RECHTBANK ALKMAAR
Sector Kanton
Zaaknr/rolnr.: 211705 CV EXPL 06-1577
Uitspraakdatum: 23 maart 2009
[naam]
verder te noemen [eiser]
en
[naam]
verder te noemen [eiseres]
gezamenlijk verder te noemen: [eisers]
beiden wonende te [adres]
eisers in conventie / verweerders in reconventie
gemachtigde: mr. M. Bonefaas
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
gedaagde in conventie / eiseres in reconventie
verder ook te noemen: Dexia
gemachtigde: mr. F.R.H. van der Leeuw
Het verdere verloop van de procedure
In conventie en in reconventie
Bij tussenvonnis van 30 juni 2008 is een comparitie van partijen gelast welke heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2008.
Vervolgens is namens Dexia op 26 november 2008 een akte met productie genomen.
Namens [eisers] is op 24 december 2008 een antwoordakte genomen.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.
Gronden van de beslissing
De kantonrechter verwijst naar en blijft bij hetgeen bij tussenvonnis van 30 juni 2008 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen.
1. Feiten en omstandigheden
1.1. In het tussenvonnis zijn, voor zover thans van belang, de volgende feiten vastgesteld:
a. Op of omstreeks 28 juni 1999 heeft [eiser] een effectenlease-overeenkomst ondertekend met Dexia (hierna: lease-overeenkomst I). Nadat de looptijd van lease-overeenkomst I was verstreken is deze op 26 juni 2002 verlengd voor een periode van 36 maanden.
b. Op of omstreeks 31 maart 2000 heeft [eiser] een tweede effectenlease-overeenkomst ondertekend met Dexia (hierna: lease-overeenkomst II). Nadat de looptijd van lease-overeenkomst II was verstreken is ook deze op 1 april 2003 voor een periode van 36 maanden verlengd.
c. Op of omstreeks 17 januari 2001 hebben [eiser] en [eiseres] samen een effectenlease-overeenkomst ondertekend met Dexia (hierna: lease-overeenkomst III).
d. Op 29 april 2003 heeft [eiser] het “Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod” (hierna: het Dexia Aanbod of het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod) ondertekend. Op dit Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Door ondertekening van dit formulier [ ] ga ik met Dexia Bank Nederland N.V. de Overeenkomst Dexia Aanbod aan. De volledige tekst van de Overeenkomst Dexia Aanbod als opgenomen bij de Juridische Documenten Dexia Aanbod moet, voor zoveel nodig, geacht worden volledig in dit aanmeldingsformulier te zijn ingelast en herhaald.
[ ]
Ondertekening
Indien u gehuwd bent of een geregistreerd partnerschap bent aangegeaan, vult u in het bovenste kader uw gegevens in en plaatst u daar uw handtekening; uw echtgeno(o)t(e)/geregistreerd partner vult zijn/haar gegevens in het onderste kader in en plaatst daar zijn/haar handtekening.
[ ]
Ondertekening echtgeno(o)t(en), geregistreerde partner of ouder(s)/wettelijke vertegenwoordiger(s):
Ik/wij ga(an) door (mede-)ondertekening van dit formulier de Overeenkomst Dexia Aanbod met Dexia Bank Nederland N.V. aan (zulks voor zover deze overeenkomst blijkens de bepalingen daarvan op mij/ons van toepassing is in mijn/onze hoedanigheid van echtgeno(o)t(e), geregistreerd partner of ouder(s)/wettelijke vertegenwoordiger(s), en verkla(a)r(en) deze overeenkomst ontvangen, gelezen en begrepen te hebben, met de bepalingen daarvan in te stemmen en Deelnemer voor zoveel nodig toestemming te verlenen voor het aangaan van de Overeenkomst Dexia Aanbod.”
e.De aanhef van de Overeenkomst Dexia Aanbod (waarnaar in het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod wordt verwezen) luidt als volgt:
“Overeenkomst Dexia Aanbod
Dexia Bank Nederland N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen “Dexia”
de cliënt die het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod heeft ondertekend, volledig heeft ingevuld en tijdig aan Dexia heeft retourneerd, hierna te noemen de “Deelnemer”
en, indien van toepassing en voor zover vereist,
de echtgeno(o)t(e), geregistreerde partner of wettelijk vertegenwoordigers(s) van Deelnemer, hierna zowel afzonderlijk als gezamenlijk “Betrokken Partij” te noemen.”
f. In de Overeenkomst Dexia Aanbod staat verder, voor zover hier van belang, het volgende:
“Artikel 1 Algemene Bepalingen
[ ]
Betrokken Partij: de echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner of de wettelijke vertegenwoordiger(s) van Deelnemer;
[ ]
DA-Effectenlease-overeenkomst: Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst; de effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor het Dexia Aanbod geldt [ ]
[ ]
NDA-Effectenlease-overeenkomst: Niet Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de (eventuele) effectenlease-overeenkomsten tussen Deelnemer en Dexia waarvoor de verruimde mogelijkheden van het Dexia Aanbod niet gelden [ ]
[ ]
Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht
Artkel 5.1 Verklaringen van Deelnemer
5.1.1. Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia [ ] gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
5.1.2. Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) en/of de NDA-Effectenlease-overeenkomst(en) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia [ ] gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) [ ].
[ ]
5.2.2. De Betrokken Partij verleent, voor zover rechtens vereist, Deelnemer toestemming voor het aangaan van deze overeenkomst.
