari 2005 t/m 19 oktober 2006 te [plaatsnaam], gemeente Wester-Koggenland en/of in de gemeente Alkmaar, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) nota('s), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk (een) gefingeerde nota('s) opgemaakt, te weten een nota met het rekeningnummer
- [rekeningnummer 7] en/of
- [rekeningnummer 8] en/of
- [rekeningnummer 9] en/of
- [rekeningnummer 10] en/of
- [rekeningnummer 11] en/of
- [rekeningnummer 12],
door (telkens) op die nota('s) de naam van een gefingeerd bedrijf [naam gefingeerd bedrijf] en/of een of meer gegeven(s) van een bestaand bedrijf [naam bedrijf 2] en/of zijn, verdachte's, rekeningnummer, en/of gefingeerde werkzaamheden te vermelden en/of die (aldus opgemaakte) nota('s) te tekenen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
2. VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
hij in de periode van 7 januari 1999 t/m 17 februari 2003 te [plaatsnaam], gemeente Wester-Koggenland, meermalen, telkens een rekening, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk een gefingeerde rekening, met het rekeningnummer
- [rekeningnummer 1] en
- [rekeningnummer 2] en
- [rekeningnummer 3] en
- [rekeningnummer 4] en
- [rekeningnummer 5],
opgemaakt als zijnde afkomstig van [naam bedrijf 1] en/of ondertekend met [naam 1], algemeen direkteur en/of op die rekening gefingeerde werkzaamheden opgevoerd en die aldus opgemaakte rekening getekend, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij in de periode van 17 februari 2005 t/m 19 oktober 2006 te [plaatsnaam], gemeente Wester-Koggenland en/of in de gemeente Alkmaar, meermalen, telkens een nota, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk een gefingeerde nota opgemaakt, te weten een nota met het rekeningnummer
- [rekeningnummer 7] en
- [rekeningnummer 8] en
- [rekeningnummer 9] en
- [rekeningnummer 10] en
- [rekeningnummer 11] en
- [rekeningnummer 12],
door telkens op die nota de naam van een gefingeerd bedrijf [naam gefingeerd bedrijf] en zijn, verdachtes rekeningnummer en gefingeerde werkzaamheden te vermelden en die aldus opgemaakte nota te tekenen, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 1. tenlastegelegde rekeningnummer [rekeningnummer 6] nu deze rekening is opgemaakt op 21 december 1998, welke datum buiten de tenlastegelegde periode valt.
Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1. tenlaste is gelegd waar het gaat om gefingeerde rekeningen gedateerd 14 januari 2003 en 17 februari 2003. Naar het oordeel van de rechtbank betreft het hier geen (gefingeerde) rekeningen. De brief van 14 januari 2003 betreft een verzoek om een voorschotbetaling en de brief van 17 februari 2003 ziet op een gemaakte herberekening ter zake de inzet van personeel.
4. BEWIJS
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
5. BEWIJSMIDDELEN
? De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 3 december 2008 afgelegd, voor zover zakelijk weergegeven inhoudende:
Ten aanzien van feit 1.
Ik heb in de periode van 7 januari 1999 tot en met 17 februari 2003 valse facturen opgemaakt bij [naam bedrijf 3], waar ik toen werkzaam was. Ik heb gegevens op de facturen gefingeerd. Ik heb op de facturen vermeld dat ze afkomstig waren van [naam bedrijf 1] en ik heb deze facturen vervolgens ondertekend met de naam [naam 1], algemeen directeur. Vervolgens heb ik mijn rekeningnummer op de facturen vermeld zodat de bedragen op mijn rekening gestort werden. Ik heb deze facturen opgemaakt op mijn computer thuis, in [woonplaats] (de rechtbank begrijpt: gemeente Wester-Koggenland).
Ten aanzien van feit 2.
Ik heb in de periode van 17 februari 2005 tot en met 19 oktober 2006 valse nota’s opgemaakt bij [naam bedrijf 4] te Alkmaar, waar ik toen werkzaam was. Ik weet niet meer of ik deze nota’s op mijn computer thuis (de rechtbank begrijpt: te [woonplaats], gemeente Wester-Koggenland) of op de computer van [naam bedrijf 4] te Alkmaar heb opgemaakt.
Ik heb deze valse nota’s opgemaakt door een gefingeerd bedrijf met de naam [naam gefingeerd bedrijf] als begunstigde op deze nota’s te vermelden en door vervolgens mijn eigen rekeningnummer te vermelden als de rekening waar het geld naar toe gestort moest worden. Ik heb vervolgens deze nota’s ondertekend zodat het geldbedrag op mijn rekening gestort zou worden.
Ten aanzien van feit 1.
