Sector civiel recht
ljs/lg
zaak- en rolnummer: 103877 / HA ZA 08-595
datum: 18 februari 2009
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Schenkeveld Advocaten N.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Alkmaar,
eiseres bij dagvaarding van 15 juli 2008,
advocaat mr. F.M. Wagener,
[NAAM GEDAAGDE],
handelende onder de naam "Quality Colour Company",
wonende te Egmond aan Zee,
gedaagde,
advocaat mr. A.A. Aartse Tuyn.
Partijen zullen verder worden genoemd "Schenkeveld" respectievelijk "[gedaagde]".
1. HET VERLOOP VAN HET GEDING
1.1 Schenkeveld heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding, waarbij producties zijn overgelegd.
1.2 [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord genomen, waarbij een productie is overgelegd.
1.3 Op 12 november 2008 heeft de rechtbank een in deze zaak tussen partijen gewezen vonnis uitgesproken. Ter uitvoering van dat vonnis heeft op 6 januari 2009 een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.4 Ten slotte is vonnis gevraagd. De datum van het vonnis is bepaald op 18 februari 2009. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast.
Tussen partijen staat het volgende vast:
a. Op 9 november 2007 heeft Schenkeveld na daartoe verkregen verlof d.d. 2 november 2007 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank conservatoir derdenbeslag gelegd onder [gedaagde] ten laste van P.M. [naam 1] (hierna: [naam 1]) en Custom Tattoo Supplies B.V. (hierna: Tattoo).
b. Door [gedaagde] is de buitenrechtelijke derdenverklaring aan de beslagleggend deurwaarder teruggezonden. Hierin verklaart [gedaagde], voorzover thans van belang:
"dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van de ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen."
De buitengerechtelijke verklaring is gedateerd 27 november 2007, ondertekend door [gedaagde] in zijn functie van directeur en ontvangen door de deurwaarder op 30 november 2007.
c. Bij brief van 18 december 2007 heeft Schenkeveld aan [gedaagde] meegedeeld het niet eens te zijn met deze verklaring en [gedaagde] verzocht de verklaring nader te onderbouwen.
d. [gedaagde] antwoordt in een brief van eveneens 18 december 2007 als volgt:
"Custom Tattoo Supplies is in de afgelopen jaren van een bedrijf met een behoorlijke omvang, gevestigd in een prachtig pand, tot in het begin van 2007 verworden tot een tattooshopje met een groothandel gedeelte. Op 2 april van dit jaar heb ik een deel van de voorraad en nog enkele roerende zaken overgenomen van de heer [naam 1] en deze ingebracht in mijn nieuwe eenmanszaak genaamd Quality Colour Company.
De onderlinge afspraak die ik met de heer [naam 1] heb gemaakt was dat ik onder bepaalde voorwaarden geldbedragen naar hem zou overmaken. Zoals u in de bijlagen kunt lezen is er van deze "bepaalde voorwaarden" vrijwel niets terecht gekomen en kan ik slechts hopen dat QCC dit jaar uit de kosten zal komen. Onder deze omstandigheden heb ik de mondelinge afspraak met de heer [naam 1] eenzijdig opgezegd."
e. Bij brief van 11 januari 2008 heeft Schenkeveld aan [gedaagde] meegedeeld de verklaring derdenbeslag nog steeds voor onjuist te houden.
f. Bij vonnis d.d. 14 april 2008 van de rechtbank Alkmaar, sector Kanton, locatie Hoorn (hierna: het vonnis van de kantonrechter) is de vordering van Schenkeveld tegen [naam 1] en Tattoo toegewezen tot een bedrag van [euro] 3.578,47, te vermeerderen met rente en kosten.
g. Het vonnis van de kantonrechter is op 6 mei 2008 betekend aan [naam 1] en Tattoo. Op diezelfde datum is het vonnis betekend aan [gedaagde].