[ ]
Artikel 6.2 Totstandkoming; Volledige Overeenkomst; Wijzging
6.2.1. Deze overeenkomst komt tot stand doordat Deelnemer en, voor zover van toepassing, Betrokken Partij het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod volledig ingevuld en ondertekend tijdig aan Dexia retourneert respectievelijk retourneren voor de datum als vermeld op het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod.
6.2.2. Dexia behoudt zich het recht voor om een Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod dat niet juist en/of onvolledig is ingevuld en/of is voorzien van doorhalingen en/of mededelingen van welke aard dan ook – anders dan de gegevens die daarop blijkens de invulinstructie door Deelnemer, en voor zover van toepassing, Betrokken Partij behoren te worden vermeld – als ongeldig te beschouwen. In dat geval zal tussen Dexia enerzijds en Deelnemer en, voor zover van toepassing, Betrokken Partij anderzijds in hun onderlinge verhouding gelden dat deze overeenkomst geacht wordt niet tot stand te zijn gekomen.”
g. Vervolgens zijn de voorwaarden van de in het Dexia Aanbod genoemde “Overeenkomst Dexia Aanbod” (hierna: de Overeenkomst Dexia Aanbod) toegepast op de verlenging van lease-overeenkomst I en ook op de verlenging van lease-overeenkomst II.
h. Nadat de looptijd van de verlenging was verstreken is lease-overeenkomst I, blijkens de op 27 juni 2005 opgemaakte eindafrekening, met een negatief resultaat geëindigd. Na het verstrijken van de looptijd van de verlenging van lease-overeenkomst II is deze geëindigd met een, blijkens de op 30 maart 2006 opgemaakte eindafrekening, positief resultaat.
i. [eiser] was ten tijde van het aangaan van de hiervoor genoemde lease-overeenkomsten en van de Overeenkomst Dexia Aanbod gehuwd met [eiseres].
j. Bij brief van 26 januari 2006 aan Dexia heeft de gemachtigde van [eisers], namens hen onder meer op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 Burgerlijk Wetboek (BW) de vernietiging ingeroepen van de door [eiser] gesloten effectenlease-overeenkomsten wegens het ontbreken van de schriftelijke toestemming van [eiseres]. Tevens schrijft de gemachtigde in deze brief:
“Tenslotte beroept cliënt zich op de vernietigbaarheid van het Dexia-aanbod nu cliënte, mevrouw S. van den Elsaker-Hooijer, het Dexia-Aanbod niet mede heeft ondertekend.”
In conventie
Voor de vorderingen van [eisers] in conventie verwijst de kantonrechter allereerst naar het tussenvonnis. Kort weergegeven vorderen [eisers] als volgt:
Primair
I de lease-overeenkomsten nietig te verklaren op grond van artikel 9 van Wet op het consumentenkrediet (Wck);
Subsidiair
II voor recht te verklaren dat de lease-overeenkomsten I en II door of namens [eiseres] bij brief van 26 januari 2006 rechtsgeldig zijn vernietigd, althans deze in rechte te vernietigen op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW;
Meer subsidiair
III voor recht te verklaren dat de lease-overeenkomsten bij brief van 26 januari 2006 door of namens [eisers] rechtsgeldig zijn vernietigd, althans deze in rechte te vernietigen op grond van dwaling;
Uiterst subsidiair
IV voor recht te verklaren dat de lease-overeenkomsten bij brief van 26 januari 2006 door of namens [eisers] zijn ontbonden, althans deze in rechte te ontbinden en Dexia op grond van onrechtmatige daad c.q. wanprestatie te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding aan [eisers];
In alle bovengenoemde gevallen
V de Overeenkomst Dexia Aanbod te vernietigen op grond van misbruik van omstandigheden, althans de bedingen terzake van het doen van afstand van rechten in die overeenkomst te vernietigen op grond van het feit dat deze bedingen onredelijk bezwarend zijn voor [eisers], althans de Overeenkomst Dexia Aanbod nietig te verklaren op grond van de Wck, althans de Overeenkomst Dexia Aanbod te vernietigen op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW, althans de Overeenkomst Dexia Aanbod te ontbinden op grond van het schenden van de zorgplicht door Dexia, althans voor recht te verklaren dat de Overeenkomst Dexia Aanbod is vernietigd op grond van artikel 6:229 BW, althans de gevolgen van de Overeenkomst Dexia Aanbod te beperken op grond van de redelijkheid en billijkheid;
VI Dexia te veroordelen tot terugbetaling van alle betalingen die [eisers] onverschuldigd aan Dexia hebben verricht;
VII Van de Elsaker c.s. financieel terug te brengen in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van elke afzonderlijke lease-overeenkomst;
VIII Dexia te veroordelen enige registratie bij het BKR te Tiel, die verband houdt met de lease-overeenkomsten, te (doen) verwijderen.
In reconventie
Kort weergegeven vordert Dexia in reconventie:
I ten aanzien van lease-overeenkomst I: [eiser] te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 949,97, te vermeerderen met rente;
II ten aanzien van lease-overeenkomst III: [eisers] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan haar van € 3.916,13, te vermeerderen met rente.
3.1. De kantonrechter zal eerst de vorderingen van [eisers] met betrekking tot de lease-overeenkomsten I en II in conventie bespreken, en vervolgens de vordering van Dexia in reconventie met betrekking tot lease-overeenkomst I. Ten slotte wordt ingegaan op de vorderingen in conventie en reconventie voor zover deze betrekking hebben op lease-overeenkomst III.