? Het proces-verbaal met nummer [nummer proces-verbaal] van 16 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] (pagina 53 tot en met 55 van het dossier).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 maart 2007 tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van [naam 2]:
Ik ben gemachtigd tot het doen van aangifte. Ik ben werkzaam bij [naam bedrijf 3]. [naam verdachte], wonende te [woonplaats], was tot 31 oktober 2003 in dienst bij [naam bedrijf 3]. Uit ons financiële systeem is gebleken dat een bankrekeningnummer voor kwam met een naam van een crediteur, [naam bedrijf 1], die onbekend voor ons was. Uit ons archief bleek het om gefingeerde nota’s te gaan, onder naam van de heer [naam 1]. Met [naam bedrijf 1] zijn nooit transacties geweest. Het bedrag is overgemaakt naar de rekening van [naam verdachte], rekeningnummer [bankrekeningnummer]. Ik heb een kopie van alle nota’s bijgevoegd bij deze aangifte.
? Een geschrift, zijnde nota’s als bijlage behorende bij het proces-verbaal met
nummer [nummer proces-verbaal] van 16 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt
door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] (pagina’s 56
tot en met 61 van het dossier).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als nota’s van [naam bedrijf 1], met bankrekeningnummer [bankrekeningnummer ] de volgende notanummers, data en werkzaamheden:
[rekeningnummer 1], 13 juli 2000, ingezette uren, ondertekend door [naam 1], algemeen directeur,
[rekeningnummer 2], 13 juli 2000, voorschot, ondertekend door [naam 1], algemeen directeur,
[rekeningnummer 3], 19 april 2000, ingezette uren, ondertekend door [naam 1], algemeen directeur,
[rekeningnummer 4], 21 juli 1999,
[rekeningnummer 5], 18 mei 1999, ingezette uren, ondertekend door [naam 1], algemeen directeur.
Ten aanzien van feit 2.
? Het proces-verbaal met nummer [nummer proces-verbaal] van 14 maart 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] (pagina 12 tot en met 14 van het dossier).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 14 maart 2007 tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van [naam 3]:
Ik ben algemeen directeur van [naam bedrijf 4] te Alkmaar. Ik ben in deze hoedanigheid bevoegd tot het doen van aangifte. [naam verdachte] heeft in de periode dat hij bij [naam bedrijf 4] werkte meerdere porties geld overgemaakt naar [naam gefingeerd bedrijf], een door [naam verdachte] gefingeerd bedrijf. Als rekeningnummer van dit bedrijf gebruikte [naam verdachte] een rekening die op zijn eigen naam stond . Dit is bij de bank in gemeente Koggenland. [Naam verdachte] accordeerde dan die rekeningen namens [naam bedrijf 4] zodat ze door [naam bedrijf 4] betaald zouden worden. Hierop heb ik besloten een onderzoek te laten doen door [naam bedrijf 5]. Dit rapport zal bijgevoegd worden bij dit proces-verbaal van aangifte.
? Een geschrift, zijnde een rapport van [naam bedrijf 5] te Amsterdam, nummer [nummer], opgemaakt door [naam 4] op 27 april 2007 (pagina’s 20 tot en met 29 van het dossier).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van voornoemde [naam 4]:
Uit analyse van de uitgaande geldstroom van [naam bedrijf 4] is gebleken dat bedragen ten gunste van een bankrekening op naam van de heer [naam verdachte] zijn overgemaakt. Aan voornoemde betalingen liggen facturen ten grondslag van een organisatie genaamd [naam gefingeerd bedrijf]. De facturen geven aan dat prestaties geleverd zouden zijn door deze organisatie in verband met ondersteuning en advisering.
Het gaat om de volgende facturen met factuurdatum en factuurnummer:
? 17 februari 2005, [rekeningnummer 7];
? 15 juni 2005, [rekeningnummer 8];
? 23 november 2005, [rekeningnummer 9]
? 15 februari 2006, [rekeningnummer 10];
? 3 april 2006, [rekeningnummer 11];
? 24 augustus 2006, [rekeningnummer 12].
De genoemde geschriften zijn slechts gebezigd in verband met de inhoud van de overige genoemde bewijsmiddelen.
6. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op, telkens:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
7. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
De rechtbank heeft kennis genomen van het onderzoek omtrent de persoonlijkheid/geestvermogens van de verdachte, verricht door drs. H. Scharft, psycholoog, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het Pro Justitia rapport d.d. 2 juli 2008.
Dit rapport houdt, zakelijke weergegeven, onder meer het volgende in.
