RECHTBANK ALKMAAR
Sector Bestuursrecht
Uitspraak van de meervoudige kamer
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiser,
gemachtigde mr. H.J. Weekers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Andijk,
verweerder.
Ontstaan en loop van de zaak
Eiser was werkzaam als [functie] bij het taakveld [naam taakveld] van de sector Grondgebiedzaken van de gemeente Andijk. Bij besluit van 3 juli 2007, bekend gemaakt bij brief van 2 augustus 2007, is de beschrijving van eisers functie met toepassing van de Regeling organieke functiewaardering 2006 opnieuw vastgesteld en is de functie gewaardeerd naar de peildatum 1 april 2006, met als waarderingsresultaat dat de functie onveranderd bleef ingedeeld in salarisschaal 9.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 12 september 2007 bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 29 januari 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft bij brief van 26 februari 2008 tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 8 januari 2009, waar eiser - daartoe ambtshalve opgeroepen - in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mevrouw mr. M. Rensen-van Wissen, gemachtigde, de heer D. Vrolijk, hoofd personeelszaken van verweerders gemeente, en de heer R. Scheltis, functiewaarderingsdeskundige.
1. Het bestreden besluit strekt zowel tot handhaving van de vastgestelde functiebeschrijving als tot handhaving van het daaraan verbonden functiewaarderingsresultaat. Het beroep richt zich tegen beide besluitonderdelen.
2. De eerste vraag die voorligt is of de functiebeschrijving de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Eiser heeft aangevoerd dat de functiebeschrijving in strijd met de procedureregeling tot stand is gekomen en dat zijn functie een indeling in Beleid A in plaats van in Beleid B rechtvaardigt.
3. Het door verweerder toegepaste functiewaarderingssysteem is vervat in de (procedure-) Regeling organieke functiewaardering 2006 (hierna: de procedureregeling) en het zogenaamde ODRP-systeem. Aan de procedureregeling valt het volgende te ontlenen: Ingevolge artikel 3 van de procedureregeling stelt het sectorhoofd een conceptfunctiebeschrijving op die wordt besproken met de direct leidinggevende en de betrokken ambtenaar. Na akkoord van het hoofd van dienst wordt de functiebeschrijving ter vaststelling voorgelegd aan verweerder. Nadat de functiebeschrijving is vastgesteld wordt met toepassing van artikel 6 van de procedureregeling door de waarderingscommissie een waarderingsadvies aan verweerder uitgebracht. Verweerder stelt vervolgens de functiewaardering en met behulp van de conversietabel het daarbij behorende functieniveau vast.
Ingevolge artikel 1 onder c. van de procedureregeling wordt onder functiebeschrijving verstaan: de beschrijving van een organieke/generieke functie die door één of meerdere ambtenaren kan worden vervuld. Wat onder een organieke functie of generieke functie moet worden verstaan is in de procedureregeling niet omschreven. Wel is bij het begrip organieke/generieke functie in artikel 1 onder b. vermeld dat organiek is het beschrijven van functies gebaseerd op de taakstelling/resultaatgebied van de organisatie en dat generiek is het beschrijven van functies op hoofdlijnen die voor een grotere groep medewerkers kan gelden.
Uit de toelichting bij de procedureregeling is af te leiden dat waar het gaat om het beschrijven van generieke functies daarbij is gedoeld op functiefamilies: functies die qua opleidingsniveau, ervaring en verantwoordelijkheid op elkaar lijken worden op dezelfde wijze, in heel algemene termen, beschreven. Voor de organisatie van de gemeente Andijk is gekozen voor 4 functiefamilies: Leiding, Beleid, Vaktechnisch/specialistisch en Administratief ondersteunend. Elk van deze families is weer onderverdeeld in een aantal niveaus (profielen). De toelichting vermeldt voorts dat ten behoeve van de herkenbaarheid ervoor is gekozen om naast de beschrijving van het desbetreffende functieprofiel een extra kopje “functiespecifiek” op te nemen.
4. Verweerders uitvoeringspraktijk laat zien dat er intern per functiefamilie functieprofielen zijn beschreven en - met toepassing van het ODRP-systeem - gewaardeerd. De functiefamilie Beleid is onderverdeeld in functieprofiel Beleid A en Beleid B met als waarderingsresultaat onderscheidenlijk score IV 13, schaal 10a, en score IV 10, schaal 9. Het kopje “functiespecifiek” is in dat kader noch beschreven noch in de waardering betrokken. Die betrokkenheid vindt eerst plaats wanneer de ambtenaar wordt geconfronteerd met de conceptfunctiebeschrijving, in welke fase aan het kopje “functie-specifiek” invulling is gegeven door aan de beschrijving van het gekozen functieprofiel een aantal voor de organieke functie herkenbare elementen toe te voegen. Voor het functiewaarderingsresultaat zijn die elementen evenwel niet van betekenis, aangezien met de keuze voor een bepaald functieprofiel de waardering reeds een gegeven is, gezien de in het profiel opgenomen beschrijving van de functie-inhoud en contacten in relatie tot het ODRP-systeem. Verweerder heeft dit ook beaamd.