Lease-overeenkomsten I en II
Totstandkoming Overeenkomst Dexia Aanbod [eiser] – Dexia
Artikel 6.2.1. – opschortende voorwaarde of vormvereiste?
3.2. In het tussenvonnis is geconstateerd dat [eiseres] het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod niet heeft ondertekend. Vervolgens heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een toelichting te geven op de betekenis van het bepaalde in artikel 6.2.1. van de Overeenkomst Dexia Aanbod in het licht van het feit dat [eiseres] het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod niet heeft ondertekend. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt en hun standpunten ter comparitie en bij akte als volgt toegelicht.
3.3. Dexia stelt allereerst dat artikel 6.2.1. van de Overeenkomst Dexia Aanbod geen opschortende voorwaarde in de zin van artikel 6:22 BW bevat. Dit artikel 6.2.1. geeft slechts een voorschrift hoe de aanvaarding van het Dexia Aanbod kan geschieden. In beginsel kan een aanvaarding van een aanbod in elke vorm geschieden, maar de partij die het aanbod doet, mag de wijze waarop dat kan geschieden voorschrijven. Dexia wijst er in dat kader op dat artikel 6.2.1. een voorwaarde bevat die de totstandkoming van de Overeenkomst Dexia Aanbod betreft terwijl een opschortende voorwaarde in de zin van artikel 6:22 BW is opgenomen in een reeds bestaande overeenkomst en de werking van de daaruit voortvloeiende verbintenissen betreft. Noch in artikel 6.2.1. noch elders is bepaald dat de deelnemer, in casu [eiser], uitsluitend kan aanvaarden als de echtgenote, in casu [eiseres], dat ook doet.
3.4. Subsidiair stelt Dexia zich op het standpunt dat ook indien aangenomen zou moeten worden dat artikel 6.2.1. voorschrijft dat het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod ook door de echtgenote dient te worden ondertekend, het ontbreken van de handtekening van de echtgenote slechts tot gevolg heeft dat er sprake is van een onvolledig ingevuld formulier. Dit betekent evenwel niet dat op grond van artikel 6.2.2. die onvolledigheid de aanvaarding door [eiser] “nietig” doet zijn. Aan Dexia komt de discretionaire bevoegdheid toe om de aanvaarding van de overeenkomst van de hand te wijzen. Daarvan heeft Dexia geen gebruik gemaakt en dat zal zij ook niet doen. Meer subsidiair stelt Dexia dat het toezenden door [eiser] van het door hem ondertekende Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod te beschouwen is als (nieuw) aanbod aan Dexia dat door Dexia is aanvaard.
3.5. [eisers] stelt zich op het volgende standpunt. In de aanhef van de Overeenkomst Dexia Aanbod wordt expliciet aangegeven dat indien er een echtgenote is, deze dient mee te tekenen. Deze voorwaarde is een opschortende voorwaarde, waarbij de overeenkomst pas definitief werking krijgt – of volledig is – wanneer ook [eiseres] het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod ondertekent. Nu dit niet is gebeurd, heeft dit, aldus [eisers], tot gevolg dat de Overeenkomst Dexia Aanbod tussen [eiser] en Dexia niet tot stand is gekomen.
Indien en voor zover het bepaalde in artikel 6.2.1. van de Overeenkomst Dexia Aanbod geen opschortende voorwaarde in zin van artikel 6:22 BW is, dan is het in ieder geval een vormvoorschrift. De strekking van het vormvoorschrift is duidelijk: zonder ondertekening van het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod door de echtgenote komt er geen geldige overeenkomst tot stand. [eisers] verwijzen ter onderbouwing daarvan naar de laatste zin van artikel 6.2.2. van de Overeenkomst Dexia Aanbod waarin is bepaald dat de overeenkomst in het geval dat de handtekening van de echtgenote ontbreekt, geacht wordt niet tot stand te zijn gekomen. Indien een vormvoorschrift niet in acht wordt genomen leidt dit tot nietigheid van de overeenkomst. Voor zover er slechts sprake is van vernietigbaarheid van de overeenkomst, hebben [eisers] die vernietiging ingeroepen met de brief van 26 januari 2006. Anders dan Dexia stelt, kan ook [eiser] een beroep doen op artikel 6.2.2. nu niet is opgenomen dat dit uitsluitend aan Dexia is voorbehouden.
De stelling van Dexia dat het inzenden van het door [eiser] ondertekende Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod geldt als “nieuw” aanbod van [eiser] aan Dexia dat door haar is aanvaard, gaat niet op. [eiser] heeft geen nieuw aanbod gedaan en ook niet de wil gehad een dergelijk aanbod te doen. Ook stond het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod dit niet toe, gelet op het bepaalde in artikel 6.2.2.