De verdachte is lijdende aan een persoonlijkheidsstoornis waarin alexithymie en het zich moeilijk kunnen begrenzen opvallen. Deze stoornis was aanwezig in de periode van de tenlastegelegde feiten. Ondanks dat de verdachte langdurig in behandeling is bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA), is nog onduidelijk welke intrapsychische motieven een rol hebben gespeeld. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat naast mogelijk een materieel motief, ook een intrapsychisch motief een rol heeft gespeeld. Daarnaast is zijn geweten wel rationeel, maar niet emotioneel ontwikkeld. Geadviseerd wordt daarom om veroordeelde de tenlastegelegde feiten in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van de psycholoog drs. H. Scharft en maakt deze tot de hare. Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. MOTIVERING VAN DE STRAFFEN.
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:
Verdachte heeft tijdens zijn werk op de financiële administratie bij zowel [naam bedrijf 3] als bij verpleeghuis [naam bedrijf 4], valse facturen opgemaakt, ondertekend en ingediend. Op deze valse facturen heeft verdachte zijn eigen rekeningnummer vermeld. Verdachte heeft er zo voor gezorgd dat er geldbedragen afkomstig van voornoemde instellingen op zijn privé rekening werden overgemaakt. Verdachte heeft dit gedaan gedurende een lange periode en zo zijn werkgevers voor aanzienlijke bedragen opgelicht en zichzelf voor ruim driehonderdduizend euro bevoordeeld. Verdachte heeft geen antwoord kunnen geven op de vraag wat er met dit geld is gebeurd, hetgeen voor de slachtoffers zeer onbevredigend is.
Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen het vertrouwen van zijn werkgevers ernstig geschonden, maar tevens inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in facturen moet kunnen worden gesteld. Voorts hebben de voornoemde instellingen enorme financiële schade geleden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 5 november 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het psychologisch rapport d.d. 2 juli 2008, opgemaakt door drs. H. Scharft, zoals
hiervoor onder 7 neergelegd.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 31 juli 2008 van L. van Poelgeest als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Hierin staat, zakelijk weergegeven, vermeld dat toezicht door de reclassering geïndiceerd is. Hoewel het Risc onderzoek aangeeft dat er sprake is van een laag recidiverisico, onderkent de reclassering dat de verdachte vooralsnog onvoldoende inzicht heeft in de factoren en omstandigheden die hebben geleid tot het delictgedrag. De verdachte is in behandeling bij de FPA. De reclassering acht het noodzakelijk dat de behandelresultaten van de verdachte worden gemonitord en dat zijn inspanningsverplichting gecontroleerd kan worden. Gelet op het voorgaande wordt de rechtbank geadviseerd om de verdachte onder andere een voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt voortzetting van het behandeltraject bij de FPA dan wel een hieruit voortvloeiende anderssoortige behandeling.
Met de inhoud van het rapport van de Reclassering Nederland kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt dit advies over.
Gelet op de ernst van de feiten is in beginsel een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden. De rechtbank zal de vrijheidsstraf, vanwege de persoon van de verdachte, geheel in voorwaardelijke vorm opleggen onder oplegging van de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarde. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.
9. BENADEELDE PARTIJ
De benadeelde partij [naam bedrijf 4], gevestigd te [plaatsnaam], [adres], heeft via haar bevoegde vertegenwoordiger [naam 3] voor de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 156.277,89, die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het tenlastegelegde feit.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank acht ten aanzien van post 3 uit de opgave van de benadeelde partij, te weten de post ‘[naam gefingeerd bedrijf] fraude nota’s’ een bedrag van € 16.750,-- toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente. Het overige gedeelte van post 3 van de vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank afwijzen, nu de civiele rechter over dit deel al inhoudelijk heeft beslist.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het overige gedeelte van de vordering (posten 1, 2 en 7) van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10. SCHADEVERGOEDING ALS MAATREGEL
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
11. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
12. BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van twee maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde
- dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt voortzetting van het behandeltraject bij de FPA (Forensisch Psychiatrische Afdeling) danwel een hieruit voortvloeiende anderssoortige behandeling.
Verstrekt aan de eerstgenoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren.
Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 60 (zestig) dagen.
Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam bedrijf 4] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 16.750,00 (zestienduizend zevenhonderdenvijftig euro), alsmede de wettelijke rente over dit bedrag vanaf heden als schadevergoeding
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Wijst de vordering voor zover die betrekking heeft op het overige deel van post 3 uit de opgave van de benadeelde partij, te weten een bedrag van € 117.000,00, af.
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in het resterende deel van de vordering, te weten de posten 1, 2 en 7.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam bedrijf 4] te betalen een som geld ten bedrage van
€ 16.750,00 (zestienduizend zevenhonderdenvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 113 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. Merkus, voorzitter,
mr. J. Westdorp en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van J. van Beek, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2008.