5. De rechtbank stelt voorop dat (ook) volgens de onderhavige procedureregeling in het systeem van functiewaardering de functiebeschrijving de basis vormt. In de procedureregeling is het begrip functiebeschrijving echter niet eenduidig geformuleerd, in aanmerking genomen dat verwezen wordt naar de organieke/generieke functie en een definitie van deze combinatie ontbreekt.
De rechtbank begrijpt, gezien de toelichting op de procedureregeling en de uitvoeringspraktijk, de hier gehanteerde invulling van het begrip functiebeschrijving aldus dat het organieke aspect wordt beschreven in het kopje “functie-specifiek” en het generieke aspect overeenkomt met het gekozen functieprofiel.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is de wijze waarop de bestreden functiebeschrijving tot stand is gekomen in strijd met de procedureregeling. De procedureregeling schrijft immers voor dat, volgordelijk bezien, eerst de functiebeschrijving wordt opgesteld, besproken en vastgesteld, waarna op basis van de vastgestelde functiebeschrijving tot waardering wordt overgegaan. Met het opnemen in de functiebeschrijving van het - intern - reeds van een waardering voorziene functieprofiel Beleid B, wordt het functiewaarderingssysteem naar het oordeel van de rechtbank ontoelaatbaar doorkruist, nu met de keuze van het functieprofiel de waardering van de functie, ongeacht de organieke beschrijving ervan en het volgens de procedureregeling nog te doorlopen waarderingsproces, een feit is.
De bestreden functiebeschrijving kan dan ook niet in stand blijven. Hetgeen eiser overigens tegen de wijze waarop de functiebeschrijving tot stand is gekomen heeft aangevoerd, is een afgeleide van de door verweerder gekozen werkwijze, en kan hier derhalve buiten bespreking blijven.
7. Het komt de rechtbank voor dat verweerder met de introductie van de generieke functie(beschrijving), functiefamilies en functieprofielen in feite heeft beoogd een systeem van functie-ordening, vergelijkbaar met bijvoorbeeld het zogenaamde UFO-systeem, tot stand te brengen. Daarover stelt de rechtbank in de eerste plaats vast dat de onderhavige procedureregeling daarmee niet in lijn is. Daarbij komt dat volgens vaste jurisprudentie dan wel een schriftelijke vastlegging van de tot uitgangspunt genomen functie-inhoud voorhanden dient te zijn. Die vastlegging is niet alleen vereist met het oog op de zorgvuldigheid van de besluitvorming, maar ook om deze voor de betrokken ambtenaar inzichtelijk en voor de rechter toetsbaar te maken (CRvB 15 februari 2007, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder LJ-Nummer BA1494). Toegespitst op de onderhavige zaak stelt de rechtbank vast dat met de onder het kopje “functie-specifiek” opgenomen herkenbaarheidselementen op geen enkele wijze inzicht is geboden in het concrete samenstel van werkzaamheden dat eiser in de organisatorische setting moet verrichten. Zo heeft eiser gewezen op een aantal niveaubepalende taken (onder meer het budgethouderschap) waarvan door verweerder niet is bestreden dat deze tot de functie behoren maar welke in de functiebeschrijving niet zijn opgenomen. Ook heeft eiser een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Bij gebreke van een inzichtgevende en verifieerbare weergave van de desbetreffende door eiser genoemde functie en die van eiser is een reële beoordeling daarvan niet mogelijk.
8. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat de bestreden functiebeschrijving op een ondeugdelijke grondslag is gebaseerd en dus niet in stand kan blijven. Dit brengt met zich dat ook het op die functiebeschrijving gebaseerde functiewaarderingsresultaat niet in stand kan blijven. Het bestreden besluit komt dan ook in zijn geheel voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met het in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde motiveringsbeginsel.
9. Bij deze beslissing is er aanleiding verweerder te veroordelen in de proces¬kosten die eiser voor de behandeling van zijn beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,00 als kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hierbij heeft de rechtbank zowel voor het opstellen van het beroepschrift als voor het verschijnen ter zitting één punt toegekend en het gewicht van de zaak aangemerkt als gemiddeld.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen, met inachtne-ming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiser redelijkerwijs gemaakte proces-kosten ten bedrage van € 644,00;
- wijst de gemeente Andijk aan als de rechtspersoon die de proceskosten aan eiser moet vergoeden;
- bepaalt dat de gemeente Andijk aan eiser het griffierecht ten bedrage van € 143,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 16 februari 2009 door mr. M. Zijp, voorzitter, mr. A.E. van Montfrans-Wolters en mr. S.E. Reichert, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Damsteegt, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden – in elk geval de eisende partij – en verweerder hoger beroep instellen. Hoger beroep wordt ingesteld door binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een brief (beroepschrift) en een kopie van de uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.