3.1 Schenkeveld heeft gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.[gedaagde] veroordeelt om een bedrag van [euro] 7.595,-, te vermeerderen met de
wettelijke rente vanaf 5 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening te
betalen;
II.[gedaagde] veroordeelt een schriftelijke en door hem ondertekende verklaring af
te leggen, met inachtneming van hetgeen Schenkeveld in de dagvaarding heeft
gesteld, van hetgeen hij uit een reeds bestaande rechtsverhouding van Tattoo
zal verkrijgen en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding aan Tattoo zal
worden;
III.[gedaagde] veroordeelt nadat die verklaring door [gedaagde] zal zijn afgelegd en
door de rechtbank zal zijn bepaald hetgeen [gedaagde] onder zich heeft en/of aan
Tattoo verschuldigd is en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding van
Tattoo zal verkrijgen en/of verschuldigd zal worden tot het ter uitvoerlegging
af- en overdragen van zodanige gelden en/of goederen, voor zover deze het
totale bedrag dat Schenkeveld ingevolge het vonnis van de kantonrechter van
Tattoo te vorderen heeft, niet overtreffen,
in het geval de rechtbank de door [gedaagde] afgelegde buitengerechtelijke
verklaring ondanks de betwisting door Schenkeveld juist mocht achten, onder
aftrek van of tegen voldoening door Schenkeveld van de aan de zijde van
[gedaagde] gemaakte kosten tot het doen van de gerechtelijke verklaring en
in het geval de rechtbank de buitengerechtelijke verklaring van [gedaagde] onjuist mocht achten, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten, gepaard gaande met de verbetering van zijn verklaring;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, met bepaling dat bij niet betaling vanaf de veertiende dag na dagtekening, althans betekening van het te wijzen vonnis de wettelijke rente verschuldigd is tot de dag van betaling.
3.2 Schenkeveld heeft daaraan - verkort en zakelijk weergegeven - het navolgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft herhaaldelijk te kennen gegeven dat hij nog eens schuld bij Tattoo had openstaan. Dat komt niet overeen met zijn verklaring, die hij in het kader van het onder hem gelegde derdenbeslag heeft gedaan.
3.3 [gedaagde] heeft de vordering en de gronden daarvan gemotiveerd weersproken op gronden die hierna, voor zover van belang, aan de orde zullen komen.
4. DE BEOORDELING VAN HET GESCHIL
4.1 [gedaagde] heeft allereerst als verweer aangevoerd dat Schenkeveld niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij de eis in de hoofdzaak tegen Tattoo niet aan [gedaagde] heeft betekend. Ingevolge art. 721 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv.) levert dat de nietigheid van het beslag op.
Als reactie op dat verweer heeft Schenkeveld bij gelegenheid van de comparitie van partijen een exploot overlegd, waaruit blijkt dat de eis in de hoofdzaak is ingesteld door middel van dagvaarding van Tattoo op 28 november 2007. Dat is binnen de door de voorzieningenrechter bepaalde termijn van 28 dagen na het beslag op 9 november 2007, dus tijdig.
Tevens heeft Sechenkeveld een exploot overgellegd, waaruit blijkt dat deze dagvaarding op 28 november 2007 is betekend aan [gedaagde], nota bene aan hem in persoon.
Aan dit verweer van [gedaagde] gaat de rechtbank daarom voorbij.
4.2 [gedaagde] voert ook aan dat de vordering niet bij de sector civiel, maar bij de sector kanton had moeten worden aangebracht. Dat verweer faalt.
Volgens art. 477a lid 5 Rv. is de vordering waarop Schenkeveld zich verhaalt bepalend voor de (absolute) bevoegdheid. Dat is in dit geval de vordering die Tattoo volgens de stellingen van Schenkeveld heeft op [gedaagde]. Die vordering is, althans op dit moment nog, van onbepaalde waarde. Schenkeveld heeft de onderhavige vordering daarom terecht bij de sector civiel van de rechtbank Alkmaar ingesteld.
4.3 [gedaagde] voert voorts ten aanzien van vordering I. het verweer dat er van een betalingsverplichting van hem jegens Schenkeveld geen sprake kan zijn en al helemaal niet van een bedrag van [euro] 7.595,-. Ter zitting heeft Schenkeveld erkend dat een grondslag voor die vordering ontbreekt.
Vordering I. is dan ook niet toewijsbaar.
4.4 De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de vordering van Schenkeveld tijdig is ingesteld. Uitgangspunt daarbij is dat het hier gaat om een tijdig afgelegde verklaring, waarvan de inhoud door de beslaglegger wordt betwist, zoals bedoeld in art. 477a lid 2 Rv.