3.6. De kantonrechter oordeelt hieromtrent als volgt. Dexia heeft aan de totstandkoming van de Overeenkomst Dexia Aanbod (zowel in het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod als in artikel 6.2.1. van de Overeenkomst Dexia Aanbod) de voorwaarde gesteld dat de “Betrokken Partij” mee dient te tekenen. De kantonrechter ziet dit als een vormvoorschrift. In genoemd artikel 6.2.1. is bepaald dat de overeenkomst tot stand komt doordat “Deelnemer” en, voor zover van toepassing, ”Betrokken Partij” het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod volledig ingevuld en ondertekend tijdig aan Dexia retourneren. Een overeengekomen vormvoorschrift staat bij niet naleving daarvan in beginsel aan totstandkoming van de overeenkomst in de weg. Echter, onder meer uit gedragingen van partijen kan blijken dat partijen ervan uitgaan dat de overeenkomst wèl tot stand is gekomen. In dit kader geldt dat [eiser] een onvolledig ingevuld Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod aan Dexia heeft toegestuurd. Hij heeft bovendien ter zitting erkend dat hij [eiseres] het aanmeldingsformulier bewust niet heeft laten meetekenen. Dexia heeft vervolgens dit “onvolledige” Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod geaccepteerd en uitvoering gegeven aan de Overeenkomst Dexia Aanbod. [eiser] heeft daaruit niet anders kunnen afleiden dan dat Dexia het aldus door [eiser] gedane gewijzigde aanbod accepteerde mede gelet op het feit dat Dexia zich in artikel 6.2.2. het recht had voorbehouden om een onvolledig of onjuist ingevuld aanmeldingsformulier niet te accepteren. Dexia mocht vervolgens aan het feit dat ook [eiser] de Overeenkomst Dexia Aanbod gestand deed het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de overeenkomst tot stand was gekomen.
3.7. Vervolgens dienen ook de overige door [eiser] aangevoerde argumenten met betrekking tot de totstandkoming van de Overeenkomst Dexia Aanbod te worden besproken.
Misbruik van omstandigheden
3.8. [eiser] stelt dat bij het ondertekenen van het Dexia Aanbod sprake is geweest van misbruik van omstandigheden. Daartoe voert hij aan dat Dexia, ondanks een kennisvoorsprong, hem niet heeft geadviseerd juridisch advies in te winnen alvorens het Dexia Aanbod te ondertekenen. Ook stelt [eiser] dat hij het Dexia Aanbod heeft aanvaard onder dreiging van incassomaatregelen.
3.9. De door [eiser] genoemde omstandigheden zijn naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om te oordelen dat sprake is van misbruik van omstandigheden. Op Dexia rustte niet de plicht haar wederpartij expliciet te adviseren juridisch advies in te winnen alvorens het Dexia Aanbod te aanvaarden. Het enkele feit dat er sprake is van dreigende incasso van een vordering leidt niet tot het oordeel dat sprake is van een noodtoestand of een ander in art 3:44 BW bedoelde bijzondere omstandigheid, nog afgezien van de vraag of Dexia van het bestaan van een dergelijke noodtoestand aan de zijde van [eiser] op de hoogte was. Het beroep op misbruik van omstandigheden wordt derhalve verworpen.
Onredelijk bezwarend beding
3.10. [eiser] heeft voorts betoogd dat de Overeenkomst Dexia Aanbod, althans – naar de kantonrechter begrijpt – het beding neergelegd in artikel 5 van de Overeenkomst Dexia Aanbod waarin hij afstand doet van zekere rechten uit hoofde van of verband houdende met de door hem afgesloten lease-overeenkomsten, vernietigbaar is vanwege het onredelijk bezwarend karakter ervan. Een dergelijk beroep kan krachtens artikel 6:231 e.v. BW worden gedaan indien het gaat om algemene voorwaarden. Niet tot algemene voorwaarden behoren die bepalingen die de kern van de prestaties aangeven. In het voetspoor van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2006 (LJN: AY3780) en van het hof Amsterdam van 14 oktober 2008 (LJN: BF 8807) overweegt de kantonrechter dat het beding waarin [eiser] afstand doet van zijn rechten is te beschouwen als een bepaling waarin de kern van de zijnerzijds te verrichten prestaties wordt aangegeven. Het beroep op het onredelijk bezwarend karakter ervan kan derhalve niet slagen.
Voortbouwende overeenkomst
3.11. [eiser] heeft zich er verder op beroepen dat de Overeenkomst Dexia Aanbod is te beschouwen als een voortbouwende overeenkomst, welke op grond van artikel 6:229 BW vernietigbaar is wegens (ver)nietig(baar)heid van de onderliggende lease-overeenkomsten waarop de Overeenkomst Dexia Aanbod betrekking heeft. [eiser] stelt voorts te hebben gedwaald over hetgeen partijen als zeker en onbetwist aan de Overeenkomst Dexia Aanbod ten grondslag hebben gelegd, omdat hij bij ondertekening van het Dexia Aanbod namelijk niet wist dat hij een beroep kon doen op de nietigheid van de door hem gesloten lease-overeenkomsten op grond van de Wck en hij evenmin wist dat [eiseres] de door hem gesloten lease-overeenkomsten kon vernietigen wegens het ontbreken van haar toestemming.
3.12. De kantonrechter overweegt dienaangaande als volgt. De Overeenkomst Dexia Aanbod dient te worden gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW. In een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan. De Overeenkomst Dexia Aanbod voldoet aan de vereisten van artikel 7:900 BW. Bij een vaststellingsovereenkomst als de Overeenkomst Dexia Aanbod dient artikel 6:229 BW terughoudend te worden toegepast. Indien partijen in het onzekere verkeren omtrent de vraag of en in hoeverre bepaalde feiten of omstandigheden voor hun rechtsverhouding van betekenis zijn en zij ter voorkoming van een rechtsgeding aangaande die vraag een overeenkomst als de onderhavige sluiten, waarbij hun rechtsverhouding nader wordt geregeld en bindend vastgesteld, is daarmee niet verenigbaar dat na het sluiten van die vaststellingsovereenkomst eventueel mogelijk gebleken juridische acties die vaststellingsovereenkomst haar kracht ontnemen (vgl. HR 15 november 1985, LJN: AC4400). Dit brengt met zich dat de gestelde nietigheid van de lease-overeenkomsten wegens mogelijke strijd met de Wck en/of de mogelijke vernietigbaarheid van de lease-overeenkomsten op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW, dan wel de vernietigbaarheid van de Overeenkomst Dexia Aanbod wegens dwaling (in zoverre) ten aanzien van [eiser] niet aan de orde behoeven te komen.
Dwaling
3.13. Overigens acht de kantonrechter het beroep van [eiser] op dwaling met betrekking tot de Overeenkomst Dexia Aanbod – in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan door Dexia – onvoldoende feitelijk en concreet onderbouwd. [eiser] heeft daartoe uitsluitend gesteld dat hij is afgegaan op de stellige mededelingen van Dexia omtrent zijn (volgens Dexia juridisch onhoudbare) positie. Dexia heeft deze stelling van [eiser] bij conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie evenwel gemotiveerd betwist. In het hoofdstuk “Juridische Positie Dexia” van de Toelichting op het Dexia Aanbod heeft Dexia, naar zij heeft gesteld, aangegeven dat zij meent een sterke positie te hebben, maar zij heeft daarbij tegelijkertijd aangegeven dat andere partijen een andere visie daarover kunnen hebben. [eiser] is door haar dan ook niet op het verkeerde been gezet, aldus Dexia. [eiser] heeft bij conclusie van dupliek in reconventie op dit verweer van Dexia niet meer gereageerd.
Afstand van recht
3.14. Om dezelfde reden als hierboven in rechtsoverweging 3.12. weergegeven, faalt de stelling van [eiser] dat, voor zover hij door het ondertekenen van het Dexia Aanbod afstand van recht heeft gedaan, dit geen betrekking zou kunnen hebben op rechten die op het moment van ondertekening nog niet kenbaar waren of nog niet door hem waren ingeroepen.
Schending zorgplicht / redelijkheid en billijkheid
3.15. Door [eiser] zijn geen, dan wel onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat Dexia bij de totstandkoming van de Overeenkomst Dexia Aanbod haar zorgplicht heeft geschonden. Dit verweer wordt derhalve gepasseerd. Ter onderbouwing van zijn stelling dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat de Overeenkomst Dexia Aanbod in stand zou blijven, heeft [eiser] slechts aangevoerd dat het onredelijk is om hem niet in staat te stellen zijn belangen in rechte te verdedigen. Om dezelfde reden als hierboven in rechtsoverweging 3.12. weergegeven, gaat de kantonrechter ook aan deze stelling voorbij.
Conclusie
3.16. Uit het voorgaande volgt dat de Overeenkomst Dexia Aanbod ten aanzien van [eiser] rechtsgeldig is tot stand gekomen. Het beroep van Dexia op afwijzing van de vordering van [eiser], waar zijn vordering lease-overeenkomsten I en II betreft, slaagt derhalve in zoverre.
Beroep op vernietiging Overeenkomst Dexia Aanbod door [eiseres]
3.17. Allereerst stelt [eiseres] dat de Overeenkomst Dexia Aanbod vernietigbaar is op
grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW omdat zij deze overeenkomst niet heeft mee getekend. Dexia stelt hier tegenover dat het aangaan van een vaststellingsovereenkomst ter zake van de afhandeling van een effectenlease-overeenkomst, zoals de Overeenkomst Dexia Aanbod, zelf niet het aangaan van een overeenkomst op afbetaling is. Voor het aangaan van een vaststellingsovereenkomst is dan ook geen (wettelijke) toestemming van de echtgenote vereist. Voorts wijst Dexia op artikel 5.2.2. van de Overeenkomst Dexia Aanbod. Dit artikel bepaalt dat de “Betrokken Partij”, voor zover rechtens vereist, toestemming verleent voor het aangaan van de Overeenkomst.
3.18.De kantonrechter oordeelt op dit punt als volgt. De Overeenkomst Dexia Aanbod dient te worden gekwalificeerd als een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 BW (zie hiervoor in rechtsoverweging 3.12). [eiser] en Dexia zijn met het sluiten van de Overeenkomst Dexia Aanbod overeengekomen op welke wijze zij lease-overeenkomsten I en II zullen afwikkelen. [eiser] heeft daartegenover afstand gedaan van zijn rechten uit hoofde van of verband houdende met die lease-overeenkomsten. Hiermee is beoogd een geschil over de afwikkeling van bedoelde lease-overeenkomsten te voorkomen. De Overeenkomst Dexia Aanbod is, gelet op de kwalificatie daarvan als zelfstandige vaststellingsovereenkomst, zelf geen overeenkomst van huurkoop of van koop op afbetaling. Artikel 1:88 BW is hierop niet van toepassing. De vordering van [eiseres] tot vernietiging van de Overeenkomst Dexia Aanbod op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW ligt dan ook voor afwijzing gereed.
Beroep [eiseres] op vernietiging lease-overeenkomsten I en II en de verlenging van deze overeenkomsten onder de voorwaarden van het Dexia Aanbod
3.19. Vervolgens heeft [eiseres] (subsidiair) een beroep gedaan op de (ver)nietig(baar)heid van de lease-overeenkomsten I en II op grond van artikel 1:88 juncto 1:89 BW. Lease-overeenkomst I is door [eiser] aangegaan op 28 juni 1999 en verlengd op 26 juni 2002 voor de duur van drie jaar. Met aanvaarding door [eiser] van het Dexia Aanbod op 29 april 2003 zijn de voorwaarden uit de Dexia Aanbod overeenkomst alsnog van toepassing verklaard op verlengde lease-overeenkomst I. Lease-overeenkomst II is door [eiser] aangegaan op 31 maart 2000 en door hem verlengd onder de voorwaarden van de Dexia Aanbod overeenkomst op 1 april 2003 ook weer met een looptijd van drie jaar. [eiseres] heeft geen (schriftelijke) toestemming heeft verleend aan [eiser] voor het aangaan van deze twee lease-overeenkomsten, noch voor de verlengingen daarvan. Zij heeft de lease-overeenkomsten en de verlengingen dan ook rechtsgeldig kunnen vernietigen. [eisers] stellen zich op het standpunt dat de in het kader van de Overeenkomst Dexia Aanbod verlengde lease-overeenkomsten een voorzetting/verlenging zijn van lease-overeenkomsten I en II, die op grond van het ontbreken van schriftelijk instemming van [eiseres] in ieder geval buitengerechtelijk vernietigd zijn bij de brief van 26 januari 2006. De verlengde overeenkomsten waarop de overeenkomst Dexia Aanbod van toepassing is, worden hierna ook wel DA-effectenlease-overeenkomsten I en II genoemd.
3.20. In het tussenvonnis is reeds overwogen dat [eiseres] niet aan de Overeenkomst Dexia Aanbod is gebonden, nu zij het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod niet heeft getekend. De door haar ingediende (subsidiaire) vordering dient derhalve nader aan de orde te komen. In dit verband merkt de kantonrechter nog op dat de aard van artikel 1:88 BW zich ertegen verzet dat de handelend echtgenoot door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst ter zake een overeenkomst waarop artikel 1:88 BW betrekking heeft het beroep op de vernietigbaarheid van die overeenkomst op grond van 1:89 BW van de andere echtgenoot onmogelijk maakt. Hiermee zou immers de aan artikel 1:88 BW ten grondslag liggende beschermingsgedachte worden ondergraven. Dit nog afgezien van het feit dat het beroep op de vernietigbaarheid op grond van artikel 1:89 BW slechts de niet-handelend echtgenoot toekomt en derhalve de handelend echtgenoot van dat recht geen afstand kan doen.
3.21. Naar het oordeel van de kantonrechter dienen ook de DA-effectenlease-overeenkomsten I en II te worden aangemerkt als huurkoop (en derhalve ook als koop op afbetaling) als bedoeld in artikel 7A:1576h BW (zie HR 28 maart 2008, LJN: BC2837 rov. 4.2. e.v.).
3.22. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de DA-effectenlease-overeenkomsten I en II ook schriftelijk te worden gegeven (zie HR 28 maart 2008, LJN: BC2837, meer in het bijzonder rov. 4.8.). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, heeft [eiseres] in beginsel de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
3.23. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Op Dexia rust de stelplicht en bewijslast ter zake het beroep op verjaring. Dexia heeft er daartoe op gewezen dat de betalingen voor beide overeenkomsten hebben plaatsgevonden vanaf een en/of-rekening die op naam van [eiser] en [eiseres] stond. Voorts stelt Dexia dat tussen Dexia en [eiseres] telefonisch contact is geweest op 22 april 2003 over de verlenging van lease-overeenkomst II en biedt hiervan zonodig schriftelijk bewijs aan. [eiseres] heeft dit telefoongesprek niet betwist. De kantonrechter houdt het ervoor dat [eiseres] in ieder geval op de hoogte was van DA-effectenlease-overeenkomst II met ingang van 22 april 2003. Omdat de verlengde overeenkomst impliceert dat er een onderliggende overeenkomst is volgt hieruit dat [eiseres] vanaf deze datum ook bekend was met lease-overeenkomst II. In de brief van de gemachtigde van 26 januari 2006 wordt de vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten ingeroepen. Ten aanzien van lease-overeenkomst II en de verlengde DA-effectenlease-overeenkomst II is dit beroep dus tijdig, nl. binnen drie jaar na bekendheid van [eiseres] met de lease-overeenkomst II en de DA-effectenlease-overeenkomst II. In de brief van 26 januari 2006 wordt weliswaar geen onderscheid gemaakt tussen de lease-overeenkomst II en DA-effectenlease-overeenkomst II echter nu deze overeenkomsten materieel grotendeels gelijk waren en ook eenzelfde contractnummer hielden had Dexia moeten begrijpen dat het beroep van [eiseres] voorzover vereist betrekking had op zowel de oorspronkelijke lease-overeenkomst II als DA-effectenlease-overeenkomst II.
3.24. Ten aanzien van lease-overeenkomst I en de verlenging in de vorm van DA-effectenlease-overeenkomst I geldt dat er door Dexia een beroep is gedaan op verjaring van het beroep op het bepaalde in artikel 1:88 BW door [eiseres] omdat de betalingen vanaf een en/of rekening zijn gedaan en [eiseres] dus uit hoofde daarvan op de hoogte was danwel kon zijn van het bestaan van lease-overeenkomst I. Voorts wijst Dexia erop dat het in de Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat overleg tussen echtelieden wordt gepleegd over het doen van investeringen van de aard en grootte van de onderhavige overeenkomsten.
3.25. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de arresten van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 27 november 2007 (LJN BC1140) en van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 28 oktober 2008 (LJN BG2704) en oordeelt in navolging van die arresten, anders dan in eerdere vergelijkbare gevallen, thans als volgt.
De kantonrechter acht de door Dexia genoemde omstandigheden niet zonder gewicht, maar onvoldoende om daaruit (voorshands) af te kunnen leiden dat [eiseres] reeds vanaf het moment van het afsluiten van de lease-overeenkomst I in juni 1999 danwel vanaf de verlenging van die overeenkomst in juni 2002, de afschrijvingen van de en/of rekening, had kunnen zien en alsdan bekend had moeten zijn met lease-overeenkomst I of met de verlenging van die overeenkomst. Ten aanzien van deze afschrijvingen geldt dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat [eiseres], ondanks het feit dat deze plaatsvonden van een gezamenlijke bankrekening daarvan geen kennis droeg. Nu Dexia zich op de verjaring van de vordering van [eiseres] beroept, rust op haar de last te bewijzen dat [eiseres] inderdaad al eerder van lease-overeenkomst I en/of DA- effectenlease-overeenkomst I op de hoogte was, en wel op een zodanig tijdstip dat de brief van 26 januari 2006 niet binnen drie jaar nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen aan haar ten dienste was komen te staan, door Dexia is ontvangen. Het verweer van Dexia levert immers een bevrijdend verweer op dat door haar bewezen moet worden. De kantonrechter zal Dexia hieromtrent in de gelegenheid stellen op dit punt nader bewijs te verstrekken.
Beroep [eiser] op vernietiging bij wijze van verweer
3.26. Ten slotte hebben [eisers] in reconventie met een beroep op artikel 3:51 lid 3 BW bij wijze van verweer de vernietiging van lease-overeenkomsten I en II ingeroepen. Artikel 3:51 lid 2 BW bepaalt dat de rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling wordt ingesteld tegen hen die partij bij de rechtshandeling zijn. Artikel 3:51 lid 3 BW bepaalt vervolgens dat een beroep in rechte op een vernietigingsgrond te allen tijde kan worden gedaan ter afwering van een op de rechtshandeling steunende vordering. Uit de bewoordingen van dit artikel volgt reeds dat dit verwerend beroep slechts toekomt aan degene die partij is bij de rechtshandeling en tot nakoming van zijn verplichtingen uit die rechtshandeling wordt aangesproken, zijnde [eiser]. Aan [eiseres] komt een beroep op deze bepaling derhalve niet toe. Nu de in artikel 1:89 BW gegeven vernietigingsgrond alleen toekomt aan de niet bij de totstandkoming van de overeenkomst betrokken echtgenoot, [eiseres], juist omdat zij geen partij is bij de rechtshandeling, dient naar het oordeel van de kantonrechter het beroep dat [eiser] zelf doet op artikel 3:51 lid 3 BW te falen (vgl. Hof Den Bosch 27 november 2007, LJN: BC1140).
Conclusie
3.27. Gezien het vorenstaande ligt de subsidiaire vordering in conventie ten aanzien van lease-overeenkomst II en dus ook ten aanzien van de verlenging in de vorm van DA-effectenlease-overeenkomst II voor toewijzing gereed. Ten aanzien van lease-overeenkomst I en DA-effectenlease-overeenkomst I zal Dexia in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte nader uit te laten. Deze zaak zal hiervoor naar de rol worden verwezen.
In conventie en reconventie
3.28. Ten aanzien van lease-overeenkomst III vordert [eisers] vernietiging danwel ontbinding op de gronden als hierboven kort weergegeven.
3.29. Dexia heeft ook ten aanzien van deze overeenkomst erop gewezen dat het beroep van [eiser] niet ontvankelijk is dan wel afgewezen moet worden nu door hem het Dexia Aanbod is aanvaard. De kantonrechter volgt Dexia op dit punt. Ten aanzien van [eiseres] geldt echter dat zij het Dexia Aanbod niet heeft mee getekend en zij derhalve de mogelijkheid heeft om in rechte deze overeenkomst voor te leggen.
3.30. Dexia heeft in twee andere effectenleasezaken die bij de rechtbank Amsterdam, sector kanton, aanhangig zijn (777535 DX EXPL 06-1005 en 776112 DX EXPL 06-700) verzocht om die twee zaken en ook de behandeling van de overige bij deze rechtbank aanhangige effectenleasezaken waarbij Dexia partij is, waaronder de onderhavige zaak, aan te houden, of in ieder geval aan te houden zodra die in staat van wijzen zijn, althans geen vonnissen uit te spreken die uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard.
3.31. Hieromtrent wordt, overeenkomstig de vonnissen van 25 november 2008 van de rechtbank Amsterdam, thans ambtshalve het volgende overwogen. Het is een reële verwachting dat de Hoge Raad binnen afzienbare tijd arrest zal wijzen in een effectenleasezaak waarin Dexia partij is. Op 13 februari 2009 is in de in cassatie aanhangige zaak een conclusie door het parket bij de Hoge Raad genomen. Het is reëel om te verwachten dat de uitspraak, gelet op de cassatiemiddelen en deze conclusie, een belangrijk houvast zal bieden voor de beslissing die genomen dient te worden in effectenleasezaken die bij de rechtbank Amsterdam aanhangig zijn. Dat de zaak bij de Hoge Raad niet een geschil betreft waarin het categoriemodel dat door deze rechtbank in haar vonnissen wordt toegepast rechtstreeks aan de orde is, maakt dit niet anders. De rechtsvragen die aan de orde zijn in de categoriemodel-vonnissen zijn immers ook aan de orde in het door Dexia ingestelde incidentele cassatieberoep. De inhoud van de uitspraak van de Hoge Raad is onzeker. Bij de beoordeling van het verzoek van Dexia dient een afweging gemaakt te worden van alle betrokken belangen, rekening houdend met de mogelijkheid dat de ene partij, maar ook de andere partij bij de Hoge Raad het gelijk aan haar zijde zal kunnen vinden.
