ECLI:NL:RBALK:2009:BI3630
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Zijp
- L.J. Saarloos
- J.H. Gisolf
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
In deze zaak heeft verzoekster op 29 april 2009 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.H.A.C. Everaerts, de rechter in een civiele procedure met zaaknummer 109770 / KG ZA 09-135. De wraking is aangevraagd op basis van verschillende gronden die verzoekster heeft uiteengezet. De wrakingskamer heeft op 12 mei 2009 uitspraak gedaan over dit verzoek. Verzoekster heeft tijdens de zitting van de wrakingskamer op 7 mei 2009 haar verzoek toegelicht. Ze heeft drie hoofdgronden aangevoerd voor de wraking: ten eerste dat de rechter haar niet toestond om producties ter zitting over te leggen, terwijl de wederpartij dat wel mocht; ten tweede dat de rechter haar bruut onderbrak tijdens haar verweer, waardoor ze niet in staat was om zich volledig te verweren; en ten derde dat de rechter persoonlijke banden zou hebben met het advocatenkantoor van de wederpartij, wat zou wijzen op partijdigheid.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster zorgvuldig overwogen. Ten aanzien van de eerste grond heeft de wrakingskamer vastgesteld dat de rechter terecht heeft besloten om de producties van verzoekster niet toe te laten, omdat deze niet tijdig waren ingediend. Dit werd ondersteund door het rolreglement en de zittingsaantekeningen. De wrakingskamer concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter op dit punt.
Wat betreft de tweede grond, heeft de wrakingskamer opgemerkt dat het de taak van de rechter is om de procesorde te bewaken en dat de onderbrekingen niet duiden op partijdigheid. De wrakingskamer heeft ook vastgesteld dat er na de onderbreking nog een standpuntwisseling heeft plaatsgevonden, wat aantoont dat verzoekster de gelegenheid heeft gehad om haar standpunt naar voren te brengen.
Ten slotte heeft de wrakingskamer de derde grond verworpen, omdat verzoekster niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de veronderstelde persoonlijke banden tussen de rechter en de advocaat van de wederpartij. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter vooringenomen is. Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet.