ECLI:NL:RBALK:2009:BH6278

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.810288-08
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ernstige seksuele misdrijven tegen minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 17 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige verdachte, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar voor ernstige misdrijven, waaronder de voortgezette handeling van wederrechtelijke vrijheidsberoving, verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een 13-jarig slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat zonder langdurige behandeling de kans op herhaling groot werd geacht. De feiten vonden plaats op 20 juni 2008, toen de verdachte het slachtoffer van haar fiets trok, haar in zijn auto dwong en haar vervolgens in zijn woning opsloot. Gedurende deze periode heeft hij het slachtoffer gedwongen tot verschillende seksuele handelingen. De rechtbank achtte de aangifte van het slachtoffer betrouwbaar, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafmaat. Naast de gevangenisstraf is de verdachte ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, gezien de ernstige recidivekans en de noodzaak voor behandeling. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft recht op schadevergoeding, die door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft ook bepaald dat een in beslag genomen breekmes verbeurd wordt verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.810288-08 (P)
Datum uitspraak : 17 maart 2009
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 3 maart 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.J. Kuiper, advocaat te Heerhugowaard, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair en feit 3 primair is toegelaten, ten laste gelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2008 te Midwoud en/of te Nibbixwoud, gemeente Medemblik en/of te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet
- die [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] bij hem, verdachte in de auto heeft getrokken, waarbij hij, verdachte een mes heeft getoond aan die [slachtoffer] en/of
- vervolgens die [slachtoffer] in die auto heeft vervoerd naar een woning waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] bleef vasthouden in die auto, en/of
- vervolgens die [slachtoffer] in de woning heeft gedwongen om in een kast te stappen en/of - de handen en voeten van die [slachtoffer] heeft vastgebonden met tape en/of ook de mond van die [slachtoffer] heeft afgeplakt met tape en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] heeft afgenomen, en/of
- die [slachtoffer] ongeveer anderhalf uur in die kast heeft laten zitten;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2008 te Midwoud, gemeente Medemblik, en/of te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, in elk geval in Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte
zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
het feit dat hij, verdachte, daarvoor die [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid had beroofd en/of beroofd heeft gehouden, waarbij hij verdachte
- die [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets had getrokken en/of
- die [slachtoffer] bij hem, verdachte in de auto had getrokken, waarbij hij, verdachte een mes had getoond aan die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] nadat zij schreeuwde in de auto had gezegd hiermee te stoppen en de woorden toevoegde “anders maak ik je dood” of woorden van gelijke dreigende aard of strekking
- vervolgens die [slachtoffer] in die auto had vervoerd naar een woning waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] bleef vasthouden in die auto, en/of
- vervolgens die [slachtoffer] in de woning had gedwongen om in een kast te stappen en/of
- de handen en voeten van die [slachtoffer] had vastgebonden met tape en/of ook de mond van die [slachtoffer] had afgeplakt met tape en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] had afgenomen, en/of
- die [slachtoffer] ongeveer anderhalf uur in die kast had laten zitten;
door welke bovenstaande omstandigheden bij die [slachtoffer] een dermate angstaanjagende situatie teweeg werd gebracht dat die [slachtoffer] werd gedwongen om bovenstaande handelingen te doen en/of te dulden;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2008 te Midwoud, gemeente Medemblik, en/of te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte
zijn, verdachtes, tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
zijn, verdachtes penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht;
3.
hij op of omstreeks 20 juni 2008 te Midwoud, gemeente Medemblik en/of te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het aftrekken van hem, verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het zoenen over het hele lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het met de penis van verdachte strijken langs/over de anus van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het feit dat hij verdachte, daarvoor die [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid had beroofd en/of beroofd heeft gehouden, waarbij hij verdachte
- die [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets had getrokken en/of
- die [slachtoffer] bij hem, verdachte in de auto had getrokken, waarbij hij, verdachte een mes had getoond aan die [slachtoffer] en/of
-die [slachtoffer] nadat zij schreeuwde in de auto had gezegd hiermee te stoppen en de woorden toevoegde “anders maak ik je dood”of woorden van gelijke dreigende aard of strekking
- vervolgens die [slachtoffer] in die auto had vervoerd naar een woning waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] bleef vasthouden in die auto, en/of
- vervolgens die [slachtoffer] in de woning had gedwongen om in een kast te stappen en/of
- de handen en voeten van die [slachtoffer] had vastgebonden met tape en/of ook de mond van die [slachtoffer] had afgeplakt met tape en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] had afgenomen, en/of
- die [slachtoffer] ongeveer anderhalf uur in die kast had laten zitten;
door welke bovenstaande omstandigheden bij die [slachtoffer] een dermate angstaanjagende situatie teweeg werd gebracht dat die [slachtoffer] werd gedwongen om bovenstaande handelingen te doen en/of te dulden;
Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2008 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland,, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het aftrekken van hem, verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het zoenen over het hele lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het met de penis van verdachte strijken langs/over de anus van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer].
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastgelegde. De officier van justitie heeft de bewezenverklaring grotendeels gebaseerd op de aangifte nu deze naar het oordeel van de officier betrouwbaar en consistent is gebleken. Meerdere details die aangeefster in haar verklaringen en aangifte heeft beschreven komen overeen met de resultaten van het onderzoek door de politie en met diverse getuigenverklaringen. De officier van justitie acht niet bewezen dat de verdachte bij het onder 1, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde een mes aan het slachtoffer zou hebben getoond. Voorts acht de officier van justitie niet bewezen dat verdachte de telefoon van het slachtoffer zou hebben afgenomen.
B. Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is, met de officier van justitie, van mening dat de feiten 1, 2 primair en 3 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met uitzondering van het onderdeel dat beschrijft dat verdachte hierbij een mes zou hebben getoond. De verdachte kan zich van de feiten niets herinneren, maar het bewijsmateriaal in het dossier is voldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
C. Beoordeling van de tenlastelegging.
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum], wordt op 20 juni 2008 omstreeks 9.45 uur op het fietspad in Midwoud van haar fiets getrokken door de bestuurder van een busje, naar later blijkt de verdachte. De verdachte trekt [slachtoffer] de auto in en grijpt haar bij haar arm vast zodat zij de auto niet kan verlaten. Als [slachtoffer] voorbijgangers ziet, begint zij te schreeuwen, hetgeen wordt opgemerkt door deze voorbijgangers. De verdachte zegt dat ze hiermee moet stoppen omdat hij haar anders dood maakt.
Verdachte rijdt met de auto richting Hoogkarspel. Daar moet [slachtoffer] haar handen voor haar ogen doen. Zij geeft hier gehoor aan, maar kan door een kiertje toch wat zien, zodat zij later in staat is een gedetailleerde omschrijving van de omgeving van de woning van verdachte te geven. Na ongeveer een half uur te hebben gereden, wordt [slachtoffer] rond 10.13 uur uit de auto getrokken en de woning van verdachte in [plaatsnaam] binnengebracht, hetgeen later ook door verbalisanten gezien is op de beelden die gemaakt zijn door een beveiligingscamera van een buurman van verdachte. In de woning mag [slachtoffer] haar ogen weer open doen. Verdachte plakt de mond van [slachtoffer] dicht met tape. Ook bindt hij haar handen en haar voeten met tape vast. Zij moet plaatsnemen in een kast. Verdachte draait de kastdeur op slot en hij laat haar daar ongeveer anderhalf uur opgesloten zitten. Bij later onderzoek in de woning van de verdachte wordt een afdruk van de linkerhand van [slachtoffer] in de kast aangetroffen, alsmede sporen van [slachtoffer] en van de verdachte op het gebruikte tape.