[gedaagde] heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat een dergelijke vordering binnen twee maanden na de verklaring moet zijn ingesteld, in het onderhavige geval dus uiterlijk op 30 januari 2008, aangezien de verklaring op 30 november 2007 door de deurwaarder van Schenkeveld is ontvangen.
Dat standpunt deelt de rechtbank niet.
Weliswaar is de in art 477a lid 2 Rv. vermelde termijn "binnen twee maanden na zijn verklaring", maar het gaat hier om een conservatoir derdenbeslag. Daarop zijn de artikelen 718 tot en met 723 Rv. van toepassing.
Art. 722 Rv. bepaalt:
"De betekening aan de derde, in het eerste lid van artikel 704 voorgeschreven, dient te geschieden binnen één maand nadat ter zake van de hoofdvordering een executoriale titel is verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden."
Art. 723 Rv. luidt:
"De in artikel 477 bedoelde verplichting van de derde en de in artikel 477a bedoelde bevoegdheden van de executant gaan niet in voordat vier weken sedert de in het vorige artikel bedoelde betekening zijn verstreken."
Weliswaar staat het niet met zoveel woorden in art. 477a lid 2 Rv., maar een redelijke wetsuitleg brengt naar het oordeel van de rechtbank het volgende mee. Art. 723 Rv. moet zo worden gelezen, dat de termijn van twee maanden uit art. 477a lid 2 Rv. ingaat, vier weken na betekening van de executoriale titel aan de derde.
4.5 In het onderhavige geval betekent dat het volgende.
Het vonnis van de kantonrechter is op 14 april 2008 gewezen en uitvoerbaar bij voorraad. De betekening van dat vonnis heeft op 6 mei 2008 plaatsgevonden aan zowel de schuldenaar Tattoo als aan de derde, [gedaagde]. Op 6 mei 2008 is het conservatoir beslag daarmee ingevolge art. 704 lid 1 Rv. overgegaan in een executoriaal beslag. De bevoegdheid van Schenkeveld om de vordering van art. 477a lid 2 Rv. in te stellen, ontstaat ingevolge art. 723 Rv. vier weken na dinsdag 6 mei 2008. Dat houdt in dat de termijn van twee maanden om die vordering in te stellen op dinsdag 3 juni 2008 begint te lopen en op 3 augustus 2008 eindigt. Schenkeveld heeft de vordering op 15 juli 2008 ingesteld, dus tijdig.
4.6 Dan komt de rechtbank toe aan de inhoud van de zaak.
Schenkeveld heeft vordering II. onderbouwd door te verwijzen naar e-mail verkeer tussen [gedaagde] en Tattoo:
- e-mail 20-8-2007 van [naam 1] aan [gedaagde]:
"Ik heb even een paar vragen aangaande ons contract. (...) De afspraak was dat per 1 april 1080,22 overgemaakt zou worden en er een 1 malige betaling van 5 dk zou plaatsvinden. Er zijn inmiddels 5 maanden verstreken en ik heb slechts 2 maal een betaling van 1000 euro kunnen noteren."
- e-mail 22-9-2007 van [gedaagde] aan [naam 1]:
"al met al bevind ik mij niet in de positie om veel en vaak geld naar jou over te maken; ik ben bezig om naar een nieuwe situatie te komen en pas als er voor mijzelf ook wat ruimte ontstaat zal ik regelmatig kunnen betalen vrees ik."
- e-mail 9-11-2007 van [gedaagde] aan [naam 1]:
"vandaag is hier een deurwaarder binnengevallen die 'derdenbeslag' heeft gelegd op QCC voor een schuld van CTS aan Schenkeveld Advocaten. (...) Je begrijpt dat ik daarom voorlopig geen geld overmaak;"
Ter zitting heeft de raadsman van [gedaagde] erkend dat de afgelegde verklaring in deze vorm onjuist is. De verklaring dat er geen rechtsverhouding bestond, moet worden genuanceerd. Volgens de raadsman van [gedaagde] loopt er inmiddels een procedure van [naam 1]/Tattoo tegen [gedaagde], waarin betaling van [gedaagde] wordt gevorderd.