3.32. Indien uit de uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat in effectenleasezaken niet op andere wijze hoeft te worden beslist dan de rechtbank tot nu toe heeft gedaan, heeft aanhouding van de aanhangige effectenleasezaken overeenkomstig het verzoek van Dexia tot gevolg dat partijen een aantal maanden langer op de beslissing van de rechtbank hebben moeten wachten. De financiële gevolgen van die vertraging voor eisende partij worden evenwel, althans voor een belangrijk deel, gecompenseerd door vergoeding van de wettelijke rente over de periode die met de vertraging is gemoeid.
3.33. Tegenover het belang bij onverwijlde voortzetting van de procedure staat dat, indien uit de uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat door de rechtbank op andere wijze moet worden beslist dan dat tot nu toe is gedaan, toewijzing van het verzoek van Dexia tot gevolg heeft dat vermeden wordt dat de vonnissen die de rechtbank in de tussentijd heeft gewezen in hoger beroep vernietigd zullen worden. Gelet op het aantal vonnissen dat deze rechtbank per maand in effectenleasezaken heeft gewezen, betreft het een groot aantal procedures waaruit voor Dexia vanwege de uitgesproken uitvoerbaar bij voorraad verklaarde betalingsveroordelingen bovendien een restitutierisico voortvloeit. Dat restitutierisico kan weliswaar worden ondervangen door betalingsveroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar daarvoor is ook nodig dat tegen het vonnis hoger beroep wordt ingesteld. Met de procedures in hoger beroep zijn voor Dexia en de afnemers extra kosten gemoeid. Bovendien zijn in dat geval door Dexia en de afnemers zelf nodeloos (verdere) kosten gemaakt voor de procedure in eerste aanleg. Verder is van belang dat indien het verzoek van Dexia wordt toegewezen en uit de uitspraak van de Hoge Raad (ook) volgt dat bij beslissing van de effectenleasezaken acht geslagen dient te worden op meer of andere feiten of omstandigheden dan de rechtbank in haar vonnissen tot nu toe doet, het onderzoek daarnaar alsnog in eerste aanleg kan plaatsvinden en voor partijen geen feitelijke instantie verloren gaat.
3.34. Nu, anders dan voorheen het geval was, op aanvaardbaar korte termijn een beslissing van de Hoge Raad is te verwachten, dient bij afweging van de hiervoor weergegeven belangen het verzoek van Dexia naar het oordeel van de kantonrechter te worden toegewezen. Indien een der partijen desalniettemin meent dat er in haar zaak onderwerpen aan de orde zijn die thans niet aan de Hoge Raad zijn voorgelegd of waaromtrent de Hoge Raad in zijn arrest van 23 maart 2008 reeds een beslissing heeft gegeven, kan zij de rechtbank gemotiveerd verzoeken de behandeling van haar zaak in zoverre voort te zetten.
Voortzetting van de behandeling van de onderhavige procedure kan plaatsvinden indien sprake is van bijzondere, concrete omstandigheden die maken dat in deze zaak de afweging van de belangen anders dient uit te vallen en dat daarom met de (verdere) behandeling van de procedure niet gewacht kan worden op de uitspraak van de Hoge Raad. Een daartoe strekkend verzoek dient gemotiveerd en onderbouwd met stukken ter rolle te worden gedaan. De wederpartij zal in de gelegenheid worden gesteld daarop ter rolle (gemotiveerd) te reageren. De rechtbank zal vervolgens een beslissing op het verzoek nemen.
3.35. Ofschoon in juni 2009 een uitspraak van de Hoge Raad wordt verwacht, zal de onderhavige zaak voor zover deze betrekking heeft op effectenlease-overeenkomst III op grond van het bovenstaande om louter administratieve redenen worden verwezen naar de rol van 3 december 2009. Zodra de behandeling van de zaak kan worden hervat, zal zulks gebeuren.
3.36. Gelet op de samenhang in deze zaak zal de kantonrechter Dexia in gelegenheid stellen ten aanzien van lease-overeenkomst I en DA effectenlease-overeenkomst I nader bewijs te leveren als hiervoor geformuleerd onder r.o. 3.25. Gelet op de samenhang zal de beslissing ten aanzien van lease-overeenkomst II en DA-effectenlease-overeenkomst II worden aangehouden. Ten aanzien van lease-overeenkomst III zal om de redenen als bepaald in r.o. 3.31 ook die beslissing worden aangehouden.
Verwijst de zaak ten aanzien van lease-overeenkomst I en DA-effectenlease-overeenkomst I
naar de rol van maandag 27 april 2009 te 11:00 uur voor akte uitlating aan de zijde van Dexia.
In conventie en in reconventie
Houdt de behandeling ten aanzien van lease-overeenkomst II, DA-effectenlease-overeenkomst II en lease-overeenkomst III aan op de hiervoor vermelde gronden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S. Schoorl, kantonrechter en bijgestaan door de griffier in het openbaar uitgesproken door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter.
De griffier De kantonrechter