Rond 10.44 uur lukt het [slachtoffer] om vanuit de kast met haar mobiele telefoon 112 te bellen. Omdat ze vanwege de tape op haar mond niet kan praten, verbreekt de alarmcentrale de verbinding. Na ongeveer anderhalf tot twee uur haalt de verdachte [slachtoffer] uit de kast. Zij moet meelopen naar de slaapkamer. Verdachte haalt de tape van haar mond, haar polsen en haar voeten af. Later wordt vastgesteld dat [slachtoffer] daardoor rode tekenen van ontvelling op haar lichaam heeft. Vervolgens moet [slachtoffer] zich uitkleden. Ook verdachte kleedt zich uit. Verdachte heeft een tatoeage van een schorpioen op zijn schouder , die [slachtoffer] bij die gelegenheid heeft gezien. Op het bed begint de verdachte [slachtoffer] te tongzoenen in haar mond en te zoenen over haar hele lichaam. Vervolgens zegt de verdachte tegen [slachtoffer] dat zij hem moet aftrekken en pijpen. Als zij aangeeft dat zij niet precies weet wat dat betekent, zegt de verdachte dat zij zijn penis in haar mond moet doen en moet likken. [slachtoffer] trekt de verdachte af en doet de penis van de verdachte in haar mond. Sporen van het speeksel van de verdachte worden later ook op het lichaam en rond de boven- en onderlip van [slachtoffer] aangetroffen. Vervolgens doet de verdachte zijn vinger in de vagina van [slachtoffer]. Tevens moet [slachtoffer] op haar knieën op het bed gaan zitten. Daarna gaat de verdachte met zijn penis langs haar anus.
Als [slachtoffer] weer naar buiten mag, moet zij haar ogen dicht doen en nadat verdachte een stuk met haar mee is gelopen, rent hij weg. [slachtoffer] spreekt een voorbijganger aan die haar naar het station in Hoogkarspel brengt.
De inmiddels gealarmeerde politie probeert telefonisch contact te krijgen met [slachtoffer]. Eén van de betrokken opsporingsambtenaren belt [slachtoffer] om 13.55 uur op haar mobiele telefoon. [slachtoffer] vertelt wat er met haar is gebeurd en geeft een gedetailleerde beschrijving van de route die de auto heeft afgelegd, de woning waar zij is binnen geweest en de omgeving rond de woning. Op basis van deze gegevens komen verbalisanten terecht bij de woning aan [adres] te [woonplaats], waar verdachte blijkt te wonen.
De verdachte blijkt gebruik te maken van een bedrijfsauto Citroen Berlingo, [kenteken], met een vaal rode kleur. Hij is vanaf 20 juni 2008 niet meer op zijn werk verschenen. Deze auto wordt op 30 juni 2008 aangetroffen in de buurt van de woning van vrienden van verdachte. In de auto ligt een door de verdachte geschreven envelop met de tekst: “sorry maar hier kon ik niet mee leven”. De verdachte wordt vervolgens op het adres van deze vrienden aangetroffen en aangehouden. Hij weet zich van de periode 20 juni 2008 tot en met 25 juni 2008 niet veel meer herinneren. Hij weet nog wel dat hij op 20 juni 2008 een collega op het werk heeft afgezet, drugs is gaan halen in Hoorn en dat hij een cocktail met daarin vermoedelijk GHB tot zich heeft genomen. Van wat daarna is gebeurd weet verdachte zich niets meer te herinneren.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 primair en 3 primair heeft begaan. Niet bewezen kan worden dat de verdachte daarbij een mes zou hebben getoond en de telefoon van [slachtoffer] zou hebben afgenomen.
De rechtbank acht de aangifte betrouwbaar nu [slachtoffer] op verschillende tijdstippen verklaringen heeft afgelegd die consistent zijn gebleken. Ook wordt haar aangifte, zoals hierboven weergegeven, op belangrijke punten ondersteund door onder meer getuigenverklaringen, camerabeelden, DNA-sporen, dactyloscopische sporen en telefoongegevens.
D. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van feit 1:
hij op 20 juni 2008 te Midwoud, gemeente Medemblik en te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet
-die [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft getrokken en
-die [slachtoffer] bij hem, verdachte in de auto heeft getrokken en
-vervolgens die [slachtoffer] in die auto heeft vervoerd naar een woning waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] bleef vasthouden in die auto en
-vervolgens die [slachtoffer] in de woning heeft gedwongen om in een kast te stappen en
-de handen en voeten van die [slachtoffer] heeft vastgebonden met tape en ook de mond van die [slachtoffer] heeft afgeplakt met tape en
-die [slachtoffer] ongeveer anderhalf uur in die kast heeft laten zitten.
Ten aanzien van feit 2 primair:
hij op 20 juni 2008 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte
zijn, verdachte’s, tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en
zijn, verdachte’s, vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
zijn, verdachte’s, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht
en bestaande die feitelijkheden uit het feit dat hij, verdachte, daarvoor die [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid had beroofd en beroofd heeft gehouden, waarbij hij verdachte
-die [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets had getrokken en
-die [slachtoffer] bij hem, verdachte in de auto had getrokken en
-die [slachtoffer] nadat zij schreeuwde in de auto had gezegd hiermee te stoppen en de woorden toevoegde “anders maak ik je dood” of woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
-vervolgens die [slachtoffer] in die auto had vervoerd naar een woning waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] bleef vasthouden in die auto en
-vervolgens die [slachtoffer] in de woning had gedwongen om in een kast te stappen en
-de handen en voeten van die [slachtoffer] had vastgebonden met tape en ook de mond van die [slachtoffer] had afgeplakt met tape en
-die [slachtoffer] ongeveer anderhalf uur in die kast had laten zitten,
door welke bovenstaande omstandigheden bij die [slachtoffer] een dermate angstaanjagende situatie teweeg werd gebracht dat die [slachtoffer] werd gedwongen om bovenstaande handelingen te dulden.
Ten aanzien van feit 3 primair:
hij op 20 juni 2008 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, door feitelijkheden [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
-het aftrekken van hem, verdachte door die [slachtoffer] en
-het zoenen over het hele lichaam van die [slachtoffer] en
-het met de penis van verdachte strijken langs de anus van die [slachtoffer] en
-het betasten van de vagina van die [slachtoffer],
en bestaande die feitelijkheden uit het feit dat hij, verdachte, daarvoor die [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid had beroofd en beroofd heeft gehouden, waarbij hij, verdachte
-die [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets had getrokken en
-die [slachtoffer] bij hem, verdachte in de auto had getrokken en
-die [slachtoffer] nadat zij schreeuwde in de auto had gezegd hiermee te stoppen en de woorden toevoegde “anders maak ik je dood” of woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
-vervolgens die [slachtoffer] in die auto had vervoerd naar een woning waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer] bleef vasthouden in die auto en
-vervolgens die [slachtoffer] in de woning had gedwongen om in een kast te stappen en
-de handen en voeten van die [slachtoffer] had vastgebonden met tape en ook de mond van die [slachtoffer] had afgeplakt met tape en
-die [slachtoffer] ongeveer anderhalf uur in die kast had laten zitten,
door welke bovenstaande omstandigheden bij die [slachtoffer] een dermate angstaanjagende situatie teweeg werd gebracht dat die [slachtoffer] werd gedwongen om bovenstaande handelingen te doen of te dulden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
de voortgezette handeling van:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
en
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.
Ten aanzien van feit 2 primair:
verkrachting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3 primair:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Nadere overweging.
Ten aanzien van het eerste feit is de rechtbank van oordeel dat het tegen haar wil meenemen van het slachtoffer in de auto en haar vervolgens in een kast opsluiten, twee misdrijven oplevert, te weten het wederrechtelijk van de vrijheid beroven en het wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden. De rechtbank is echter van oordeel dat deze feiten in zodanig verband staan dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling nu er één ongeoorloofd wilsbesluit aan deze gedragingen ten grondslag ligt en het een doorlopende situatie betreft.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het onderzoek omtrent de persoon van de verdachte, verricht door W.C.B. Hoenink, psycholoog en door C.J. van Gestel, psychiater, waarvan de resultaten zijn neergelegd in de Pro Justitia rapporten d.d. 18 september 2008 respectievelijk 15 september 2008. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen beide deskundigen ter zitting van 3 maart 2009 hebben verklaard.
Genoemde deskundigen hebben geconstateerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten ernstige verslavingsproblematiek van cocaïne en alcohol, als ook van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen hebben geconcludeerd dat zowel deze persoonlijkheidsstoornis als de middelenafhankelijkheid aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten en de gedragskeuzes en gedragingen zoals tenlastegelegd, in die zin hebben beïnvloed dat er op dat moment sprake was van een zeer beperkte gewetensfunctie en impulscontrole. De verslaving en de persoonlijkheidsstoornis belemmerden verdachte beide in enige mate bij het maken van aanvaardbare gedragskeuzen. Derhalve concluderen de deskundigen dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de deskundigen en maakt deze conclusies tot de hare. Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. De oplegging van straf en maatregel
De eis van de officier
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, te weten oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en daarnaast terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de officier van justitie teruggave gevorderd van de inbeslaggenomen goederen onder 1 tot en met 39 en 41 tot en met 43 aan de verdachte, en teruggave van het inbeslaggenomen goed onder 40 aan [eigenaar van de auto].
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft de rechtbank verzocht de duur van de gevorderde gevangenisstraf te matigen zodat de verdachte eerder ter beschikking kan worden gesteld met bevel tot dwangverpleging van overheidswege.
Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsman verzocht deze vordering, gelet op de draagkracht van de verdachte, te matigen. Ten aanzien van het materiële deel van de vordering heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de vordering op dat punt voldoende is onderbouwd en toewijsbaar is.
Ten aanzien van het beslag kan de raadsman zich vinden in hetgeen de officier van justitie daarover heeft opgemerkt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten. Verdachte heeft een dertienjarig meisje, terwijl zij onderweg was naar school, van haar fiets getrokken, meegenomen naar zijn woning, lange tijd opgesloten in een kast en haar vervolgens gedwongen tot het plegen en dulden van diverse seksuele handelingen. Het slachtoffer heeft gedurende de autorit en de daarop volgende vrijheidsberoving in grote angst gezeten, onder meer omdat zij niet wist wat de verdachte met haar van plan was en hoe lang hij haar zou vast houden. Verdachte heeft haar verkracht. Hij heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong meisje. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Uit de slachtofferverklaring komt naar voren dat de strafbare feiten grote impact op het slachtoffer hebben en dat zij nog steeds ernstige gevolgen ondervindt van de gedragingen van verdachte. Zij is ontvoerd en opgesloten en heeft tegen haar wil seksuele handelingen moeten verrichten en ondergaan. Het is voor haar sindsdien onmogelijk om zich veilig te voelen wanneer zij alleen thuis is of alleen ergens naar toe moet. De kans is groot dat deze psychische gevolgen langere tijd zullen blijven bestaan en dat het slachtoffer hier ook op latere leeftijd, bij het aangaan van relaties, nog veel last van zal ondervinden. Ook voor haar ouders en familie is een en ander zeer ingrijpend en moeilijk te verwerken gebleken.
Tevens is van belang dat dergelijke gruwelijke en ingrijpende feiten in de directe omgeving van het slachtoffer en in de samenleving angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid veroorzaken.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, waarvoor oplegging van een langdurige vrijheidsstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de na te noemen duur rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte zoals die hiervoor onder 6 is vastgesteld.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 4 juli 2008, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van een wederrechtelijke vrijheidsberoving tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- de hiervoor onder 6 genoemde Pro Justitia rapporten.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 2 oktober 2008
van A. Wamsteeker als reclasseringswerkster verbonden aan Brijder Verslavingszorg.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen door de onder 6 genoemde deskundigen en mevrouw A. van Domburg van de Brijder Verslavingszorg ter terechtzitting van 3 maart 2009 naar voren is gebracht.
Uit de hiervoor genoemde rapportages, alsmede uit hetgeen ter terechtzitting door de deskundigen is verklaard, komt als advies naar voren dat de verdachte ter beschikking dient te worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De deskundigen zijn unaniem van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden onvoldoende waarborgen biedt. Zonder langdurige behandeling moet de kans op recidive groot geacht worden. De door verdachte verwoorde bereidwilligheid mee te werken aan een behandeltraject biedt onvoldoende basis voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden vanwege verdachte’s grote gedragscontrole in een beperkende setting en zijn neiging om behandelaars een rad voor ogen te draaien. Op grond van de veiligheid in de maatschappij is een intensieve behandeling in een setting met beperkte vrijheden noodzakelijk.
De rechtbank kan zich met het advies van de deskundigen verenigen. Daarbij heeft de rechtbank tevens laten meewegen dat de verdachte pas korte tijd, te weten vanaf 6 juni 2008, uit zijn detentie ten aanzien van een soortgelijk feit als het onder 1. ten laste gelegde was ontslagen en direct weer is gestart met het gebruik van verslavende middelen en het plegen van zeer ernstige strafbare feiten.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat, naast een langdurige vrijheidsstraf, de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege noodzakelijk is. Ook overigens is naar het oordeel van de rechtbank aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel voldaan: op grond van het onderzoek ter terechtzitting en voormelde rapportages is het de rechtbank gebleken dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen de terbeschikkingstelling van verdachte eist en de bewezenverklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
8. Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft, vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 10.706,60 wegens schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
De gemachtigde van de benadeelde, mr. E.M. Hoorenman, heeft de vordering op de terechtzitting toegelicht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 706,60 aan materiële schade en een thans in billijkheid vast te stellen bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade, kan de vordering tot een bedrag van € 8.206,60 worden toegewezen.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het resterende immateriële gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat dit deel van die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelde.
De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.
10. Beslag
De rechtbank is van oordeel, dat het onder 3 in beslaggenomen voorwerp, te weten, een breekmes dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is het volgende gebleken.
Het voorwerp is tot het begaan van het bewezen verklaarde bestemd en het voorwerp behoort toe aan de verdachte.
De rechtbank is van oordeel, dat de in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 1, 2, 4 tot en met 39 en 41 tot en met 43 dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. De rechtbank is van oordeel, dat het in beslag genomen voorwerp onder nummer 40 dient te worden teruggegeven aan [eigenaar van de auto].
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, dat deze personen als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 56, 57, 242, 246 en 282 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
12. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaren (zes jaren).
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast voorts de terbeschikkingstelling van de verdachte.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen breekmes onder nummer 3 .
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. een drinkglas;
2. ondergoed, een onderbroek, kleur zwart;
4. een snoer, Coaxial;
5. een muts, kleur zwart;
6. een kussensloop;
7. een kussensloop;
8. een dekbedhoes;
9. een onderlaken;
10. een plastic handschoen;
11. een houthakkersjas, merk Frost Line;
12. een paar sokken, kleur zwart, merk Kappa;
13. een t-shirt, kleur blauw, merk US Star;
14. een spijkerbroek, kleur blauw, merk Pall Mall;
15. een paar schoeisel, kleur zwart, merk Australian;
16. een halsketting, kleur goud;
17. een sleutelbos met 5 sleutels;
18. een rijbewijs, nr. [nummer];
19. een aansteker, kleur groen;
20. een zonnebril;
21. een horloge, merk Dunlop;
22. een papieren zakdoek;
23. een portemonnee, kleur bruin;
24. 0,35 eurocent;
25. een telefoonkaart Eurocity;
26. een tankpas, Marees nr. [nummer];
27. een identiteitsbewijs nr. [nummer];
28. een condoom, merk Durex;
29. een stuk papier, deelname pas penitentiair programma;
30. een stuk papier, kasbewijs woonstichting "het grootslag";
31. een stuk papier, transactiebon Postbank;
32. een visitekaart [naam] Bouwzaken;
33. een visitekaart Ford;
34. een visitekaart PI Midden-Holland [naam];
35. een visitekaart Terstek, [naam];
36. een bankpas, RABO Europas rek. nr. [nummer];
37. een deelnemerspas P.I. Centrum;
38. een pas AGIS klanten;
39. een pasfoto van een baby;
41. een stuk tape, plakband, kleur blauw;
42. ondergoed, een onderbroek, kleur blauw, merk J&C;
43. een stuk papier, transactiebon Rabobank.
Gelast de teruggave aan [eigenaar van de auto] van:
40. een personenauto [kenteken] Citroen Berlingo, kleur rood.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 8.206,60 (achtduizend tweehonderdzes euro en zestig cent) als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil.
Verklaart de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 8.206,60 (achtduizend tweehonderdzes euro en zestig cent), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 76 dagen (zesenzeventig dagen).
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Westdorp, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. A.E. Merkus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Beek, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 maart 2009.