[gedaagde] wist dus ten tijde van het gelegde beslag dat er een rechtsverhouding met [naam 1] was. Uit de inlichtingen op de comparitie van partijen is gebleken dat het ging om de koop en levering van roerende zaken en mogelijk goodwill. Dat op het moment van het derdenbeslag onduidelijk was en op dit moment nog onduidelijk is of er in dat verband een betalingsverplichting van [gedaagde] aan Tattoo bestond of bestaat, doet er niet aan af dat [gedaagde] dat in de buitengerechtelijke verklaring had dienen aan te geven. Daarom is vordering II. door Schenkeveld als beslaglegger terecht ingesteld en toewijsbaar.
Hiermee zal de rechtbank rekening houden bij het bepalen van de verschuldigdheid van de proceskosten.
4.7 Hierbij merkt de rechtbank nog het volgende op.
Hoewel het vonnis van de kantonrechter ook tegen [naam 1] privé is gewezen en het derdenbeslag ook ten laste van [naam 1] is gelegd, spelen mogelijke vorderingen van [naam 1] op [gedaagde] kennelijk geen rol in de onderhavige procedure.
Ten aanzien van de door [gedaagde] af te leggen gerechtelijke verklaring geldt dat deze minimaal moet voldoen aan dezelfde eisen als een buitengerechtelijke verklaring (zie Hof Den Haag 16 april 1996, NJ 1998, 41).
4.8 Dat [gedaagde] nooit meer hoeft te voldoen aan Schenkeveld dan het bedrag van [euro] 4.000,- dat als begrote vordering in het verlof voor het beslag is vermeld, zoals [gedaagde] stelt, is onjuist. De vermelding van dat bedrag is bedoeld om de beslagschuldenaar in staat te stellen het beslag te voorkomen door dit bedrag aan de beslaglegger te voldoen of een gelegd beslag te doen opheffen door zekerheidstelling ter hoogte van dit bedrag (zie art. 705 lid 2 Rv.).
Overigens overweegt de rechtbank dat een afdracht die [gedaagde] in het kader van het gelegde derdenbeslag aan (de deurwaarder van) Schenkeveld doet, als gevolg van 477b lid 1 Rv. geldt als een betaling aan Tattoo. Met andere woorden, een eventuele schuld aan Tattoo wordt verminderd met een afdracht door [gedaagde] aan Schenkeveld.
Uiteraard hoeft [gedaagde] nooit meer af te dragen aan Schenkeveld, dan hij zelf aan Tattoo verschuldigd is. In geval van derdenbeslag wordt de derde-beslagene, zonder daartoe zelf aanleiding te geven, betrokken in een geding tussen de executant en de geëxecuteerde. De derde-beslagene mag als gevolg van het derdenbeslag niet in een slechtere positie komen dan waarin hij stond tegenover de geëxecuteerde. Een derde-beslagene zal in beginsel ook niet meer aan de executerende deurwaarder behoeven te voldoen, of ter beschikking te stellen, dan hij aan de geëxecuteerde schuldig was of aan deze diende af te geven (HR 30-11-2001, NJ 2002, 419)
4.9 Schenkeveld heeft de vorderingen onder II en III zo opgesteld, dat de rechtbank [gedaagde] eerst zal veroordelen tot het afleggen van een gerechtelijke verklaring. Daarna zal de rechtbank dienen te bepalen wat [gedaagde] aan Tattoo verschuldigd is. Vervolgens dient te worden beslist op de vordering tot afdracht door [gedaagde] van het door hem verschuldigde aan de deurwaarder van Schenkeveld. In dit vonnis kan daarom slechts vordering II. worden toegewezen en dienen de overige beslissingen te worden aangehouden.
wijst het onder I. gevorderde af;
veroordeelt [gedaagde] tot het afleggen van een gerechtelijke verklaring van hetgeen hij uit een op 9 november 2007 bestaande rechtsverhouding onder zich had of zal krijgen van Tattoo en wat hij op die datum uit kracht van een bestaande rechtsverhouding aan Tattoo verschuldigd was en/of zal worden;
verwijst deze zaak naar de rolzitting van woensdag 3 maart 2009 voor een akte aan de zijde van [gedaagde], waarin hij kan voldoen aan de veroordeling tot het afleggen van een gerechtelijke verklaring, waarna Schenkeveld daar in een antwoord-akte op kan reageren;
houdt de beslissingen voor het overige aan.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 februari 2009.